Algemene vragen over stikstof en de stikstofmaatregelen
Algemene vragen over stikstof en de stikstofmaatregelen
Hieronder vindt u vragen en antwoorden naar aanleiding van het Vlaamse stikstofplan 2023.
Algemeen
Stikstofgas (N2) is een kleur- en reukloos gas dat op zichzelf niet schadelijk is voor mens en milieu. Ongeveer 78% van alle lucht bestaat uit die stikstofvorm. Maar als stikstof reageert met andere stoffen, wordt het wel schadelijk:
- stikstof + waterstof = ammoniak (NH3)
- stikstof + zuurstof = stikstofoxide (NOX).
Vlaanderen heeft samen met Nederland de hoogste stikstofuitstoot in Europa. Dat komt omdat landbouw, wegen en industrie op de kleine ruimte die Vlaanderen is dicht bij elkaar liggen. Die stikstofuitstoot moet zo veel mogelijk teruggedrongen worden omdat de schadelijke stikstofverbindingen ammoniak en stikstofoxide slecht zijn voor de natuur en voor onze gezondheid.
Wat is ammoniak?
Ammoniak (NH3) is een verbinding tussen stikstof en waterstof die vooral vrijkomt uit mest in veestallen en mestopslagplaatsen, uit kunstmeststoffen en wanneer mest uitgereden en verwerkt wordt.
Wat is stikstofoxide?
Stikstofoxiden (NOX) zijn verbindingen tussen stikstof en zuurstof en komen vrij als uitlaatgassen bij verbranding op hoge temperaturen: in verbrandingsmotoren van voertuigen, industriële productieprocessen en bij verwarming van gebouwen.
Welke effecten hebben de verschillende stikstoffen?
- Afsterven van planten: stikstofoxiden (NOx) en Ammoniak (NH3) leiden allebei tot het afsterven van plantencellen en tot een abnormale groei van planten die van stikstof houden zoals brandnetels, bramen en sommige grassen. Die overwoekeren en verdringen daardoor planten die minder stikstof nodig hebben, zoals heide en zeldzame planten en bloemen. Daardoor krijgen ook verschillende diersoorten die van die planten en hun ondergrond leven – zoals kevers, vlinders, bijen en regenwormen – het heel moeilijk om te overleven.
- Algen in het water: daarnaast verontreinigt ammoniak het oppervlakte- en het grondwater en doet het algen woekeren. Dat zet dan weer het planten- en dierenleven in en rond het water onder druk.
- Problemen met de luchtwegen: als het om schade aan de menselijke gezondheid gaat, kijken we vooral naar de stikstofoxiden. Die dringen door tot in de kleinste vertakkingen van de luchtwegen en kunnen zo irritaties veroorzaken. Bij ammoniak ontstaan er pas schadelijke effecten bij mensen bij het inademen van veel en hoge concentraties.
Welke stikstoffen zijn schadelijker?
Ammoniak bevat meer stikstof dan stikstofoxiden. Uit onderzoek van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) blijkt ook dat 1 kilogram stikstof uit ammoniak schadelijker is voor de natuur dan 1 kilogram stikstof uit stikstofoxiden.
De depositie van ammoniak terugdringen heeft volgens het INBO dan ook de hoogste prioriteit om de kwaliteit van de natuur te herstellen.
Over cijfers, metingen en berekeningen
Toch niet, we exporteren meer stikstof dan we importeren. Het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO) berekende dat voor elke ton stikstof die uit het buitenland naar hier komt 1,5 ton stikstof naar het buitenland gaat.
Er is een verschil tussen stikstofoxiden en ammoniak:
- Het zijn vooral stikstofoxiden die naar het buitenland geblazen worden. Maar liefst 80% NOX komt verder dan 80 kilometer terecht, soms wel honderden kilometers van de bron. Maar 9,5% van onze eigen NOX-uitstoot komt op Vlaamse bodem terecht.
- Ammoniak is een ander verhaal. Ammoniak (NH3) wordt over het algemeen laag bij de grond uitgestoten en slaat sneller dus dichter bij de bron op de grond neer. Daardoor blijft NH3 meestal dicht bij de grond hangen en raakt minder dan de helft verder dan 80 kilometer. Van onze eigen ammoniakuitstoot komt 37% opnieuw op Vlaamse bodem terecht.
