Onderwijs
Alle kinderen hebben recht op onderwijs. Het onderwijs moet toegankelijk zijn voor alle kinderen, ongeacht handicap of taalvaardigheid. Onderwijs moet zorgen voor het ontplooien van de persoonlijkheid, talenten en mogelijkheden van kinderen. De overheid verzekert de kwaliteit van het onderwijs en zorgt ervoor dat minstens het lager onderwijs gratis en verplicht is. Daarnaast staat de overheid in voor het faciliteren van school-, studie- en beroepskeuze. Dit recht zit vervat in volgende artikels:
- Artikel 28: Recht op onderwijs
- Artikel 29: Doelstelling van het onderwijs
De indicatoren in dit thema vertellen ons iets meer over de situatie in Vlaanderen en Brussel met betrekking tot deze kinderrechten.
Indicatoren
- Aantal kinderen in huisonderwijs
- Percentage leerlingen met een problematische afwezigheid in lager en secundair onderwijs
- Aantal kinderen in het lager en secundair onderwijs met twee of meer jaren schoolse achterstand
- Percentage vroegtijdige schoolverlaters
- Percentage kinderen dat tevreden is over de studierichting op school
- Percentage leerlingen lager onderwijs dat tevreden is over de relatie met hun leerkracht
- Percentage jongeren dat aangeeft op school interesses te kunnen ontdekken
Aantal kinderen in huisonderwijs
In Vlaanderen geldt er geen schoolplicht, maar leerplicht. Hieraan kan ook voldaan worden door het volgen van huisonderwijs. Huisonderwijs is een vorm van onderwijs waarbij de ouders van de leerplichtige kinderen ervoor kiezen het onderwijs van hun kinderen zelf of via collectief huisonderwijs te organiseren. Collectief huisonderwijs zijn niet-erkende scholen die onder het stelsel van huisonderwijs vallen met bijhorende voorwaarden en controles. In beide gevallen staan de ouders wel zelf in voor de kosten. Een inschrijving in een niet-erkende school is niet kosteloos (in tegenstelling tot het regulier onderwijs). Ouders die voor huisonderwijs kiezen, moeten dit meedelen aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI). De overheid heeft immers de opdracht te controleren of alle leerplichtigen effectief aan de leerplicht voldoen.
Sinds het schooljaar 2013-2014 is er nieuwe regelgeving over huisonderwijs van kracht. Onder andere de definitie van huisonderwijs werd herzien: huisonderwijs is onderwijs dat verstrekt wordt aan leerplichtigen van wie de ouders beslist hebben om hun kinderen niet in te schrijven in een door de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school.
Huisonderwijs kan georganiseerd worden in individueel verband, maar ook bv. privéscholen vallen onder het stelsel van huisonderwijs. Ouders die voor hun kinderen kiezen voor huisonderwijs moeten tijdig een verklaring van huisonderwijs indienen. Onderstaande cijfers hebben betrekking op het aantal verklaringen van zowel individueel als collectief huisonderwijs dat AGODI gedurende het voorbije schooljaar ontvangen heeft.
Een klein, maar groeiend aantal kinderen volgt huisonderwijs
Tijdens het meest recent beschikbare schooljaar 2021-2022 werden 4.736 kinderen ingeschreven in het huisonderwijs. Op basis van het geboortejaar van de leerlingen, komt dit neer op 2.272 leerlingen in het basisonderwijs en 2.464 in het secundair onderwijs. Het gaat hier respectievelijk om 0,31% en 0,52% van het totaal aantal leerplichtige kinderen.
Bron: Onderwijs Vlaanderen
Hoewel het relatieve aandeel van huisonderwijs in Vlaanderen klein is, stellen we een sterke stijging vast gedurende de periode 2013-2022. In deze periode steeg het aantal inschrijvingen binnen het basisonderwijs met 128,34% en binnen het secundair onderwijs met 82,85%. Een nuance hierbij is wel dat er in het schooljaar 2020-2021 een geboortecohorte is bijgekomen door de verlaging van de aanvang van de leerplicht van 6 naar 5 jaar.
We stellen vast dat zowel in het basis- als in het secundair onderwijs, jongens vaker ingeschreven zijn in het huisonderwijs dan meisjes. Dit verschil is meer uitgesproken in het basisonderwijs, zoals getoond in deze grafiek.
