Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24012 - Kanscontract met optie Vlaamse Belastingdienst

VB 24012 - Kanscontract met optie

Voorafgaande beslissing
Nummer
24012
Datum beslissing
14 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.2. VCF
  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.7.1.0.6. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat de voorgenomen verrichtingen in het geheel van de omstandigheden geen aanleiding zullen geven tot de heffing van erfbelasting bij het overlijden van een van de echtgenoten op grond van artikel 2.7.1.0.4 VCF (gezien de vermogensbestanddelen die deel uitmaken van het kanscontract steeds behoord hebben tot het eigen vermogen van de aanvragers) en de algemene antimisbruikbepaling opgenomen in artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. Bovendien strekt de aanvraag ertoe bevestiging te verkrijgen dat de voorgelegde overeenkomst van aanwas die zal worden gesloten tussen de echtgenoten X-Y rechtsgeldig is en kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel en dat - op het ogenblik van de aanbieding ter registratie - de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF niet van toepassing zullen zijn.

Tevens strekt de aanvraag ertoe dat er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn op in de overeenkomst opgenomen roerende goederen, evenals hun vruchten, meerwaarden en andere opbrengsten en alle zaken die worden verkregen in vervanging van voormelde tegoeden, alsook dat de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF en 2.7.1.0.6 VCF niet van toepassing zullen zijn bij het overlijden van een echtgenoot zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn.

3. De echtgenoten X-Y vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de echtgenoten.

4. Met betrekking tot de publicatie van de voorafgaande beslissing overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, § 5 VCF, en in het bijzonder met betrekking tot het anonimiseren van de voorafgaande beslissing, verzoeken de partijen de Vlaamse Belastingdienst niet alleen de persoonsgegevens van de partijen te anonimiseren, maar hetzelfde te doen voor alle concrete gegevens die via publiek toegankelijke databanken, en in het bijzonder de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en het Belgisch Staatsblad, te consulteren zijn. Partijen denken daarbij onder meer, zonder echter exhaustief te zijn, aan alle gegevens met betrekking tot de notariële akten, de gegevens van de betrokken vermogensbestanddelen en de bedragen/waarden vermeld in onderhavige aanvraag.

Deze vraag tot het anonimiseren van alle feitelijke informatie waarvan sprake in onderhavige aanvraag gebeurt met het oog op de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, en rekening houdende met het feit dat via opzoeking van deze gegevens via één of meerdere databanken de identiteit van de partijen makkelijk kan worden achterhaald.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

5. De aanvraag wordt ingediend door […], advocaat aan de balie te […], met kantoor te […], hebbende als ondernemingsnummer […] namens:

5.1. De heer X, van Belgische nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.xxxx, hebbende als rijksregisternummer […];

5.2. Mevrouw Y, van Belgische nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.xxxx, hebbende als rijksregisternummer […];

De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd onder het Belgisch stelsel van zuivere scheiding van goederen, ingevolge akte van xx.xx.xxxx, verleden voor notaris […] te […], gewijzigd via akte op xx.xx.xxxx, door de toevoeging van een intern gemeenschappelijk vermogen, verleden voor notaris […] te […], sindsdien ongewijzigd volgens hun verklaring.

6. De echtgenoten X-Y hebben twee meerderjarige kinderen.

7. Tot slot hebben de echtgenoten X-Y hun fiscale woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

8. De echtgenoten X-Y wensen een kanscontract te sluiten met betrekking tot roerende goederen, in casu de beleggingsportefeuilles en vorderingen die deel uitmaken van hun eigen vermogens, alsook een vordering die zij op heden nog aanhouden op een derde partij. Deze beleggingsportefeuilles, alsook de vorderingen zijn ontstaan naar aanleiding van de recente verkoop van het bedrijf, waarvan zij elk aandeelhouder waren voor 50%.

9. Elke echtgenoot wenst voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem of haar in staat stellen zijn of haar levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende echtgenoot te garanderen met tegelijkertijd het behoud van een maximale flexibiliteit. Partijen kiezen bewust voor een wederzijdse aanwasovereenkomst die hen beiden bindt en die de voornaamste doelstelling van partijen vervult, met name de financiële bescherming van de langstlevende echtgenoot.

10. De overeenkomst van aanwas en kanscontract zal tevens betrekking hebben op de vruchten, de opbrengsten en de meerwaarden van deze roerende goederen. Alle goederen die bij wijze van belegging, wederbelegging, contractuele en wettelijke zaakvervanging in de plaats zouden treden van de roerende goederen, zullen eveneens aan de overeenkomst van aanwas en kanscontract onderworpen zijn.