De uitstoot van ammoniak door de landbouw daalde inderdaad sterk tussen 1999 en 2000 door de invoering van het MAP2bis. Daarna ging de daling licht verder tot 2008, bleef nadien een aantal jaren stabiel en daalt sinds 2014 opnieuw licht. De uitstoot van stikstofoxiden daalde sinds 2005 met 15% in de landbouw. Dat zorgt dat de totale stikstofuitstoot van de landbouw sinds 2005 met 15% gedaald is. Door de sterke daling van de stikstofuitstoot door de transportsector is het relatieve aandeel van de landbouw sinds 2005 sterk toegenomen.
Kijk voor de grafiek op de website van VMM: ‘Evolutie van de vermestende emissie per sector(opent in nieuw venster).
In 2021 stootte Vlaanderen 34,2 kiloton stikstof uit ammoniak uit en 33,1 kiloton stikstof uit stikstofoxiden. De landbouwsector was verantwoordelijk voor 53% van de totale stikstofemissie.
Bekijk de grafiek met het aandeel van de economische sectoren in de vermestende emissie in Vlaanderen in 2020(opent in nieuw venster).
Kijken we specifiek naar de uitstoot van ammoniak, dan zien we dat 94% daarvan uit de landbouw komt. Die ammoniakemissie van de landbouw is bovendien goed voor 75% van de stikstofdepositie die afkomstig is van Vlaamse bronnen. De ammoniakimpact van de industrie, het verkeer en de huishoudens in Vlaanderen is daarmee bijna verwaarloosbaar. Niet onbelangrijk: de NH3-emissies van de geplande gascentrales in Vilvoorde en Dilsen-Stokkem gaven de doorslag in de weigering van hun vergunning.
62% van de ammoniakemissie van de landbouw komt uit stallen. Ook het bewerken van akkers en weilanden met dierlijke mest en kunstmest brengt een grote hoeveelheid ammoniak in de lucht.
Voor stikstofoxiden blijft de transportsector met 58,3% de grootste bron, gevolgd door de industrie met 15,8%. Maar waar onze NOX-uitstoot in 20 jaar tijd met bijna de helft afnam, is er voor ammoniak sinds 2008 amper vooruitgang geboekt. De daling van de totale stikstofuitstoot is sinds 2008 dan ook volledig te danken aan de dalende NOX-uitstoot.
Wat ook vergeten wordt, is dat de PAS een grotere reductie van stikstofoxiden inhoudt dan van ammoniak. Tegen 2030 moet in heel Vlaanderen en over alle sectoren heen de emissie van NH3 met 40,3% afgenomen zijn, de emissie van NOX zelfs met 45%. Het terugdringen van NOX gebeurt door de uitvoering van het Vlaamse Luchtbeleidsplan 2030(opent in nieuw venster).
Ook in het buitenland moet de stikstofuitstoot naar beneden. Zeker voor onze stikstofgevoelige gebieden is het belangrijk dat ook het buitenland inspanningen doet. De Vlaamse Regering overlegde al meermaals met Nederland en vroeg om dringend werk te maken van hun deel.
Goed om te weten: Vlaanderen voert zelf 1,5 keer meer stikstof uit naar de buitenlandse natuurgebieden dan omgekeerd. Wij zijn dus een nettovervuiler van Nederland, niet omgekeerd. Daarom is niets doen in Vlaanderen geen optie.
Geen enkel rekenmodel is 100% correct, ook het EMAV-, VLOPS- en het IFDM-model niet. Maar het zijn wel de best mogelijke wetenschappelijke modellen op dit moment om de uitstoot, verspreiding en depositie van stikstof in te schatten – extern en onafhankelijk gevalideerd.
Maar het is onmogelijk om alles te meten. Er zullen altijd kleine onnauwkeurigheden en dus onzekerheden zijn. Die kleine onnauwkeurigheden en onzekerheden kunnen zo niet alleen in het nadeel maar ook in het voordeel van landbouwbedrijven spelen.
Lees meer:
De uitstoot van de industrie, het verkeer en de landbouw worden inderdaad op verschillende manieren berekend. Maar dat kan ook niet anders omdat je de berekeningswijze voor de landbouw niet kunt toepassen op het verkeer en de industrie.
Zo berekenen we de uitstoot:
- industrie: het grootste deel van de emissie wordt geregistreerd via de integrale milieujaarverslagen (IMJV). Zo krijgen we zicht op de jaarlijkse stikstofuitstoot per schouw. De emissies van bedrijven die geen IMJV indienen worden op een collectieve manier berekend.