Inschrijvingen in het huisonderwijs naar onderwijsniveau en geslacht - Vlaamse Gemeenschap, schooljaar 2021-2022, in % van ingeschreven leerlingen
Bron: Onderwijs Vlaanderen
Tot slot stellen we vast dat het aantal inschrijvingen in huisonderwijs in 2021-2022 het vaakst voorkwam bij kinderen tussen 15-17 jaar. De algemene tendens lijkt aan te wijzen dat huisonderwijs vaker voorkomt in de hogere leerjaren van zowel het basis- als het secundair onderwijs.
Inschrijvingen in het huisonderwijs naar leeftijd - Vlaamse Gemeenschap, schooljaar 2021-2022, in aantal leerlingen
Bron: Onderwijs Vlaanderen
Percentage leerlingen met een problematische afwezigheid in het basis- en secundair onderwijs
Als een leerling in het basis- of secundair onderwijs 30 of meer halve schooldagen ongewettigd afwezig is, wordt dit vanuit onderwijsoogpunt als problematisch gezien. Ongewettigde afwezigheden zijn:
- afwezigheden die niet door ziekte, door de school of van rechtswege gewettigd kunnen worden;
- afwezigheden gestaafd met een twijfelachtig medisch attest (Dixitattest);
- problematische afwezigheden tijdens het werkplekleren of een niet-invulling van het werkplekleren door onwil van de leerling (bij dbso/duaal leren).
Omdat meerderjarige leerlingen niet leerplichtig zijn, worden zij niet mee opgenomen in wat hierna volgt.
Het aandeel problematisch afwezig leerlingen ligt hoger dan voor de coronacrisis
Tijdens het schooljaar 2022-2023 waren in het basis- en secundair onderwijs respectievelijk 0,96% en 3,63% van de leerlingen problematisch afwezig. Dit betekent dat 4.522 leerlingen in het basis- en 16.298 leerlingen in het secundair tijdens dit schooljaar 30 halve dagen of vaker afwezig waren zonder hiervoor een wettig bewijs te kunnen tonen.
Het aandeel problematisch afwezige leerlingen daalde in het schooljaar 2019-2020 tot 0,42% in het basis- en 1,43% in het secundair onderwijs. Deze daling hing samen met de lange periode van afstandsleren als gevolg van de coronacrisis. Sindsdien stellen we echter vast dat het aantal problematische afwezigheden in de daaropvolgende jaren gestegen is tot boven het niveau van voor de coronacrisis.
Evolutie problematische afwezigheden naar onderwijstype - Vlaamse Gemeenschap, periode 2014-2023, in % leerlingen
Bron: Dataloep Onderwijs
Problematische afwezigheden variëren naargelang geslacht, leeftijd, nationaliteit en onderwijsniveau
Tijdens het schooljaar 2022-2023 was 45,5% van de leerlingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs problematisch afwezig. In het buitengewoon secundair was dat 11,35% en in het voltijds gewoon secundair 2,84%. In het basisonderwijs komt problematische afwezigheid vaker voor in het buitengewoon- dan het gewoon basisonderwijs. In het schooljaar 2022-2023 ging het respectievelijk om 3,54% en 0,80%.
Problematische afwezigheden naar onderwijsvorm - Vlaamse Gemeenschap, schooljaar 2022-2023, in % leerlingen
Bron: Dataloep Onderwijs
Ook nationaliteit heeft een impact op problematische afwezigheid. In schooljaar 2022-2023 stellen we vast dat op elk onderwijsniveau het percentage leerlingen dat problematisch afwezig is significant hoger ligt bij kinderen die niet de Belgische nationaliteit hebben. Ook dit onderscheid bleef in de periode 2014-2023 relatief constant.
Tot slot tonen onderstaande grafieken de evolutie van het percentage problematische afwezigheden, opgedeeld per graad/leerjaar. De belangrijkste vaststelling hierbij is dat er enkele significante uitschieters zijn in het secundair onderwijs, met name OKAN (17,22% in 2022-2023), Modulair (8,67% in 2022-2023) en het 7de jaar (8,69% in 2022-2023). In het basisonderwijs stellen we vast dat problematische afwezigheid het vaakst voorkomt bij leerlingen in het 1ste leerjaar (1,11% in 2022-2023) en vervolgens per leerjaar afneemt (naar 0,41% in het 6de leerjaar).