11. Het kanscontract zal luiden als volgt:

TUSSEN ONDERGETEKENDEN:

A. De heer X, van Belgische nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1961, hebbende als rijksregisternummer […];

hierna genoemd: “Partij sub A”;

en zijn echtgenote,

B. Mevrouw Y, van Belgische nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1968, hebbende als rijksregisternummer […];

hierna genoemd: “Partij sub B”;

Partij sub A en Partij sub B worden hierna afzonderlijk: “Partij” en gezamenlijk “Partijen” genoemd.

Partijen wonen samen te […] en zijn gehuwd onder het Belgisch stelsel van zuivere scheiding van goederen, ingevolge akte van xx.xx.1990, verleden voor notaris […] te […], gewijzigd via akte op xx.xx.2023, verleden voor notaris […] te […], sindsdien ongewijzigd.

WORDT UITEENGEZET WAT VOLGT:

Partij sub A verklaart eigenaar te zijn van volgende effectenportefeuilles (hierna genoemd: “de Beleggingsportefeuilles en Vorderingen”), in volle eigendom behorende tot zijn eigen vermogen:

• een beleggingsportefeuille bij […] met nummer […] waarvan de waarde [...] bedraagt;

• een beleggingsportefeuille bij […] met nummer […] waarvan de totale waarde [...] bedraagt;

• een vordering op […], een Franse “société par actions simplifiée”, vennootschap naar Frans recht, met zetel te […], ingeschreven in het handelsregister (Frankrijk) met nummer […] ten bedrage van [...] betaalbaar in xx.2024;

• een vordering op […], een Franse société par actions simplifiée, vennootschap naar Frans recht, met zetel te […], ingeschreven in het handelsregister (Frankrijk) met nummer […] ten bedrage van [...] betaalbaar in xx.2025;

De totale waarde van de Beleggingsportefeuilles en Vorderingen van Partij sub A bedraagt aldus [...]

Partij sub B verklaart eigenaar te zijn van:

• een beleggingsportefeuille bij […] met nummer […] waarvan de waarde [...] bedraagt;

• een vordering op […], een Franse “société par actions simplifiée”, vennootschap naar Frans recht, met zetel te […], ingeschreven in het handelsregister (Frankrijk) met nummer […] ten bedrage van [...] betaalbaar in xx.2024;

• een vordering op […], een Franse “[...]”,

vennootschap naar Frans recht, met zetel te […], ingeschreven in het handelsregister (Frankrijk) met nummer […] ten bedrage van [...] betaalbaar in xx.2025;

De totale waarde van de Beleggingsportefeuilles en Vorderingen van Partij sub B bedraagt aldus [...].

Partijen verklaren dat zij via onderhavige overeenkomst een kanscontract wensen te sluiten met betrekking tot de Beleggingsportefeuilles en Vorderingen (hierna samen genoemd: “Roerende Goederen”).

Partijen sluiten deze overeenkomst ten bijzondere titel. Het bijzondere karakter volgt uit de nauwkeurige aanduiding van de goederen waarop deze overeenkomst slaat.

WORDT OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT:

De Partijen verklaren tussen hen volgende overeenkomst houdende een kanscontract te sluiten:

ARTIKEL 1. RECHTSKEUZE

De partijen komen uitdrukkelijk overeen dat uitsluitend het Belgische recht van toepassing is op deze overeenkomst, zowel met betrekking tot de inhoud als de vorm.

ARTIKEL 2. VOORWERP VAN HET KANSCONTRACT

De Partijen komen bij wijze van kanscontract ten bezwarende titel overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, de volle eigendom van het deel van de eerststervende in de Roerende Goederen zal aanwassen bij het deel van de overlevende, op de wijze en binnen de termijn hierna gepreciseerd. Aldus staat elke Partij, onder voormelde voorwaarde, de volle eigendom van zijn/haar deel in de Roerende Goederen, onder de opschortende voorwaarde van zijn/haar vooroverlijden, af aan de andere Partij. Als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt Elke Partij, indien hij/zij het langst leeft, een kans om de volle eigendom van het deel in de Roerende Goederen van de andere Partij te verkrijgen.

ARTIKEL 3. MODALITEITEN VAN HET KANSCONTRACT

Deze overeenkomst is wederkerig toegestaan en is aanvaard ten bezwarende titel, als kanscontract, onder de hierna volgende modaliteiten en voorwaarden:

1. Het recht op aanwas ten voordele van de langstlevende Partij geldt voor het aandeel van de eerststervende in de hierboven opgesomde Roerende Goederen, met ingang van het overlijden van de eerststervende van Partijen, zonder terugwerkende kracht.