- verkeer: telt verschillende transportmodi. In de transportmodellen wordt gerekend met het grootst mogelijke detail van beschikbare inputdata (wagenpark, brandstofverbruiken, vliegtuig- en scheepstype).
- landbouw: die emissie wordt berekend per emissiestadium aan de hand van het EmissieModel Ammoniak Vlaanderen (EMAV) op basis van mestbankgegevens, waaronder de gemiddelde veebezetting per exploitatie, staltype en luchtwassers.
Nee, het stikstofprobleem is niet nieuw.
Al in 1999 legde het Protocol van Göteborg emissieplafonds op voor ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx) en zwaveloxiden. Dat protocol werd ondertekend door 51 landen, waaronder de EU-lidstaten, Canada, de Verenigde Staten en een aantal landen in Centraal-Azië. Daarmee engageren de ondertekenaars zich om de vermesting, verzuring en ozon in de omgevingslucht tegen te gaan.
In de jaren 90 groeit in Vlaanderen het bewustzijn dat we met een stikstofprobleem zitten. Het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek voert al sinds 1990 depositiemetingen uit in bossen. Al in 1999 stelde het instituut vast dat de stikstofdepositie in Vlaanderen ongemeen hoog is en die nefaste gevolgen heeft voor onze natuur.
De emissieplafonds uit het Protocol van Göteborg vormden de basis voor de Europese NEC-richtlijn van 2001. NEC staat voor national emission ceilings, dus de nationale emissieplafonds voor lucht. Landen die zich niet houden aan die uitstootnormen, riskeren een sanctie.
In 2014 besliste de Vlaamse Regering dat de stikstofuitstoot moet verminderen. Ze startte met de opmaak van een programmatische aanpak voor stikstof om het neerslaan van schadelijke stikstof in de Natura 2000-gebieden terug te dringen. Daar komt dan ook de naam van het huidige Vlaamse stikstofplan vandaan: Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
De Vlaamse overheid sleutelde enkele jaren intensief aan die ontwerp-PAS. Het stikstofarrest van 25 februari 2021 dwong de Vlaamse Regering om dat ontwerp grondig bij te sturen. 9 jaar na het eerste initiatief beslist de Vlaamse Regering nu om die Programmatische Aanpak Stikstof definitief vast te leggen.
- Voor de opmaak van de conceptnota ‘Programmatische Aanpak Stikstof’ werden overlegmomenten met sector- en middenveldorganisaties georganiseerd.
- In het Vlaams Parlement werden hoorzittingen gehouden en is er debat gevoerd.
- Tijdens het openbaar onderzoek konden alle belanghebbenden hun reageren op zowel het stikstofplan als het ontwerp plan-MER. Ook de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) en Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) werden om advies gevraagd.
- Bij de verwerking van het openbaar onderzoek werd ook het departement Landbouw en Visserij en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek betrokken.
Over de stikstofmaatregelen
Bij elke vergunningsplichtige activiteit wordt nagegaan of de activiteit niet in conflict is met de Europese natuurdoelen.
- Is de impact minimaal? Dan volstaat een voortoets, dus een algemeen onderzoek.
- Is er mogelijk een betekenisvolle impact? Dan moet de vergunningsaanvrager aantonen dat die impact de Europese natuurdoelen niet in het gedrang brengt. Dat doet hij in een uitgebreid onderzoek: de passende beoordeling.
Maar wanneer is die impact dan betekenisvol? Daarvoor hanteert het stikstofplan de-minimisdrempels:
- Als de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd een heeft van meer dan 0,025%, moeten veehouderijen en mestverwerkingsinstallaties een passende beoordeling voorleggen.
- Voor industriële installaties met NOx-uitstoot ligt de de-minimisdrempel op 1%.
Landbouwbedrijven berekenen die impactscore met de Impactscoretool. Industriebedrijven doen dat via de tool Impact.
- Omdat de stikstofuitstoot door de landbouw nagenoeg constant blijft sinds 2008. Terwijl de voorbije jaren de uitstoot van stikstof door de industrie wel daalde. Dankzij de strengere emissienormen was er ook een daling van de uitstoot van stikstofoxiden door het verkeer.
- Omdat uit onderzoek van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek blijkt dat vooral ammoniak een schadelijke impact heeft op de natuur. 95% van de ammoniakuitstoot in Vlaanderen komt van de landbouw.