Op een totaal van 16.298 leerlingen die 30 of meer halve dagen afwezig waren tijdens het schooljaar 2022-2023, zijn de koplopers in absolute aantallen:
Graad/leerjaar | Aantal leerlingen | Percentage |
---|---|---|
2de graad – 1ste leerjaar | 2.937 | 3,72% |
3de graad – 1ste leerjaar | 2.934 | 4,03% |
2de graad – 2de leerjaar | 2.867 | 3,84% |
Aantal kinderen in het lager en secundair onderwijs met twee of meer jaren schoolse achterstand
Schoolse vordering wordt bepaald door een vergelijking van het leerjaar waarin de leerling is ingeschreven met het leerjaar waarin de leerling op grond van zijn geboortejaar, bij een normale start en bij normale studievordering, ingeschreven zou moeten zijn.
Schoolse achterstand:
- Is het aantal leerjaren achterstand dat een leerling oploopt t.o.v. het leerjaar waarin hij zich zou bevinden als hij normaal zou vorderen;
- is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven, maar kan ook veroorzaakt worden door een verlate instap in het lager onderwijs;
- geeft een beeld over hoeveel achterstand een leerling in zijn totale schoolloopbaan heeft opgelopen.
Sommige groepen worden niet opgenomen in deze indicator:
- voor lager onderwijs: leerlingen in het methodeonderwijs, d. i. onderwijs dat gebaseerd is op bijzondere didactische en pedagogische methodes waarbij de leerlingen niet altijd per leerjaar worden geregistreerd.
- voor secundair onderwijs: leerlingen in het onthaalonderwijs, het modulair onderwijs, 3e leerjaar van de 3e graad, Se-n-Se (secundair na secundair) en duaal leren aangeboden in CDO en Syntra-campussen.
- leerlingen van wie de schoolse vorderingen niet bepaald kunnen worden.
Schoolse achterstand daalt, maar kloof o.b.v. geslacht en nationaliteit blijft bestaan
Deze tabel geeft een overzicht voor het schooljaar 2022-2023 en toont per geslacht het aantal en percentage jongeren op basis van waar ze zich bevinden op vlak van schoolse vordering. De waarde “0” betekent dat de jongere op schema zit, positieve waarden duiden op schoolse voorsprong, negatieve waarden op schoolse achterstand. We stellen vast dat tijdens het schooljaar 2022-2023, 19.695 leerlingen een schoolse achterstand van twee jaar of meer hadden, wat overeenkomt met 2,30% van de totale schoolgaande populatie. Dergelijke schoolse achterstand komt vaker voor bij jongens (11.286, gelijk aan 2.61%) dan meisjes (8.409, gelijk aan 1.97%).
Bron: Dataloep Onderwijs
In hetzelfde schooljaar stellen we vast dat twee jaar of meer schoolse achterstand vaker voor komt bij leerlingen die niet de Belgische nationaliteit hebben. 1,60% van de leerlingen met Belgische nationaliteit hadden een achterstand van twee of meer jaar tegenover 8,80% van de leerlingen met een niet-Belgische nationaliteit.
Aantal en percentage leerlingen naar nationaliteit en schoolse vordering
Bron: Dataloep Onderwijs
Wanneer we de evolutie van twee of meer jaar schoolse achterstand bekijken, stellen we voor de periode 2013-2023 een duidelijke daling vast en dit zowel voor jongens als meisjes. Bij de jongens is het percentage gedaald van 4.4% in schooljaar 2013-2014 naar 2.62% in 2022-2023, bij de meisjes van 3.2% naar 1.97%.
Evolutie schoolse achterstand (>=2 jaar) naar geslacht - Vlaamse Gemeenschap, periode 2013-2023, in % leerlingen
Bron: Dataloep Onderwijs
Percentage vroegtijdig schoolverlaters
Vroegtijdige schoolverlaters (VSV) zijn jongeren die niet meer leerplichtig zijn en die het Vlaams secundair onderwijs vroegtijdig verlaten, zonder dat ze hun kwalificatie voltooiden. Als kwalificatie geldt:
- Een diploma secundair onderwijs;
- Een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs (bso);
- Een eindgetuigschrift behaald in het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso);
- Een certificaat behaald in de leertijd (Syntra);
- Een getuigschrift behaald in de opleidingsvorm 3 (OV3) van het buitengewoon secundair onderwijs (buso);
- Een certificaat behaald in het modulair stelsel van het bso, het dbso en buso OV3.
