Overslaan en naar de inhoud gaan

Welbevinden

Mentaal welbevinden, algemene levenstevredenheid, veerkracht en toekomstvisie zijn essentiële bouwstenen voor de levenskwaliteit van kinderen en jongeren. Bij het nagaan van deze zaken moet er aandacht zijn voor verschillende factoren, zoals leeftijd, gender, sociaaleconomische status, buitenlandse herkomst, handicap, en andere. De coronapandemie en vooral de maatregelen hadden een grote impact op het mentaal welbevinden van kinderen en jongeren. Kinderen moeten beschermd worden in een publieke gezondheidscrisis, niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Mentale gezondheid en psychosociale problemen zijn de hoofdoorzaken van slechte gezondheid en overlijden bij jongeren. De artikels uit het Kinderrechtenverdrag die hierop van toepassing zijn:

  • Artikel 3: Het belang van het kind
  • Artikel 17: Het recht op (passende) informatie bv. over mentaal welbevinden en psychologische hulp
  • Artikel 24: Het recht op gezondheid en gezondheidszorg, ook wat betreft mentaal welbevinden 

De indicatoren in dit thema vertellen ons iets meer over de situatie in Vlaanderen en Brussel met betrekking tot deze kinderrechten.

Percentage kinderen jonger dan 12 jaar dat tevreden is over het leven

We vroegen aan kinderen tussen 10 en 12 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Ik ben blij met mijn leven”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 10-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage kinderen dat aangeeft dat ze tevreden zijn met hun leven werd berekend door de antwoordcategorieën 8 tot en met 10 samen te nemen. In 2018 gaf 85,8% van de Vlaamse kinderen tussen 10 en 12 aan dat ze tevreden zijn over het leven.   

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze tevreden zijn over hun leven (10-12 jaar; %) 
 

10 

Ik ben blij met mijn leven (n=2144) 

0,6% 

0,6% 

0,7% 

1,0% 

0,9% 

2,2% 

3,0% 

5,2% 

10,2% 

19,6% 

56,0% 

Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen) 

 

De verschillen in het al dan niet aangeven dat men als kind tevreden is met zijn leven zijn statistisch significant naargelang het gender van de jongeren. Zo geven jongens het meest aan tevreden te zijn met hun leven (88,3%). Dit staat tegenover meisjes die het minst aangeven dat ze tevreden zijn met hun leven (83,3%). 

Ook naar leeftijd werden er statistisch significante verschillen gevonden tussen jongeren. Zo geven kinderen van 10 jaar (83,9%) minder vaak aan dat ze tevreden zijn met hun leven dan 12-jarigen (87,7%). 

Het verschil in tevredenheid over het leven is niet statistisch significant naargelang jongeren hun herkomst.   

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet tevreden zijn over het leven (10-12 jaar, in %) 
   

Is tevreden over het leven  

Is niet tevreden over het leven  

Gender
(Cramer’s V=0,072; p<0,001) 
Jongen (n=1059) 

88,3% 

11,7% 

Meisje (n=1040) 

83,3% 

16,7% 

Leeftijd
(Cramer’s V=0,055; p=0,011) 
10 jaar (n=1078) 

83,9% 

16,1% 

12 jaar (n=1066) 

87,7% 

12,3% 

Herkomst
(Cramer’s V=0,046; p=0,074) 
Belgisch (n=1789) 

88,0% 

12,0% 

Niet-Belgisch (n=581) 

80,4% 

19,6% 

Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen) 

Percentage jongeren dat zich deel voelt van de samenleving

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Ik voel me buitengesloten door de samenleving”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage jongeren dat aangeeft dat zich deel voelt van de samenleving werd berekend door de antwoordcategorieën ‘helemaal niet akkoord’ en ‘niet akkoord’ samen te nemen. In 2023 gaf 76,1% van de Vlaamse jongeren aan zich deel te voelen van de samenleving.  

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze zich deel voelen van de samenleving (12-17 jaar; %) 
 

Helemaal niet akkoord 

Niet akkoord 

Tussen beide 

Akkoord  

Helemaal akkoord 

Ik voel me buitengesloten door de samenleving (n=2291)

50,6%

25,5%

18,0%

4,3%

1,6%

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)  

 

De verschillen in het al dan niet zich deel voelen van de samenleving zijn statistisch significant naar gender. Jongens voelen zich het meest deel van de samenleving (79,9%). Meisjes (72,8%) en vooral personen met een non-binaire of andere genderidentiteit (60,0%) voelen zich minder deel van de samenleving.  