- Omdat de-minimiswaarden ook rekening houdt met het aantal landbouwbedrijven. Vele kleintjes maken 1 grote. Wat telt, is niet de impact van 1 individueel bedrijf, maar de impact van alle landbouwactiviteiten samen op de omliggende natuur. Alle landbouwbedrijven onder de de-minimisdrempel van 0,025% samen hebben een ongeveer even grote stikstofimpact als alle industriële installaties met NOx-uitstoot onder de de-minimisdrempel van 1% samen.
- Omdat de huidige activiteiten in veel gevallen nu al een overschrijding van de kritische depositiewaarde veroorzaken. Die kritische depositiewaarde is een waarde die aangeeft hoeveel stikstof een natuurgebied aankan vóór die stikstof negatieve gevolgen heeft. Om die trend te keren, moet de hoeveelheid stikstofuitstoot eerst omlaag.
Natura 2000
Natura 2000(opent in nieuw venster) is een Europees netwerk van beschermde gebieden. Die zijn het fundament van het Europese natuurbeleid. Door in die gebieden dieren, planten en omgevingen te beschermen en te herstellen wil de Europese Unie onze rijke biodiversiteit in stand houden.
Hoe beschermen we die natuur? Dat staat beschreven in 2 belangrijke richtlijnen:
- Vogelrichtlijn(opent in nieuw venster): bescherming van vogelsoorten
- Habitatrichtlijn(opent in nieuw venster): bescherming van alle andere fauna, flora en habitattypes zoals bos en graslanden. In Vlaanderen zijn er zo’n 46 habitattypes.
Volgens die richtlijnen moet elke Europese lidstaat Speciale Beschermingszones (SBZ) afbakenen, om bijkomende kansen te geven aan habitats en soorten die van belang zijn voor de Europese biodiversiteit. Er zijn 2 types:
- vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en
- habitatrichtlijngebieden (SBZ-H).
Al die gebieden vormen samen Natura 2000. In Vlaanderen zijn de vogelrichtlijngebieden afgebakend in 1988 en habitatrichtlijngebieden in 2002.
In die gebieden moet elke lidstaat maatregelen nemen om de habitattypes te beschermen en te herstellen volgens de natuurdoelen of instandhoudingsdoelstellingen(opent in nieuw venster). Die doelen geven aan of een gebied in een gunstige staat verkeert.
Wat is de link met het vergunningenbeleid? Volgens de Habitatrichtlijn moet Vlaanderen potentiële activiteiten toetsen aan die natuurdoelen. Anders gesteld: welke impact heeft een activiteit op de staat van de natuur in die beschermde gebieden? Onder andere op basis daarvan wordt een vergunning al dan niet toegekend.
Meer informatie over Natura 2000 vindt u op natura2000.vlaanderen.be(opent in nieuw venster).
De Europese natuurwetgeving zegt niets over kritische depositiewaarden. Maar het Europese Hof van Justitie eist dat alle EU-landen hun beleid baseren op de ‘best beschikbare wetenschappelijke kennis’.
Voor stikstof is dat op dit moment de kritische depositiewaarde (KDW), want die geeft de relatie tussen stikstofdepositie en de kwaliteit van de natuur het beste weer. De kritische depositiewaarde is een internationaal erkende en wetenschappelijk onderbouwde maat: ook andere landen (zoals Nederland) gebruiken ze in hun stikstofbeleid.
De kritische depositiewaarde wordt uitgedrukt in kilogram stikstof per hectare per jaar en is een grens. Ze geeft aan hoeveel stikstofdepositie een habitattype aankan voor die stikstof de kwaliteit en de natuur van het habitattype aantast. Het bereiken van de kritische depositiewaarde is dus een minimumvoorwaarde om habitattypes in stand te houden.
De kritische depositiewaarde houdt alleen rekening met de stikstof die via de lucht op de bodem en in het water terechtkomt en is dus een minimum. Voor een goeie kwaliteit van onze natuur zijn er daarnaast nog andere voorwaarden. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van grond- en oppervlaktewater en een gepast beheer.
Niet alle habitattypes zijn even gevoelig voor stikstof en verschillen dus ook in kritische depositiewaarde (KDW). Bepaalde types vennen kunnen maar 8 kilogram stikstof per hectare per jaar aan voor de biodiversiteit verandert, eikenbossen dan weer 20 kilogram per hectare per jaar.
Zodra een habitattype een kritische depositiewaarde van 34 of minder heeft, is het gevoelig voor stikstof. Dat geldt voor 40 van de 46 habitattypes(opent in nieuw venster) in Vlaanderen.
