Gedaan met laden. U bevindt zich op: Besluit van de Vlaamse Regering over afwijkende berekeningsmethode referentiesituatie 2021 en over vrijstelling van generieke bronmaatregelen Stikstof in Vlaanderen

Besluit van de Vlaamse Regering over afwijkende berekeningsmethode referentiesituatie 2021 en over vrijstelling van generieke bronmaatregelen

Nieuwsbericht
10 juni 2024

Op vrijdag 7 juni 2024 heeft de Vlaamse Regering het besluit over de afwijkende berekeningsmethode van de referentiesituatie 2021 principieel goedgekeurd. Dat besluit bepaalt eveneens hoe de begrenzing tot de vergunde of geakteerde aantallen moet worden uitgevoerd om de referentiesituatie te bepalen. De Vlaamse Regering legt ook de diercategorieën vast waarvoor een vrijstelling van de generieke reductieverplichtingen verkregen kan worden. Tot slot wordt bepaald welke instanties verantwoordelijk zijn voor de verwerking van gegevens in toepassing van de algemene verordening gegevensbescherming bij de uitvoering van het Stikstofdecreet. 

Adviezen

Over dit besluit wordt het advies ingewonnen van de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens (VTC) en de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) en van de Raad van State. Pas na het ontvangen van die adviezen kan de Vlaamse Regering het besluit definitief goedkeuren. Het besluit zal in werking treden de dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Referentiesituatie 2021

De PAS-referentie 2030 bepaalt de maximale jaarhoeveelheid ammoniak die een varkens-, pluimvee- of rundveehouderij na eind 2030 nog mag uitstoten. De basis voor de PAS-referentie 2030 is de referentiesituatie 2021 die bepaald wordt aan de hand van de gemiddelde veebezetting overeenkomstig de Mestbankaangifte voor het productiejaar 2021. Als die gemiddelde veebezetting niet representatief is omwille van overmacht, nulbezetting of een investering qua dierplaatsen, kan de exploitant een afwijkende berekeningsmethode vragen. De Vlaamse Regering heeft nu de specifieke regels voor het aanvragen en berekenen van deze afwijkende referentiesituatie vastgelegd. In het Stikstofdecreet werd hierover al vastgelegd dat de gemiddelde veebezetting die gebruikt wordt voor de berekening van de referentiesituatie 2021 via een afwijkende methode, niet hoger mag zijn dan het aantal nutriëntenemissierechten waarover de landbouwer in kwestie op 1 januari 2024 beschikte.

Afwijking

De mogelijkheid tot afwijking wordt voorzien voor bedrijven waar de gemiddelde veebezetting in 2021 geen goede referentie is, omdat die gemiddelde veebezetting minstens 7% verschilt met de veebezetting waar overeenkomstig dit besluit rekening mee gehouden kan worden. Het besluit bevat nadere regels over de in het Stikstofdecreet vermelde situaties die aanleiding kunnen geven tot een afwijkende berekening van de referentiesituatie 2021. Het gaat over bedrijven die hetzij in die periode door overmachtssituaties zoals een ongeluk, natuurramp of overlijden net een lagere veebezetting hadden, hetzij omdat ze sinds 1 januari 2017 geïnvesteerd hebben in (extra) dierplaatsen. Wat de investeringen betreft, gaat het niet om de normale onderhoudswerkzaamheden. Het kan gaan om het creëren van extra dierplaatsen of om investeringen die tot gevolg hebben dat tijdelijk de maximale of normale veebezetting niet aanwezig is (bijv. in 2021 de bouw van een nieuwe stal zonder stijging van het aantal dierplaatsen). Wanneer sinds 1 januari 2017 een vergunning verkregen werd die een uitbreiding van het aantal vergunde dierplaatsen inhield, wordt die vergunning als investering beschouwd. De afwijkende berekening voor de PAS referentie omwille van een investering inzake dierplaatsen kan ook toegepast worden voor bedrijven die sinds 2017 een bedrijfsovername deden. Er wordt tevens een afwijking voorzien voor de exploitaties die vergund zijn na 2021 en bijgevolg geen cijfers hebben voor de gemiddelde veebezetting van 2021 (nulbezetting).

Voor elk van de vermelde situaties die een afwijkende berekeningsmethode toelaten, voorziet het besluit welke die afwijkende berekeningsmethode is.

Aanvraag afwijking

Het is de exploitant die het initiatief moet nemen om gebruik te maken van de afwijkende berekening door hiervoor een aanvraag in te dienen. Als de exploitant geen aanvraag indient of die niet verkrijgt, blijft de Mestbankaangifte voor het productiejaar 2021 de referentie.

De exploitant moet uiterlijk tegen 30 september 2026 een aanvraag indienen bij de Commissie Afwijkende PAS-referentiesituatie. Hij voegt daarbij de nodige bewijsdocumenten om te staven dat hij zich in één van de situaties bevindt waarbij de Mestbankaangifte voor het productiejaar 2021 geen goede referentie is en dat hij voldoet aan de voorwaarden.

Commissie Afwijkende PAS-referentiesituatie

Er wordt een Commissie Afwijkende PAS-referentiesituatie opgericht die beslist of voor de aanvragen tot afwijkende referentiesituatie voldaan is aan de voorwaarden. Die Commissie zal bestaan uit een vertegenwoordiger van het Departement Omgeving (voorzitter), van de Vlaams Landmaatschappij, van de landcommissie van de provincie waarin het bedrijf gelegen is waarvoor een afwijkende PAS-referentiesituatie aangevraagd wordt, en een vertegenwoordiger van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij.

Begrenzing tot vergunde of geakteerde aantallen

De gemiddelde veebezetting overeenkomstig de gegevens van de Mestbankaangifte en verhoogd met het leegstandspercentage, moet begrensd worden tot de vergunde aantallen of tot de aantallen waarvan akte genomen is. Die begrenzing wordt uitgevoerd voor het geheel van de vergunde of geakteerde dieren van elke diersoort in kwestie, namelijk varkens, pluimvee of rundvee. De begrenzing wordt niet uitgevoerd op niveau van diercategorie, bijvoorbeeld zeugen, beren, andere varkens. De begrenzing mag echter niet resulteren in een hogere totale ammoniakemissie van de begrensde situatie dan die van de vergunde of geakteerde dieren, gespecificeerd per diercategorie of stalsysteem.

Vrijstellingsregeling

Een vrijstelling van de generieke reductieverplichting kan verkregen worden voor de volgende diercategorieën waarvoor geen ammoniakemissiereducerende maatregelen zijn vastgesteld:

  • ander pluimvee dan kippen (o.a. kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, duiven)
  • beren zoals vermeld in het Mestdecreet.

De nadere regels over de maatregelen die een vrijgestelde exploitant alsnog moet nemen om binnen de specifieke bedrijfsrealiteit de relevante PAS-referentie 2030 te behalen, zullen nog door de Vlaamse minister bevoegd voor de omgeving en de natuur worden bepaald.