Jongeren met een handicap geven aan dat zij zich ook minder deel voelen van de samenleving. Er is een verschil van meer dan 25 procentpunten tussen jongeren met (52,2%) en jongeren zonder (77,6%) een handicap.  

Ook herkomst heeft een statistisch significant effect op het al dan niet zich deel voelen van de samenleving. Zo voelen Belgische jongeren (77,6%) zich meer deel van de samenleving dan zowel Europese als niet-Europese niet-Belgische jongeren (74,1%; 70,7%). 

Het verschil in het al dan niet zich deel voelen van de samenleving is niet statistisch significant naargelang de leeftijd van jongeren of naargelang ze in een grootstad wonen of niet.  

Tabel: Sociale verschillen in het al dan niet zich deel van de samenleving te voelen (12-17 jaar, in %) 
   

Deel voelen van de samenleving 

Geen deel voelen van de samenleving 

Gender
(Cramer’s V=0,093; p<0,001) 
Man/Jongen (n=1117) 

79,9% 

20,1% 

Vrouw/Meisje (n=1145) 

72,8% 

27,2% 

Non-binair en andere (n=30) 

60,0% 

40,0% 

Leeftijd
(Cramer’s V=0,026; p=0,449) 
12-13 jaar (n= 582) 

74,4% 

25,6% 

14-15 jaar (n=876) 

77,3% 

22,7% 

16-17 jaar (n=834) 

76,0% 

24,0% 

Handicap
(Cramer’s V=0,14; 
p=<0,001) 
Geen handicap (n=2153) 

77,6% 

22,4% 

Handicap (n=138) 

52,2% 

47,8% 

Herkomst
(Cramer’s V=0,064; p=0,010) 
Belgisch (n=1701) 

77,6% 

22,4% 

Niet-Belgisch EU (n=158) 

74,1% 

25,9% 

Niet-Belgisch niet-EU (n=427) 

70,7% 

29,3% 

Verstedelijking
(Cramer’s V=0,011; p=0,585) 
Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=433) 

75,0% 

25,0% 

Vlaanderen – geen grootstad (n=1912) 

76,3% 

23,7% 

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen) 

Percentage jongeren dat zich goed in zijn vel voelt

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 17 jaar hoe vaak ze zich de afgelopen vier weken goed voelden. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een Likertschaal met volgende antwoordopties: 'heel zelden of nooit', 'zelden', 'soms', 'vaak' en 'heel vaak of altijd'. Het percentage jongeren dat zich goed in zijn vel voelt werd berekend door de antwoordcategorieën 'vaak' en 'heel vaak of altijd' op te tellen. In 2023 gaf 68,8%% van de Vlaamse jongeren (12-17 jaar) aan zich goed in zijn vel te voelen.    

Tabel: Verdeling van jongeren die zich goed in hun vel voelen (12-17 jaar; %) 
 

Heel zelden of nooit 

Zelden 

Soms 

Vaak 

Heel vaak of altijd 

Ik voelde mij de afgelopen vier weken goed (N=2483) 

1,2% 

4,0% 

25,9% 

54,2% 

14,6% 

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen) 

 

De verschillen in het al dan niet ervaren van voldoende vrije tijd zijn statistisch significant naargelang gender en handicap. Zo geven drie vierde van de jongens aan zich goed te voelen in de afgelopen vier weken (76,4%) tegenover net geen twee derde van de meisjes (61,6%) en de helft van de jongeren met een non-binaire of andere genderidentiteit (52,9%). Verder geven 7 op de 10 jongeren zonder handicap aan zich goed te voelen in de afgelopen vier weken tegenover 5 op 10 jongeren met een handicap (70,1% tegenover 49,0%).  

De verschillen in het zich al dan niet goed voelen in de afgelopen vier weken zijn niet significant naargelang leeftijd, herkomst en verstedelijking. 