Als de stikstofdepositie in een habitattype hoger is dan de kritische depositiewaarde, dan wordt dat habitattype op termijn overbelast en tast de stikstof dus de natuur aan. Dat is voor 27 van de 38 Europees te beschermen natuur binnen Vlaanderen (ook: habitatrichtlijngebieden(opent in nieuw venster) of SBZ-H) het geval.
Investeringen in natuurherstel zijn wetenschappelijk onderbouwd en aantoonbaar effectief. Het gaat om: bomen planten, verwijdering van stikstof en fosfor uit drainagewaters van de landbouw, vernatting van gebieden, hydrologieherstel, plaggen van te vervuilde gronden, enzovoort.
Die inspanningen zorgden al voor grote verbeteringen, bijvoorbeeld in de Kalmthoutse Heide.
Gehoord in de media
De Programmatische Aanpak Stikstof is gericht op het herstellen van de natuur. De natuur kreunt al jarenlang onder een te grote hoeveelheid aan stikstof. Stikstofoxiden (NOx) en Ammoniak (NH3) stimuleren de abnormale groei van sommige planten zoals netels, grassen en bramen. Maar daardoor sterven andere planten, en dus ook dieren, uit. Uit het Natuurraport 2020 van het Instituut voor Natuur en Bos bleek dat bijna een derde van onze plant- en dierensoorten op de rode lijst staat. Niet alleen door stikstof uiteraard, maar het gaat wel degelijk over meer dan een paar planten.
NH3 en NOX hebben ook een grote impact op onze gezondheid. Allebei spelen ze een grote rol in de vorming van fijnstof. NOx draagt ook bij aan de vorming van ozon. Zo veroorzaken ze allergieën zoals hooikoorts en voorjaarsallergie, hart- en vaatziekten en long- en luchtwegziekten zoals astma, sinusitis en longkanker.
624.634 hectare. Zo veel landbouwgrond is er in Vlaanderen. Dat is 46% van de totale grondoppervlakte. De grootste landbouwgronden liggen in Vlaams-Brabant en Limburg. Al sinds 2001 blijft die oppervlakte relatief stabiel. Tussen 2011 en 2021 was er een lichte stijging van de landbouwgronden met 1,8%.
De gemiddelde oppervlakte per bedrijf is met bijna de helft gestegen tussen 2005 en 2021. In 2005 had een landbouwbedrijf gemiddeld 18,3 hectare grond. In 2021 steeg dat gemiddelde naar 26,9 hectare. Ook het aantal dieren per bedrijf nam toe, van gemiddeld 78 in 2005 tot 113 in 2021.
Meer lezen:
Luchtwassers en emissiearme technieken zullen een rol spelen in de oplossing van het stikstofprobleem. Sinds november 2022 is het onafhankelijk Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veehouderij(opent in nieuw venster) actief. Dat comité licht emissiereducerende technieken en maatregelen door voor het volledige gamma van luchtemissies door veehouderijen en mestverwerking van alle diersoorten.
Maar die technieken zijn niet de kip met de gouden eieren. Meer en meer studies tonen aan dat die technologieën minder efficiënt zijn dan gedacht. Ze worden vaak in laboratoria getest en niet in de praktijk. De technologieën vragen ook om grote investeringen van de landbouwers. Dat werkt grote landbouwbedrijven met grote stallen en veestapels in de hand.
Door de grote hoeveelheid waarmee de stikstof omlaag moet en de korte deadline, zal ook de veestapel moeten krimpen.
Het Europese Hof van Justitie tikte Vlaanderen al verschillende keren op de vingers voor de schadelijke impact van vergunde activiteiten op de Europees beschermde natuurgebieden. Vergunningen intrekken is voor het Hof een realistische optie.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde tientallen jaren geleden al dat overheden het eigendomsrecht mogen beperken uit milieuoverwegingen.
Een vergunning is een toestemming van de overheid om iets te doen dat daarvoor niet mocht. De overheid kan, uiteraard met gegronde redenen, beslissen om die toestemming opnieuw in te trekken. Het intrekken van vergunningen is dus geen inbreuk op het eigendomsrecht.
Omdat de intrekking van die vergunning een impact heeft op landbouwbedrijven, voorziet de Programmatische Aanpak Stikstof in financiële compensaties.