Het percentage vroegtijdig schoolverlaten is de verhouding tussen vroegtijdige schoolverlaters en alle leerlingen in een regulier kwalificerend leertraject.
Het aantal vroegtijdige schoolverlaters neemt toe
In het meest recent beschikbare schooljaar, 2021-2022, telde Vlaanderen 9.774 vroegtijdige schoolverlaters. Dit komt neer op 14,06% van alle leerlingen in een regulier kwalificerend leertraject. In vergelijking met het schooljaar 2012-2013 gaat het hier om een stijging met 36,22%. De opmerkelijke stijging deed zich voornamelijk voor na het schooljaar 2019-2020. Uit wetenschappelijke literatuur is gebleken dat deze dip het gevolg is van de coronapandemie.
Het percentage vroegtijdige schoolverlaters ligt beduidend hoger bij jongens dan bij meisjes. In het schooljaar 2021-2022 waren de percentages respectievelijk 17,28% (6.173 personen) en 10,65% (3.601 personen). De trend bij jongens en meisjes is in de periode 2012-2022 gelijklopend, de verschillen tussen beide groepen blijven constant.
Verder stellen we vast dat het percentage vroegtijdige schoolverlaters significant hoger ligt bij jongeren met een niet-Belgische nationaliteit. In schooljaar 2021-2022 ging het om 33,92% van de leerlingen met niet-Belgische- tegenover 12,05% voor leerlingen met Belgische nationaliteit. Voor beide groepen loopt de evolutie doorheen de jaren echter vrij gelijk, de verschillen tussen beide groepen blijven relatief constant.
Evolutie vroegtijdige schoolverlaters naar nationaliteit - Vlaamse Gemeenschap, periode 2012-2022, in % leerlingen
Bron: Dataloep Onderwijs
Qua leeftijd stellen we, op basis van de gegevens uit schooljaar 2021-2022, vast dat het percentage vroegtijdige schoolverlaters stijgt naarmate de betrokken scholier ouder is. Dit resultaat hoeft uiteraard niet te verbazen. In absolute aantallen zijn het vooral 17 tot 18-jarigen en 18 tot 19-jarigen die voortijdig de secundaire school verlaten (samen ongeveer 83% van de vroegtijdige schoolverlaters).
Leeftijd vroegtijdige schoolverlaters - Vlaamse Gemeenschap, schooljaar 2021-2022, in % leerlingen
Bron: Dataloep Onderwijs
Tot slot stellen we op basis van de data in schooljaar 2021-2022 vast, dat het percentage vroegtijdige schoolverlaters het hoogste ligt in deeltijds beroeps secundair onderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs. In absolute aantallen komen de meeste vroegtijdige schoolverlaters dan weer voor in het BSO en TSO, samen goed voor 57,41% van de uitstroom.
Uitstroompositie van vroegtijdige schoolverlaters - Vlaamse Gemeenschap, schooljaar 2021-2022, in % leerlingen
Bron: Dataloep Onderwijs
Percentage kinderen dat tevreden is over de studierichting op school
We vroegen aan jongeren in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Ik ben tevreden over mijn studierichting”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage jongeren dat aangeeft dat ze tevreden zijn over hun studierichting werd berekend door de antwoordcategorieën ‘helemaal akkoord’ en ‘akkoord’ samen te nemen. In 2023 gaf 65,8% van de Vlaamse jongeren aan tevreden te zijn over hun studierichting.
Helemaal niet akkoord |
Niet akkoord |
Tussen beide |
Akkoord |
Helemaal Akkoord |
|
Ik ben tevreden over mijn studierichting (n=1222) |
4,4% |
7,2% |
22,6% |
43,5% |
22,3% |
Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
Voor geen enkele van de achtergrondkenmerken zijn er statistisch significante verschillen zichtbaar in het al dan niet tevreden zijn over de studierichting van jongeren. Naar gender zien we dat non-binaire jongeren en jongeren met een andere genderidentiteit minder aangeven tevreden te zijn met hun studierichting (43,8% versus >60% voor jongens en meisjes), maar dit verschil is niet statistisch significant.