Tabel: Sociale verschillen in het zich goed voelen de afgelopen vier weken (12-17 jaar; in %) 
   

Voelde zich goed 

Voelde zich niet goed  

Gender                           
(Cramer’s V=0,164; p<0,001) 
Man/Jongen (n=1238) 

76,4% 

23,6% 

Vrouw/Meisje (n=1211) 

61,6% 

38,4% 

Non-binair en andere (n=34) 

52,9% 

47,1% 

Leeftijd
(Cramer’s V=0,039; p=0,157) 
12-13 jaar (n= 644) 

71,6% 

28,4% 

14-15 jaar (n=965) 

67,0% 

33,0% 

16-17 jaar (n=875) 

68,8% 

31,2% 

Handicap                     
(Cramer’s V=0,106; p<0,001) 
Geen handicap (n=2340) 

70,1% 

29,9% 

Handicap (n=143) 

49,0% 

51,0% 

Herkomst
(Cramer’s V=0,042; p=0,109) 
Belgisch (n=1793) 

70,0% 

30,0% 

Niet-Belgisch EU (n=177) 

65,5% 

34,4% 

Niet-Belgisch niet-EU (n=485) 

65,6% 

34,4% 

Verstedelijking         
(Cramer’s V=0,004; p=0,829) 
Vlaanderen - geen grootstad (n=2049) 

69,0% 

31,0% 

Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=434) 

68,4% 

31,6% 

Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen) 

Percentage jongeren dat er ooit aan gedacht heeft een einde aan het leven te maken

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 18 jaar "Heb je er wel eens over nagedacht een einde aan je leven te maken?". Ze konden hierop antwoorden met 5 opties, gaande van ‘nooit’, ‘een keer’, ‘meerdere keren’, ‘vaak’, tot ‘heel vaak’. Deze antwoorden werden gecodeerd op de volgende manier: 

  • Meer dan 1 keer aan zelfmoord gedacht: 'Ja, meerdere keren' tot 'Heel vaak' (1)  

  • Nooit of 1 keer: 'Nooit' en 'Ja, één keer' (0)

In 2022 gaf 22,3% van de Vlaamse kinderen tussen 12 en 18 jaar aan dat ze meerdere keren, vaak of heel vaak aan zelfmoord hebben gedacht. Dat is een significante stijging ten opzichte van 2018, toen 17,6% van de jongeren rapporteerden die gedachten te hebben. Deze stijging is groter voor meisjes, vooral voor de leeftijdscategorie 15-18 jaar.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze meer dan 1 keer aan zelfmoord hebben gedacht (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes

Jongens

Meer dan 1 keer aan zelfmoord gedacht

22,3%

28,3%

16,3%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Ook valt het op dat meer meisjes (28,3%) vaker zelfmoordgedachten hebben dan jongens (16,3%). Dat verschil is significant. Ook hebben jongeren hoe ouder ze worden vaker zelfmoordgedachten.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze meer dan 1 keer aan zelfmoord hebben gedacht, volgens leeftijd (12-18 jaar; %) 
 

13-14 jaar

15-16 jaar

17-18 jaar

Meer dan 1 keer aan zelfmoord gedacht

17,5%

23,4%

26%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Vanaf de tweede graad kunnen we de verschillen over onderwijsvormen bekijken. Jongeren die schoolgaan in TSO, KSO of BSO hebben vaker al meerdere keren zelfmoordgedachten gehad, dan jongeren die in ASO les volgen. Dat effect is echter enkel aanwezig voor meisjes. De onderwijsvorm heeft geen significant effect op zelfmoordgedachten bij jongens.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze meer dan 1 keer aan zelfmoord hebben gedacht, volgens onderwijsvorm (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes

Jongens

ASO

21,3%

24,7%

17%

TSO/KSO

25,9%

34%

19%

BSO

28,5%

39,5%

19,8% 

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Migratieachtergrond heeft geen significant effect op het ervaren van meerdere zelfmoordgedachten.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze meer dan 1 keer aan zelfmoord hebben gedacht, volgens migratieachtergrond (12-18 jaar; %) 
 

Meer dan 1 keer aan zelfmoord gedacht

Algemeen

22,3%

Autochtoon

21,9%

1ste generatie

24%

2de generatie

23,5%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

We zien wel een groot effect van het hebben van een handicap, waarbij jongeren met een handicap vaker zelfmoordgedachten hebben dan jongeren zonder handicap. Deze variabele heeft vooral een groot effect op de suïcidegedachten van meisjes. 58% van de meisjes met een handicap rapporteren meerdere, vaak of heel vaak zelfmoordgedachten te hebben. Dat in vergelijking met 31,6% van de jongens met een handicap. Een kritische opmerking is dat jongeren vaak leken te rapporteren een handicap te hebben, deze cijfers moeten dus voorzichtig geïnterpreteerd worden.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze meer dan 1 keer aan zelfmoord hebben gedacht, volgens het al dan niet hebben van een handicap (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes

Jongens

Algemeen

22,3%

28,3% 

16,3%

Handicap

45,3%

58,6%

31,6%

Geen handicap

18,8%

23,6%

14%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022 

Percentage jongeren dat de afgelopen maanden te maken had met pesten op school

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 18 jaar "Hoe vaak werd je de afgelopen maanden gepest op school?" en "Hoe vaak werd je in de afgelopen maanden via het internet of berichten gepest (= cyberpesten, bv. iemand stuurde gemene chatberichten, e-mails of sms’en; iemand plaatste berichten op je profiel; creëerde een website om jou belachelijk te maken; plaatste beschamende foto’s van jou online of deelde ze met anderen zonder jouw toestemming)?".

Ze konden hierop antwoorden met 5 opties, gaande van ‘Ik werd niet gepest’, ‘Het is één of twee keer gebeurd’, ‘Ongeveer twee of drie keer per maand’, 'Ongeveer één keer per week’, tot ‘verschillende keren per week’. Deze antwoorden werden gecodeerd op de volgende manier: 

  • Vaak gepest: 'Ongeveer twee of drie keer maand' tot 'Verschillende keren per week' (1)

  • Zelden tot nooit:  'Niet gepest' en 'Het is één of twee keer gebeurd' (0)

In 2022 gaf 8,3% van de Vlaamse jongeren tussen 12 en 18 jaar aan dat ze vaak gepest worden. Dat is een significante stijging ten opzichte van 2018, toen 6,6% van de jongeren rapporteerden dat ze vaak gepest werden. 4,5% van de jongeren gaf aan vaak online gepest te worden. Dat is eveneens een significante stijging ten opzichte van 2018, toen slechts 2,2% van de jongeren aangaf vaak gecyberpest te worden. Er is geen verschil in de frequentie van gepest worden tussen jongens en meisjes.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze gepest worden (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes 

Jongens

Vaak gepest 

8,3%

8,4%

8,1%

Vaak gecyberpest

4,5%

4,3%

4,6%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Het valt op dat pestgedrag significant daalt naarmate jongeren ouder worden. Voor cyberpesten geldt deze daling enkel voor jongens. Voor meisjes blijft het percentage gelijk.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze gepest worden, volgens leeftijd (12-18 jaar; %) 
 

11-12 jaar

13-14 jaar

15-16 jaar

17-18 jaar

Vaak gepest

13%

8,2%

6,9%

5%

Vaak gecyberpest

5,3%

4,6%

3,9%

3,5%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Vanaf de tweede graad kunnen we de verschillen over de onderwijsvormen bekijken. Jongeren die schoolgaan in TSO, KSO of BSO worden vaker gepest dan jongeren die in ASO les volgen. Dat effect is aanwezig voor meisjes en jongens. De stijging van de cijfers ten opzichte van 2018 zijn volledig te wijten aan een stijging in het pestgedrag gericht naar jongens in het TSO, KSO en BSO.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze vaak gepest worden, volgens onderwijsvorm (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes

Jongens

ASO

3,5%

2,5%

4,8%

TSO/KSO

6,9%

6,2%

7,5%

BSO

9,1%

9,6%

8,7% 

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Ook voor cyberpesten zien we dezelfde effecten. Dat betekent dat de fysieke realiteit van een school zit doorzet in de online omgeving van de jongere. Er wordt significant meer gepest in het TSO, KSO en BSO dan in het ASO. Tegenover 2018 zijn al deze cijfers gestegen, behalve het cyberpesten in het ASO voor meisjes.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze vaak gecyberpest worden, volgens onderwijsvorm (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes

Jongens

ASO

2,4%

1,6%

3,5%

TSO/KSO

3,8%

3,2%

4,4%

BSO

6,8%

6,8%

6,3%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Migratieachtergrond heeft geen significant effect op het ervaren van fysiek pestgedrag, maar wel op het ervaren van cyberpesten. Jongeren met een migratieachtergrond worden vaker gepest dan autochtone jongeren.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze gepest worden, volgens migratieachtergrond (12-18 jaar; %) 
 

