Vraag en antwoord mobiliteit
Mobiliteit
Het Stikstofdecreet is niet van toepassing indien het aangevraagde project geen IIOA bevat en er na de aanlegfase geen extra verkeer wordt gegenereerd.
Indien in eenzelfde aanvraag wordt aangevraagd dat een woning wordt gesloopt en een nieuwe woning wordt gebouwd én het aantal wooneenheden gelijk blijft, dan wordt er geen extra verkeer na de aanlegfase gegenereerd. Dit is dus geen mobiliteitsgerelateerd project.
In dit geval is het Stikstofdecreet niet van toepassing. Er is geen impactscoreberekening of passende beoordeling vereist.
Met de totale stikstofuitstoot wordt de uitstoot van zowel mobiliteit als de stationaire bron(nen) bedoeld. Ook wanneer afgetoetst moet worden aan het kader van mobiliteit dient de totale stikstofuitstoot geëvalueerd te worden. Onder de huidige voorwaarden is er geen verschil tussen beide beoordelingskaders.
Artikel 26 van het stikstofdecreet dient samen met artikel 25 gelezen te worden. Op basis van artikel 26 wordt bepaald in welke fase de stationaire bron dominant is. Bij de aftoetsing aan hetzij het kader voor stationaire bronnen, hetzij het kader voor mobiliteit, wordt er geen onderscheid gemaakt tussen aanleg- of exploitatiefase.
Valt het uitbreiden/verbouwen van een stedenbouwkundig project waarbij op het perceel 20 bijkomende parkeerplaatsen worden aangelegd onder het stikstofdecreet wat het aspect mobiliteit betreft? Moet er gekeken worden naar de vervoersbewegingen van de voertuigen tijdens de uitvoering van de werken en de bijkomende mobiliteit die gegenereerd wordt op het perceel? Is het stikstofdecreet enkel van toepassing op exploitanten of ook op zuiver stedenbouwkundige handelingen?
Het Stikstofdecreet kan van toepassing zijn op zuiver stedenbouwkundige handelingen.
Als het project (of de wijziging van een louter stedenbouwkundig project) louter stedenbouwkundige handelingen omvat, is enkel het beoordelingskader voor stikstofoxiden veroorzaakt door mobiliteitsgerelateerde projecten(opent in nieuw venster) relevant.
Voor een vergunningsplichtig verkeersgenererend project, moet de stikstofdepositie ten gevolge van de vervoersbewegingen van het project beoordeeld worden.
Er moet daarbij zowel rekening gehouden worden met de emissies in de aanlegfase (mobiliteit aanlegfase: verkeer voor bijvoorbeeld aanvoeren materiaal, puntbronnen aanlegfase: machines die stiktofemissies veroorzaken) als met de emissies na de aanleg van het project (het verkeer van de parking).
Het Stikstofdecreet is inderdaad enkel van toepassing voor vergunningen.
De drempelwaarde van 1% is niet opgesteld om de impact van plannen te beoordelen. De beoordeling van de mogelijke effecten van een plan wat betreft stikstofdepositie moet per dossier bekeken en verantwoord worden.
Zie artikel 25 van het Stikstofdecreet(opent in nieuw venster).
Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Een verkeersdragend infrastructuurproject.
Hierbij dient de stikstofdepositie in beeld te worden gebracht die het gevolg is van het bijkomend verkeer ten opzichte van de bestaande situatie.
Een verandering aan een verkeersdragend infrastructuurproject, dat een capaciteitsverhoging inhoudt.
Hierbij dient de stikstofdepositie in beeld te worden gebracht die het gevolg is van het bijkomend verkeer ten gevolge van de verandering.
Een verkeersgenererend project of de verandering ervan.
Hierbij dient de stikstofdepositie in beeld te worden gebracht die wordt veroorzaakt door vervoersbewegingen van het totale project.
De definitie van verkeersdragend en verkeersgenererend (infrastructuur)project zijn opgenomen in artikel 2 van het Stikstofdecreet(opent in nieuw venster).
De PAS – en bij uitbreiding het Stikstofdecreet - heeft enkel betrekking op effecten van stikstofdepositie binnen de Speciale Beschermingszones in het kader van de passende beoordeling. De verscherpte natuurtoets dient opgemaakt te worden conform artikel 26bis van het Natuurdecreet(opent in nieuw venster). Voor nieuwe aanvragen dient ook rekening te worden gehouden met het VEN-besluit.
Neen, de Vlaamse Regering heeft deze lijst nog niet opgesteld. Daarbij zal ook een MER moeten opgemaakt worden. Momenteel is er geen timing bekend.
De Vlaamse overheid publiceerde in oktober 2024 wel een overzicht van vergunningsplichtige handelingen (eengezinswoningen en verkavelingen) waarbij kan gesteld worden dat bij worst case benadering de impactscore kleiner is dan of gelijk is aan 1%. De afstand tot habitatrichtlijngebied speelt hierbij wel een rol.
Wat verstaan moet worden onder een vergunningsplichtig verkeersgenererend project, is gedefinieerd in art. 2, 41° van het Stikstofdecreet: een vergunningsplichtig project dat geen verkeersdragend infrastructuurproject is en dat stikstofemissiegenererende vervoersbewegingen veroorzaakt, of de wijziging van een dergelijk project.