Indien Partij sub A als eerste overlijdt, verkrijgt Partij sub B bijgevolg de volle eigendom van het (eigen) aandeel van Partij sub A in de Roerende Goederen, zijnde de Beleggingsportefeuilles en Vorderingen van Partij sub A.

Indien Partij sub B als eerste overlijdt, verkrijgt Partij sub A bijgevolg de volle eigendom van het (eigen) aandeel van Partij sub B in de Roerende Goederen, zijnde de Beleggingsportefeuilles en Vorderingen van Partij sub B.

2. De langstlevende van Partijen moet zijn of haar wil om het bovenvermeld recht van aanwas uit te oefenen uitdrukkelijk kenbaar maken door middel van een verklaring hetzij in een notariële akte, hetzij in een notariële verklaring, hetzij door een schriftelijke verklaring te betekenen aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende Partij binnen een termijn van honderdtwintig (120) kalenderdagen na het overlijden van de eerststervende van Partijen, deze dag niet meegerekend. Deze termijn geldt als vervaltermijn.

Bij ontstentenis van uitdrukkelijke wilsuitdrukking op voormelde wijze en binnen voormelde termijn zal de langstlevende Partij geacht worden het recht van aanwas uit te oefenen vanaf het ogenblik van overlijden, in volle eigendom voor de Roerende Goederen die het voorwerp uitmaken van het beding van aanwas.

3. Beide Partijen achten voor zichzelf de kans om te overleven gelijk. Beide Partijen voegen, als bijlage bij deze overeenkomst, een verklaring van de huisarts toe.

4. Deze overeenkomst is tussen Partijen afgesloten voor een periode van tien (10) jaar te rekenen vanaf heden, deze dag niet meegerekend. Ze wordt nadien automatisch, uit hoofde van de wilsuiting van Partijen op heden vastgesteld, verlengd met opeenvolgende periodes van vijf (5) jaar, behoudens in geval een Partij minstens zes (6) maanden voor het verstrijken van de vijfjarige periode aan de andere Partij middels aangetekend schrijven ter kennis brengt dat hij/zij geen verlenging wenst van onderhavige overeenkomst.

Iedere Partij kan na de beëindiging van hun affectieve relatie zijn/haar wil te kennen geven aan de andere Partij om huidige overeenkomst onmiddellijk te beëindigen. Desgevallend wordt huidige overeenkomst beëindigd door een verklaring af te leggen voor een notaris. Een eensluidende uitgifte hiervan wordt per aangetekend schrijven verstuurd aan de andere Partij.

De affectieve relatie wordt geacht te zijn beëindigd:

• in geval van echtscheiding;

• in geval van scheiding van tafel en bed;

• in geval van feitelijke scheiding gedurende een onafgebroken periode van meer dan zes (6) maanden tussen de Partijen, tenzij de feitelijke scheiding het gevolg is van overmacht (onder andere en dus niet limitatief, de feitelijke scheiding te wijten is aan gezondheidstoestand, verzorgingsbehoeften, beroepsnoodwendigheden of andere redenen die niet wijzen op een beëindiging van de relatie).

Ten slotte kunnen Partijen op elk ogenblik in onderling akkoord deze overeenkomst wijzigen of beëindigen.

5. De aanwas heeft tevens betrekking op alle lichamelijke of onlichamelijke goederen die door wettelijke of contractuele zaakvervanging, of op enige andere wijze in de plaats zouden komen van de betrokken Roerende Goederen en van de in de plaats gekomen goederen, in blote eigendom, volle eigendom, of vruchtgebruik, met inbegrip van de meerwaarden, vruchten en inkomsten op deze goederen (zoals onder meer dividenduitkeringen en interesten), en de goederen die in de plaats zijn gekomen van voornoemde goederen, dit alles ingevolge het principe van zaakvervanging in de ruimste zin van het woord. De aanwas heeft eveneens betrekking op alle waardevermeerderingen, zonder dat de erfgenamen of rechtsverkrijgers van de eerststervende uit dien hoofde enig verhaal zullen kunnen uitoefenen tegen de langstlevende.

In dit kader moet elke Partij (zijn aandeel in) de Roerende Goederen afzonderlijk van zijn of haar overig vermogen beheren en beleggen zodat steeds een onderscheid kan worden gemaakt tussen (het aandeel in) de Roerende Goederen en het eigen overig vermogen van elke Partij.

