Gezinscontext
Elk kind heeft het recht om samen te leven met de ouders. Dat recht is onvoorwaardelijk, tenzij het in strijd is met het belang van het kind. In gevallen waarbij een kind niet bij een of beide ouders kan zijn, is het essentieel dat het kind contact kan blijven houden, zolang dit in het belang van het kind is.
Ouders dragen de verantwoordelijkheid voor hun kinderen. De overheid heeft hierin een ondersteunende en faciliterende functie en moet ouders voorzien van adequate hulp en middelen wanneer zij dit nodig hebben. Het is van belang dat deze ondersteuning de ouders in staat stelt hun rol binnen het gezin optimaal te vervullen, met het oog op de rechten en het welzijn van het kind. Deze principes zijn verankerd in verschillende artikelen van het Kinderrechtenverdrag:
- Artikel 9: Het recht van het kind om niet van zijn of haar ouders gescheiden te worden
- Artikel 10: Het recht van het kind op gezinshereniging
- Artikel 19: Het recht van het kind op bescherming tegen alle vormen van geweld, verwaarlozing of misbruik
- Artikel 20: De rechten van kinderen die gescheiden zijn van hun ouders
- Artikel 21: De rechten van kinderen bij adoptie
- Artikel 22: De rechten van kinderen die op de vlucht zijn
- Artikel 25: Het recht van het kind op een periodieke evaluatie van de situatie bij uithuisplaatsing
- Artikel 27: Het recht van het kind op een toereikende levensstandaard
De indicatoren in dit thema vertellen ons iets meer over de situatie in Vlaanderen en Brussel met betrekking tot deze kinderrechten.
Indicatoren
Percentage kinderen in ernstige materiële en sociale deprivatie
'Ernstige materiële en sociale deprivatie' betekent dat kinderen of jongeren zich bepaalde zaken niet kunnen veroorloven omwille van financiële redenen. Dat gaat onder meer over:
- Op huishoudniveau:
- 1 week vakantie buitenshuis per jaar
- een maaltijd met vis, vlees, kip of vegetarisch alternatief minstens om de 2 dagen
- een eigen auto
- de rekeningen voor huur, hypotheek, nutsvoorzieningen of andere aankopen op tijd betalen
- het huis voldoende verwarmen
- een beperkte onverwachte financiële uitgave (1.300 euro) doen
- beschadigde of versleten meubels vervangen.
- Op individueel niveau:
- 2 paar schoenen in goede staat
- versleten kledij vervangen door nieuwe kledij
- thuis toegang tot internet
- minstens éénmaal per maand met vrienden of familie afspreken om iets te eten of te drinken
- regelmatig deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten
- wekelijks een bedrag uitgeven voor persoonlijke behoeften.
Kinderen tot en met 15 jaar zijn te jong om de vragen op individueel niveau te beantwoorden. Daarom krijgen zij een score toegekend op basis van de antwoorden van de 16-plussers in het huishouden. Wanneer minstens de helft van de 16-plussers in het huishouden zich een bepaald item niet kan veroorloven, wordt er verondersteld dat de kinderen zich dat evenmin kunnen veroorloven. Om voor kinderen geen te groot gewicht te geven aan de scores die ingevuld zijn op basis van antwoorden van 16-plussers, geldt voor hen een bijkomende voorwaarde om als ernstig materiaal en sociaal gedepriveerd beschouwd te worden: de huishoudens waarin zij wonen moeten zich minstens 3 van de items op huishoudniveau niet kunnen veroorloven.
In 2023 leefde in Vlaanderen:
- 7,6% van de kinderen tussen 0 en 17 jaar en
- 4,3% van de jongeren tussen 18 en 24 jaar
in ernstige materiële en sociale deprivatie. Dat komt overeen met ongeveer 122.000 kinderen en jongeren.
Bron: EU-SILC Statbel, bewerking Departement Cultuur, Jeugd, Media
Aantal dak- en thuisloze kinderen
Data over dak- en thuisloosheid worden niet structureel verzameld. In de periode 2020-2022 ondersteunde het Koning Boudewijnfonds verschillende tellingen onder leiding van LUCAS KU Leuven en UCLouvain CIRTES om dak- en thuisloosheid in kaart te brengen. In samenwerking met 98 lokale besturen en 356 organisaties werden de metingen uitgevoerd die hiernaast worden weergegeven.
Bron: “Demaerschalk E. et al., Tellingen dak- en thuisloosheid – Globaal rapport 2022”
Op basis van de metingen in Vlaanderen en Brussel stellen de onderzoekers vast dat:
- Over de verschillende tellingen heen (2020, 2021, 2022) in Vlaanderen en Brussel 3.970 kinderen werden geteld die direct betrokken zijn bij de woonsituatie van hun ouders en die tot de categorie dak- en thuislozen gerekend worden;
- Direct betrokken kinderen vormen zo 37,56% van de totaal getelde populatie dak- en thuislozen;
- Direct betrokken kinderen verblijven vooral in opvang voor thuislozen , bij familie / vrienden of worden bedreigd door uithuiszetting;
- Ook indirect betrokken kinderen (niet in dezelfde leefsituatie als ouder) worden geraakt door situatie van één van hun ouders, hiervoor bestaan geen duidelijke cijfers.
Percentage kinderen jonger dan 12 jaar dat financiële armoede ervaart
We vroegen aan kinderen tussen 10 en 12 jaar in hoeverre ze akkoord gaan met de stelling “Hoe vaak maak jij je zorgen over hoeveel geld jouw gezin heeft?”. Ze konden hierop antwoorden aan de hand van een 4-punt Likertschaal, gaande van ‘nooit’ tot ‘altijd'. Het percentage kinderen dat aangeeft dat ze financiële armoede ervaart werd berekend door de categorieën 'vaak' en 'altijd' samen te nemen. In 2018 gaf 14,8% van de Vlaamse kinderen tussen 10 en 12 aan dat ze financiële armoede ervaren.