Een verkeersdragend infrastructuurproject is dan weer gedefinieerd in art. 2, 40°: vergunningsplichtig verkeersdragend infrastructuurproject: een vergunningsplichtig project met als hoofddoel de mobiliteit wijzigen, waarbij verkeersdragende infrastructuur wordt aangelegd of gewijzigd, waarbij de capaciteit van het verkeer door de wijziging wordt verhoogd.
De bouw van woningen bv. is vergunningsplichtig en heeft niet als hoofddoel de mobiliteit te wijzigen maar zal wel stikstofemissiegenererende vervoersbewegingen veroorzaken. Dergelijk project is dan ook een verkeersgenererend project.
Voor eengezinswoningen en verkavelingen kan deze lijst geraadpleegd worden van vergunningsplichtige handelingen waarbij kan gesteld worden dat bij worst case benadering de impactscore kleiner is of gelijk is aan 1%.
Volledige vraag: voor de bouw van een nieuwe waterzuiveringsinstallatie hebben wij zowel stationaire bronnen (kranen, wielladers, stroomgroep,…) als mobiliteitsgerelateerde bronnen transporten (afvoer overtollige gronden) in de aanlegfase. In de latere exploitatiefase hebben wij enkel nog mobiliteitsgerelateerde bronnen (afvoer slib, groenonderhoud,…) . Het lijkt erop dat ik beide niet tegelijkertijd kan aanduiden in de omgevingsvergunningsaanvraag, niettegenstaande ze beide deel uitmaken van de aanvraag. Hoe moet ik hier mee omgaan? Welk beoordelingskader dient ik te selecteren?
Per dossier kan maar 1 beoordelingskader van toepassing zijn. Welk beoordelingskader dat is, hangt af van het dossier en de toepassing van artikel 26 van het Stikstofdecreet, namelijk:
Als een mobiliteitsgerelateerd project ook een exploitatie van een IIOA omvat met een of meer stationaire bronnen van stikstofoxiden wordt de totale stikstofdepositie beoordeeld conform het beoordelingskader stikstofoxiden stationaire bronnen in de volgende gevallen:
- de exploitatie van de IIOA met stationaire bronnen vindt plaats na de aanlegfase van het mobiliteit gerelateerd project; of
- de exploitatie van de IIOA met stationaire bronnen vindt enkel plaats tijdens de aanlegfase van het mobiliteit gerelateerd project en de gemiddelde equivalente jaaremissie van NOx van de aanlegfase in totaliteit (inclusief exploitatie van de IIOA) > gemiddelde jaaremissie van NOx van het mobiliteit gerelateerd project na de aanlegfase.
In de andere gevallen gebeurt de beoordeling van de totale stikstofdepositie van het project conform het beoordelingskader stikstofoxiden mobiliteit
Voor uw project moeten dus de totale emissies van de aanlegfase en de totale emissies na de aanlegfase begroot worden. Indien de emissies in de aanlegfase groter zijn, dan is het beoordelingskader stationaire bronnen van toepassing. Indien de emissies na de aanlegfase het grootste zijn, dan is het beoordelingskader van mobiliteit van toepassing.
Volledige vraag:
Hoe moeten de stikstofemissies worden afgetoetst aan het Stikstofdecreet bij veehouderijen die voor de IIOA de indelingsdrempel van rubriek 9 niet halen, maar bv. wel een stedenbouwkundige omgevingsvergunning aanvragen voor het huisvesten van maximaal 19 paarden in agrarisch gebied? Dient deze exploitatie dan getoetst te worden aan de drempel van 0,025 % of 1 %?
Antwoord:
Een veehouderij wordt in het Stikstofdecreet gedefinieerd als een vergunningsplichtige IIOA als vermeld in rubriek 9 voor zover er dieren worden gehouden die zijn opgenomen in artikel 27 van Mestdecreet. Als er slechts 19 paarden worden gehouden is rubriek 9 niet van toepassing. Het beoordelingskader voor ammoniak is dus niet van toepassing.
Ook als het houden van paarden niet is ingedeeld in rubriek 9 van de indelingslijst van bijlage 1 van VLAREM II zal men de impact van de stikstofemissies moeten evalueren.
Voor een vergunningsplichtig verkeersgenererend project moet de stikstofdepositie ten gevolge van de vervoersbewegingen van het project beoordeeld worden overeenkomstig het Stikstofdecreet. Er moet daarbij zowel rekening gehouden worden met de aanlegfase als met de situatie na de aanleg van het project. De overheid moet steeds de effecten van het volledige aangevraagde project bekijken.
In een recent arrest van 21 maart 2024 (RvVb-A-2323-0571) stelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat:
“Het gegeven dat het aantal paarden niet indelingsplichtig is, doet immers niets af aan het feit dat de ammoniakemissies die met het houden van paarden gepaard gaan, als een inherent gegeven te beschouwen zijn aan de vergunningsplichtige infrastructuur die met onderhavige aanvraag wordt beoogd. Derhalve moeten deze mee betrokken worden in het vanuit de vermelde natuurbeschermingsregelingen verplicht gestelde onderzoek naar de mogelijke effecten die op dat vlak van het gevraagde kunnen uitgaan.”
Het project is een mobiliteitsgenererend project. De totale stikstofdepositie van het project wordt bijgevolg onderzocht conform het beoordelingskader mobiliteit. Bij de impactscoreberekening wordt ook de ammoniak van de paarden meegerekend en deze globale impactscore wordt getoetst aan de drempel van 1%.