Telkens wanneer er zaakvervanging optreedt, dan zullen de echtgenoten dit schriftelijk bevestigen. Deze schriftelijke bevestiging is niet nodig voor zaakvervanging binnen een feitelijke universaliteit, zoals een beleggingsportefeuille. Indien er binnen de feitelijke universaliteit zaakvervanging optreedt, dan maken de nieuwe goederen, die door zaakvervanging worden verkregen, ook integraal deel uit van het kanscontract. De bepalingen van deze overeenkomst zijn er dan automatisch op van toepassing.

De overeenkomst van aanwas eindigt geenszins wanneer het nummer, waaronder de Beleggingsportefeuilles geïndividualiseerd is, wijzigt of ingeval van bewaargeving van de desbetreffende effectenportefeuille door een andere financiële instelling dan deze die vandaag de bewaarneming op zich neemt.

6. De langstlevende van Partijen in wiens voordeel de aanwas tot stand komt, zal aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende geen enkele vergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van deze overeenkomst, gezien het hier om een kanscontract ten bezwarende titel gaat.

Het bezwarend karakter van deze overeenkomst wordt onderstreept door het oogmerk van elke Partij om te worden beschermd voor het geval hij/zij de langstlevende zou zijn.

7. Partijen komen overeen dat, zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen de Partijen en zij beiden in leven zijn, zij de goederen die deel uitmaken van het overeengekomen kanscontract niet mogen vervreemden (noch ten bezwarende titel, noch om niet), in pand geven of met andere zakelijke rechten bezwaren, tenzij met de uitdrukkelijke instemming van de andere Partij bij deze overeenkomst.

8. Elke Partij kan, mits het akkoord van de andere Partij, overgaan tot de vervreemding van de Roerende Goederen en de vervanging daarvan door andere die in de plaats van de vervreemde Roerende Goederen zullen treden en aan het kanscontract zullen onderworpen zijn. Elke Partij kan eveneens gelden beleggen en de al dan niet vervallen obligaties, kasbons en andere effecten herbeleggen, doch eveneens enkel met het akkoord van de andere Partij.

Het akkoord van de andere Partij met de vervreemding van de Roerende Goederen impliceert het akkoord van de Partijen dat het kanscontract wordt uitgebreid tot de roerende goederen die in de plaats komen van de Roerende Goederen, zoals tevens wordt bepaald in punt 5.

9. De bepalingen vervat in de punten 4 tot 8 gelden in ieder geval met ingang vanaf heden en zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen de Partijen, teneinde een rechtsgeldige overeenkomst tot stand te kunnen brengen tussen hen.

10. Een eventuele nietigheid van een bepaling van dit kanscontract betreft enkel die specifieke bepaling, die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van Partijen, niet de nietigheid van het volledige kanscontract voor gevolg hebben. Tussen Partijen is aldus onder meer overeengekomen dat, indien deze overeenkomst van aanwas een bepaling zou bevatten die de overeenkomst strijdig maakt met het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, deze bepaling voor niet geschreven moet worden gehouden, zodat een dergelijke bepaling niet tot de nietigheid van de volledige overeenkomst van aanwas kan leiden.

11. Partijen verklaren de mogelijkheid voorzien voor de rechter om op verzoek van één (1) van de Partijen ofwel het contract aan te passen ofwel geheel of gedeeltelijk te beëindigen indien er zich gewijzigde omstandigheden voordoen, zoals voorzien in artikel 5.74, laatste lid Burgerlijk Wetboek, uit te sluiten.

12. Deze overeenkomst, haar uitvoering en de interpretatie ervan worden beheerst door het Belgisch recht.

Alle geschillen die mogelijkerwijs zullen ontstaan naar aanleiding van de toepassing van de overeenkomst, zullen ter arbitrage worden voorgelegd aan CEPINA. Deze zal bindend beslissen, en zich bij zijn beslissing laten leiden door de bepalingen van de overeenkomst en door het Belgische recht. De kosten verbonden aan deze arbitrage worden ten laste gelegd, zoals bepaald door de arbiter.

Gedaan te […] op **** 2024

Opgesteld in twee (2) exemplaren. Iedere partij verklaart één door de andere partij getekend exemplaar te hebben ontvangen.”.

III. Motivering van de aanvraag

12. Teneinde de langstlevende echtgenoot te beschermen, beogen de echtgenoten X- Y een kanscontract te sluiten met betrekking tot de Beleggingsportefeuilles en Vorderingen die respectievelijk tot de eigen vermogens van de echtgenoten behoren. De inhoud van de aanwasovereenkomst werd hierboven opgenomen. Elke echtgenoot bekomt ingevolge dit contract het aandeel van de eerststervende onder de voorwaarde dat hij of zij het langste leeft. Via een dergelijk kanscontract behoudt de langstlevende echtgenoot een zekerheid dat zijn levenskwaliteit en levensstandaard ook na het overlijden van de eerststervende echtgenoot zal gewaarborgd blijven.