Tevreden over studierichting |
Niet tevreden over studierichting |
||
Gender (Cramer’s V=0,054; p=0,173) |
Man/Jongen (n=604) |
66,2% |
33,8% |
Vrouw/Meisje (n=601) |
65,9% |
34,1% |
|
Non-binair en andere (n=16) |
43,8% |
56,3% |
|
Leeftijd (Cramer’s V=0,051; p=0,204) |
12-13 jaar (n=319) |
64,3% |
35,7% |
14-15 jaar (n=480) |
68,8% |
31,3% |
|
16-17 jaar (n=422) |
63,5% |
36,5% |
|
Handicap (Cramer’s V=0,001; p=0,977) |
Geen handicap (n=1158) |
65,8% |
34,2% |
Handicap (n=64) |
65,6% |
34,4% |
|
Herkomst (Cramer’s V=0,049; p=0,237) |
Belgisch (n=869) |
66,9% |
33,1% |
Niet-Belgisch EU (n=98) |
67,3% |
32,7% |
|
Niet -Belgisch niet-EU (n=250) |
61,2% |
38,8% |
|
Verstedelijking (Cramer’s V=0,031; p=0,281) |
Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=214) |
62,6% |
37,4% |
Vlaanderen – geen grootstad (n=1008) |
66,5% |
33,5% |
Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
Percentage leerlingen lager onderwijs dat tevreden is over de relatie met hun leerkracht
We vroegen aan kinderen in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Mijn meesters en juffen geven om mij” en “Als ik een probleem heb op school, zullen mijn meesters en juffen mij helpen”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage kinderen dat aangeeft tevreden te zijn over de relatie met hun leerkracht werd berekend door de antwoordcategorieën 'Ik ga voor een groot stuk akkoord' en 'ik ga volledig akkoord' samen te nemen. In 2018 gaf 77,6% van de Vlaamse kinderen tussen 10 en 12 aan dat hun juffen en meesters om hen geven. 75,2% gaf aan dat hun juffen en meesters hen hielpen als ze problemen hadden op school.
Ik ga niet akkoord | Ik ga een beetje akkoord | Ik ga soms akkoord | Ik ga voor een groot stuk akkoord | Ik ga volledig akkoord | |
Mijn meesters en juffen geven om mij (n=1946) |
3,3% |
4,5% |
14,7% |
34,7% |
43,0% |
Als ik een probleem heb op school, zullen mijn meesters en juffen mij helpen (n=2031) |
2,4% |
3,6% |
10,9% |
26,5% |
56,7% |
Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
De verschillen in het al dan niet aangeven dat juffen en meesters om hen geven zijn statistisch significant naargelang het gender van de kinderen. Zo geven jongens het minst aan dat juffen en meesters om hen geven (74,6%). Dat staat tegenover meisjes die het meeste aangeven dat juffen en meesters om hen geven (81,0%).
Het verschil in het al dan niet aangeven dat juffen en meesters om hen geven is niet statistisch significant naargelang de leeftijd en herkomst van de kinderen.
Juffen en meesters geven om mij |
Juffen en meesters geven niet om mij |
|||
Gender (Cramer’s V=0,077; p<0,001) |
Jongen (n=972) |
74,6% |
25,4% |
|
Meisje (n=932) |
81,0% |
19,0% |
||
Leeftijd (Cramer’s V=0,010; p=0,67) |
10 jaar (n=973) |
78,0% |
22,0% |
|
12 jaar (n=974) |
77,2% |
22,8% |
||
Herkomst (Cramer’s V=0,046; p=0,074) |
Belgisch (n=1351) |
88,0% |
12,0% |
|
Niet-Belgisch (n=505) |
80,4% |
19,6% |
Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
De verschillen in het al dan niet aangeven dat juffen en meesters hen zullen helpen als ze problemen hebben op school zijn statistisch significant naargelang de leeftijd van de jongeren. Zo geven kinderen van 10 jaar het minst aan dat juffen en meesters hen zullen helpen als ze problemen hebben op school (80,8%). Bij kinderen van 12 jaar geeft 85,2% aan dat juffen en meesters hen zullen helpen als ze problemen hebben op school.