Vaak gepest

Vaak gecyberpest

Algemeen

8,3%

4,5%

Autochtoon

8%

3,7%

1ste generatie

9,7%

7%

2de generatie

8,6%

6%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

We zien wel een groot effect van het hebben van een handicap, waarbij jongeren met een handicap vaker gepest en gecyberpest worden dan jongeren zonder handicap. Een kritische opmerking is dat jongeren relatief vaak leken te rapporteren een handicap te hebben, deze cijfers moeten dus voorzichtig geïnterpreteerd worden.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze gepest worden, volgens het al dan niet hebben van een handicap (12-18 jaar; %) 
 

Vaak gepest

Vaak gecyberpest

Algemeen

8,3%

4,5%

Handicap

16,6%

11,2%

Geen handicap

6,9%

3,3%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

Percentage jongeren dat een hoge mate van sociale gezinssteun ervaart

We vroegen aan jongeren tussen 12 en 18 jaar om voor vier stellingen aan te duiden in welke mate ze het ermee eens zijn: "Mijn gezin probeert mij te helpen", "Ik krijg van mijn gezin de emotionele steun die ik nodig heb", "Ik kan met mijn gezin over mijn problemen praten" en "Mijn gezin is bereid om mij te helpen beslissingen te nemen". Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een Likertschaal met 7 opties gaande van ‘Helemaal niet mee eens’ (0) tot Helemaal mee eens (7). Er werd een gemiddelde op basis van de somscore op de vier items berekend en een hercodering naar hoge steun (score >= 5.5 (1)) vs. lage steun (score <5.5 (0)).

In 2022 gaf 65,6% van de Vlaamse jongeren tussen 12 en 18 jaar aan dat ze een hoge mate van sociale steun van hun gezin krijgen. Dat is een significante daling ten opzichte van 2018, toen 70,4% van de jongeren rapporteerden een hoge mate van steun te krijgen. Jongens rapporteerden significant vaker dan meisjes dat ze een hoge mate van steun ervaren.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze een hoge mate van sociale gezinssteun krijgen (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes 

Jongens

Ervaren hoge mate van sociale gezinssteun

65,6%

61,4%

69,8%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Het valt op dat het gevoel van het ervaren van steun significant daalt naarmate jongeren ouder worden. Het verschil van het ervaren van steun tussen meisjes en jongens wordt ook groter naarmate de jongeren ouder worden.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze een hoge mate van sociale gezinssteun krijgen, volgens leeftijd (12-18 jaar; %) 
 

11-12 jaar

13-14 jaar

15-16 jaar

17-18 jaar

Algemeen

77,7%

68,7%

61,3%

56,5%

Meisjes

76,8%

64%

54,9%

51,5%

Jongens

78,7%

73,4%

67,6%

61,7%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Vanaf de tweede graad kunnen we de verschillen over onderwijsvormen bekijken. Jongeren die schoolgaan in TSO, KSO of BSO ervaren significant minder sociale gezinssteun, dan jongeren die in ASO les volgen. Dat effect is aanwezig voor meisjes en jongens, maar het effect is groter voor meisjes. 

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze een hoge mate van sociale gezinssteun krijgen, volgens onderwijsvorm (12-18 jaar; %) 
 

Algemeen

Meisjes

Jongens

ASO

61,9%

57,4%

67,3%

TSO/KSO

 56,7%

49,2%

62,9%

BSO

53,2%

44,7%

59,9% 

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

Migratieachtergrond heeft een significant effect op het ervaren van hoge sociale steun. Jongeren met een migratieachtergrond ervaren over het algemeen minder vaak een hoge sociale steun van hun gezin. Dat effect is wederom groter voor meisjes.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze een hoge mate van sociale gezinssteun krijgen, volgens migratieachtergrond (12-18 jaar; %) 
 

Ervaren hoge mate van sociale gezinssteun

Algemeen

65,6%

Autochtoon

68,3%

1ste generatie

56,9%

2de generatie

58,4%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022

 

We zien een groot effect van het hebben van een handicap, waarbij jongeren met een handicap minder vaak een hoge mate van gezinssteun ervaren. Dat effect is even groot voor meisjes als voor jongens. Een kritische opmerking is dat jongeren relatief vaak leken te rapporteren een handicap te hebben, deze cijfers moeten dus voorzichtig geïnterpreteerd worden.

Tabel: Verdeling van jongeren die aangeven dat ze een hoge mate van sociale gezinssteun krijgen, volgens het al dan niet hebben van een handicap (12-18 jaar; %) 
 

Ervaren hoge mate van sociale gezinssteun

Algemeen

65,6%

Handicap

50,8%

Geen handicap

68,4%

Bron: HBSC Vlaanderen 2022