Nooit | Soms | Vaak | Altijd | |
Hoe vaak maak jij je zorgen over hoeveel geld jouw gezin heeft? (n=2098) |
51,9% |
33,3% |
9,2% |
5,6% |
Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
De verschillen in het al dan niet vinden dat ze financiële armoede ervaren zijn statistisch significant naargelang de leeftijd van de kinderen. Zo geven 12-jarigen het minst vaak aan dat ze financiële armoede ervaren (10,1%). Dat staat tegenover kinderen van 10 jaar die het meest aangeven dat ze financiële armoede ervaren (19,7%).
Ook naar herkomst werden er statistisch significante verschillen gevonden tussen jongeren. Zo geven Belgische kinderen (10,6%) minder vaak aan dat ze financiële armoede ervaren dan niet-Belgische kinderen (25,6%).
Het verschil in het al dan niet financiële armoede ervaren is niet statistisch significant naargelang het gender van de kinderen.
Maakt zich zorgen over hoeveel geld hun gezin heeft |
Maakt zich geen zorgen over hoeveel geld hun gezin heeft |
|||
Gender (Cramer’s V=0,010; p=0,646) |
Jongen (n=1004) |
14,7% |
85,3% |
|
Meisje (n=982) |
15,5% |
84,5% |
||
Leeftijd (Cramer’s V=0,134; p<0,001) |
10 jaar (n=1007) |
19,7% |
80,3% |
|
12 jaar (n=1019) |
10,1% |
89,9% |
||
Herkomst (Cramer’s V=0,121; p<0,001) |
Belgisch (n=1438) |
10,6% |
89,4% |
|
Niet-Belgisch (n=556) |
25,6% |
74,4% |
Bron: ISCWEB 2018 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
Percentage jongeren ouder dan 12 jaar dat financiële armoede ervaart
We legden aan jongeren tussen 12 en 17 jaar de volgende stelling voor: “Hoe gemakkelijk kan jij/jouw gezin alles betalen wat jullie in een maand nodig hebben (bv. eten, huur ...)?”. De jongeren konden hierop antwoorden aan de hand van een 7-punt Likertschaal, gaande van 'zeer moeilijk' naar 'zeer gemakkelijk'. Het percentage jongeren dat financiële armoede ervaart, werd berekend door de antwoordcategorieën 'zeer moeilijk', 'moeilijk' en 'nogal moeilijk' samen te nemen. In 2023 gaven de meeste jongeren (12-17 jaar) aan gemakkelijk rond te komen met het gezinsinkomen (43,8%). Ongeveer een op vier jongeren geeft aan nogal gemakkelijk rond te komen met het gezinsinkomen (24,8%) en een op vijf geeft aan zeer gemakkelijk rond te komen (20,0%). Ongeveer een op tien jongeren geeft aan (zeer tot nogal) moeilijk rond te komen met het gezinsinkomen (11,4%).
Zeer moeilijk |
Moeilijk |
Nogal moeilijk |
Nogal gemakkelijk |
Gemakkelijk |
Zeer gemakkelijk |
|
Hoe gemakkelijk kan jij/jouw gezin alles kan betalen wat jullie in een maand nodig hebben (bv, eten, huur ...)? (N=2471) |
1,2% |
1,7% |
8,5% |
24,8% |
43,8% |
20,0% |
Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)
Jongeren verschillen enkel statistisch significant van elkaar naargelang hun herkomst in het al dan niet ervaren van financiële armoede. Jongeren met een niet-Belgische herkomst van buiten de EU geven het vaakst aan financiële armoede te ervaren (17,8%), gevolgd door jongeren met een niet-Belgische herkomst van binnen de EU (12,4%) en jongeren met een Belgische herkomst (9,4%).
De verschillen die te zien zijn in het al dan ervaren van financiële armoede naargelang gender, leeftijd, handicap en verstedelijking zijn niet statistisch significant.
Financiële armoede ervaren |
Geen financiële armoede ervaren |
||
Gender (Cramer’s V=0,031; p=0,301) |
Man/Jongen (n=1237) |
10,7% |
89,3% |
Vrouw/Meisje (n=1199) |
12,0% |
88,0% |
|
Non-binair en andere (n=33) |
17,6% |
82,4% |
|
Leeftijd (Cramer’s V=0,016; p=0,736) |
12-13 jaar (n=645) |
10,7% |
89,3% |
14-15 jaar (n=961) |
12,0% |
88,0% |
|
16-17 jaar (n=867) |
11,4% |
88,6% |
|
Handicap (Cramer’s V=0,026; p=0,198) |
Geen handicap (n=2330) |
11,2% |
88,8% |
Handicap (n=142) |
14,8% |
85,2% |
|
Herkomst (Cramer’s V=0,105; p<0,001) |
Belgisch (n=1778) |
9,4% |
90,6% |
Niet-Belgisch EU (n=178) |
12,4% |
87,6% |
|
Niet Belgisch niet-EU (n=488) |
17,8% |
82,2% |
|
Verstedelijking (Cramer’s V=0,036; p=0,072) |
Vlaanderen - geen grootstad (n=2039) |
10,9% |
89,1% |
Grootstad (Gent - Antwerpen - Brussel; n=431) |
13,9% |
86,1% |
Bron: JOP grootstedelijke monitor 2023 (gewichten toegepast zodat de sample representatief is voor Vlaanderen)