De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is nodig om te zorgen dat we nog vergunningen kunnen toekennen aan bedrijven zonder in strijd te zijn met de Europese natuurwetgeving. Willen we geen vergunningsstop zoals in Nederland, en willen we zuurstof geven aan duurzame landbouw, ons leefmilieu én de economie, dan hebben we geen andere keuze dan de stikstofuitstoot in Vlaanderen terug te dringen met het maatregelenpakket van de Programmatische Aanpak Stikstof. Die maatregelen bieden ook rechtszekerheid voor toekomstige vergunningen.
Omdat het stikstofplan schade veroorzaakt aan sommige individuele landbouwbedrijven, voorziet Vlaanderen in vergoedingen en sociale maatregelen voor landbouwers die hun bedrijf verplicht of vrijwillig stopzetten of die moeten investeren om de overstap te maken naar een duurzame landbouw met veel minder impact op het milieu.
Voeding
De bemestingsniveaus en -normen liggen in Vlaanderen hoog. Uit onderzoek blijkt dat minder bemesting de opbrengsten maar beperkt vermindert. Met gericht nutriëntenbeheer kan de efficiëntie van de bemesting verhoogd worden.
Op locaties waar een nulbemesting geldt, zal de landbouwopbrengst wel dalen. Die nulbemesting betekent dat grasland alleen bemest mag worden door de mestuitscheiding van 2 grootvee-eenheden per hectare. Dus niet met kunstmest of andere organische meststoffen. Voor de dalende opbrengsten ontvangen landbouwers een compensatie. Bovendien gaat het maar om een beperkte oppervlakte die door de PAS onder nulbemesting valt. Met die nulbemesting zorgen we er wel voor dat de natuurwaarden en de biodiversiteit van die graslanden verbeteren.
De emissiereductie die de Programmatische Aanpak Stikstof vraagt, zal gevolgen hebben voor de veestapel en de productievolumes. Maar daarmee komen onze voedselvoorziening en -zekerheid niet in het gedrang.
Netto-exporteur voor vlees
Voor de dierlijke producten waarop de Programmatische Aanpak Stikstof een impact heeft, hebben we een handelsoverschot en zijn we zelfvoorzienend. De zelfvoorzieningsgraad voor vlees in België bedraagt 205,3%. Dat betekent we meer uitvoeren dan zelf consumeren. Voor varkensvlees is de zelfvoorzieningsgraad zelfs 238,5%, voor rund- en kalfsvlees 127%, voor gevogelte 227,5% en voor eetbaar slachtafval 269%.
Netto-importeur voor graan
Voor granen ligt die verhouding vandaag anders. Vlaanderen is een netto-importeur van granen. Het handelstekort loopt op tot -1,4 miljard euro. We telen wel veel granen, maar amper 10% is geschikt om mee te bakken. Het merendeel wordt gebruikt als veevoeder, of om zetmeel of biobrandstoffen mee te maken. Voor de productie van bier, brood, koekjes en deegwaren gebruiken we dus granen uit het buitenland.
Verschuiving van dierlijke naar plantaardige producten
De Programmatische Aanpak Stikstof kan zorgen voor een verschuiving van dierlijke naar plantaardige producten. Als de veestapel krimpt, komt er meer landbouwgrond vrij voor hoogwaardige granen. Zo zorgen we ervoor dat we ook voor die producten zelfvoorzienend zijn. Plantaardige producten zijn ook veel efficiënter op het vlak van grondgebruik en uitstoot.
Nee, de Belgische en Vlaamse zelfvoorzieningsgraad ligt zo hoog dat we na uitvoering van het stikstofakkoord geen vlees zullen hoeven te importeren. De zelfvoorzieningsgraad voor vlees in België bedraagt nu 205,3%.
Tewerkstelling
De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zal een beperkte impact hebben op de tewerkstelling in de landbouw. Dankzij de veerkracht van de economie zullen de arbeidsplaatsen die in de landbouwsector verloren gaan, opgevangen worden door andere sectoren.
In de landbouw neemt het aantal bedrijven al verschillende jaren af. Toch veroorzaakte dat geen grote schokken in de tewerkstelling. De laatste jaren is er zelfs een tekort aan tijdelijke en vaste arbeidskrachten in de landbouw.
Ten eerste is het onmogelijk te zeggen hoeveel landbouwers er de komende jaren zullen stoppen en hoeveel nieuwe landbouwers er zullen bijkomen. Ten tweede is er geen verband tussen de uitstroom van landbouwers en de daling van de veestapel en daarmee de stikstofuitstoot. Daarom houdt de Vlaamse overheid in de Programmatische Aanpak Stikstof geen rekening met de vergrijzing.