Het verschil in het al dan niet vinden dat juffen en meesters hen zullen helpen als ze problemen hebben op school is niet statistisch significant naargelang het gender en de herkomst van de kinderen.
Juffen en meesters zullen mij helpen als ik problemen heb op school |
Juffen en meesters zullen mij niet helpen als ik problemen heb op school |
|||
Gender (Cramer’s V=0,005; p=0,801) | Jongen (n= 1053) |
82,9% |
17,1% |
|
Meisje (n= 1049) |
83,3% |
16,7% |
||
Leeftijd (Cramer’s V=0,058; p=0,007) | 10 jaar (n= 1084) |
80,8% |
19,2% |
|
12 jaar (n= 1064) |
85,2% |
14,8% |
||
Herkomst (Cramer’s V=0,037; p=0,092) |
Belgisch (n= 1464) |
83,7% |
16,3% |
|
Niet-Belgisch (n=578) |
80,6% |
19,4% |
Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
Percentage jongeren dat aangeeft op school interesses te kunnen ontdekken
We vroegen aan jongeren in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Bij ons op school helpen ze me te ontdekken wat ik graag doe”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal, gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Het percentage jongeren dat aangeeft dat ze op school hun interesses kunnen ontdekken werd berekend door de antwoordcategorieën ‘helemaal akkoord’ en ‘akkoord’ samen te nemen. In 2023 gaf 39,8% van de Vlaamse jongeren aan dat hun school hen helpt in het ontdekken van hun interesses.
Helemaal niet akkoord |
Niet akkoord |
Tussen beide |
Akkoord |
Helemaal Akkoord |
|
Bij ons op school helpen ze me ontdekken wat ik graag doe (n=1226) |
8,3% |
18,0% |
33,9% |
31,9% |
7,8% |
Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
De verschillen in het al dan niet aangeven dat de school hen helpt met het ontdekken van hun interesses zijn statistisch significant naargelang het gender van de jongeren. Zo geven non-binaire jongeren of jongeren met een andere genderidentiteit het meest aan dat de school hen helpt met het ontdekken van hun interesses (56,3%). Daarna geven jongens aan dat de school hen helpt met het ontdekken van hun interesses (46,0%). Meisjes geven het minst vaak aan dat de school hen helpt met het ontdekken van hun interesses (33,2%).
Ook naar leeftijd bestaan er statistisch significante verschillen tussen jongeren. Zo zien we dat het ontdekken van interesses op school daalt naargelang de leeftijd van de jongeren stijgt. De 12-13-jarigen geven het vaakst aan dat de school hen helpt om hun interesses te ontdekken (50,2%), dan de jongeren tussen 14 en 15 (41,9%) en dan de 16-17-jarigen (29,4%).
Het verschil in het al dan niet ontdekken van interesses op school is niet statistisch significant naargelang de herkomst en handicap van jongeren of naargelang ze in een grootstad wonen of niet.
Ontdekken van interesses op school |
Niet ontdekken van interesses op school |
||
Gender (Cramer’s V=0,135; p<,001) |
Man/Jongen (n=605) |
46,0% |
54,0% |
Vrouw/Meisje (n=606) |
33,2% |
66,8% |
|
Non-binair en andere (n=16) |
56,3% |
43,8% |
|
Leeftijd (Cramer’s V=0,167; p=<,001) |
12-13 jaar (n=317) |
50,2% |
49,8% |
14-15 jaar (n=487) |
41,9% |
58,1% |
|
16-17 jaar (n=422) |
29,4% |
70,6% |
|
Handicap (Cramer’s V=0,016; p=0576) |
Geen handicap (n=1162) |
39,6% |
60,4% |
Handicap (n=65) |
43,1% |
56,9% |
|
Herkomst (Cramer’s V=0,027; p=0,645) |
Belgisch (n=871) |
40,6% |
59,4% |
Niet-Belgisch EU (n=99) |
38,4% |
61,6% |
|
Niet-Belgisch niet-EU (n=253) |
37,5% |
62,5% |
|
Verstedelijking (Cramer’s V=0,003; p=0,912) |
Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; (n=212) |
40,1% |
59,9% |
Vlaanderen – geen grootstad (n=1013) |
39,7% |
60,3% |
Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)