13. De overeenkomst van aanwas en kanscontract wordt optioneel voorzien. De overeenkomst krijgt dan bij het overlijden van de eerststervende geen automatische uitwerking. De langstlevende moet binnen een welbepaalde termijn na het overlijden op formele wijze zijn keuze voor het beding van aanwas bevestigen. De langstlevende echtgenoot kan daarenboven opteren om de overeenkomst van aanwas en kanscontract te beperken tot welbepaalde roerende goederen. Aan het uitoefenen van de optie wordt in afwijking van artikel 5.147 Burgerlijk Wetboek terugwerkende kracht toegekend tot het moment van overlijden van de eerststervende echtgenoot.

14. Daarnaast verkiezen de echtgenoten X-Y een kanscontract boven een toebedeling via testament. Kenmerkend aan een testament is het herroepbaar karakter ervan. De echtgenoten X-Y wensen echter een regeling uit te werken die geldt in twee richtingen. Geen van beide echtgenoten wil het risico lopen dat het testament zou worden aangepast, zonder dat hij/zij zelf zijn/haar testament zou aanpassen. Een testament kan namelijk worden gewijzigd zonder het medeweten van de andere echtgenoot. Aangezien de echtgenoten X-Y elkaar beogen te beschermen via het afsluiten van een kanscontract, kunnen zij verzekeren dat de gecreëerde bescherming geldt voor beide echtgenoten of voor geen van hen beiden. In tegenstelling tot een testament of schenking, biedt een overeenkomst van aanwas en kanscontract tenslotte de nodige zekerheid voor wat betreft de onmogelijkheid van een éénzijdige wijziging en de onmogelijkheid van herroeping. Bovendien is de regeling via het kanscontract “reserve proof’. Dit wil zeggen dat de kinderen de toebedeling niet kunnen aanvechten op basis van inkorting.

15. Tot slot beogen de echtgenoten X-Y hun kanscontract zo op te stellen zodanig dat elke echtgenoot instaat voor het beheer van zijn beleggingsportefeuille en vordering(en), maar dat tevens het behoud van de levenskwaliteit en de levensstandaard van de langstlevende echtgenoot kan worden gegarandeerd. Daarom voorziet het beding van aanwas dat daden van vervreemding, inpandgeving of het vestigen van zakelijke zekerheden niet kunnen zonder het akkoord van beide partijen. De echtgenoten X-Y willen namelijk op een welbepaalde manier toezicht kunnen houden op de belangrijke handelingen die gesteld worden door de andere echtgenoot met betrekking tot de goederen die het voorwerp uitmaken van het kanscontract.

16. Kortom, de combinatie van de voorgenomen verrichtingen maken volgens aanvrager geenszins fiscaal misbruik uit gezien de aanwezigheid van hoger vermelde niet-fiscale motieven. De echtgenoten X-Y verzoeken uw Dienst dan ook te bevestigen dat er voldoende niet-fiscale motieven aanwezig zijn, waardoor in casu noch artikel 2.7.1.0.4 VCF (gezien de roerende goederen die het voorwerp uitmaken van het kanscontract steeds tot het eigen vermogen van de echtgenoten hebben behoord), noch de algemene antimisbruikbepaling kunnen worden toegepast.

Kanscontract ten bezwarende en bijzondere titel

i) Principe m.b.t. beding van aanwas

17. Het beding van aanwas betreft een kanscontract ten bezwarende titel dat wordt afgesloten tussen twee contractanten met betrekking tot één of meerdere goederen.

18. Een contract van aanwas heeft een wederkerig karakter en een wijziging van het contract van aanwas kan bijgevolg niet eenzijdig geschieden, met uitzondering van de schriftelijke verklaring tot beëindiging van het kanscontract.

19. Elke contractant bekomt onder opschortende voorwaarde het recht op het aandeel van de medecontractant in zijn aanspraken op het goed waar het beding van aanwas op gevestigd wordt zo deze komt te overlijden. Het zich al dan niet voordoen van de aanwas is verbonden aan de onzekere gebeurtenis van het tijdstip van overlijden van een contractant. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat beide partijen dezelfde kans hebben op de aanwas van een vermogensbestanddeel bij hun eigen vermogensbestanddeel.

20. In casu beogen de echtgenoten X-Y voormelde beleggingsportefeuilles en vorderingen te onderwerpen aan een dergelijk kanscontract. Zij bedingen namelijk dat elk van beide echtgenoten het aandeel van de andere echtgenoot bekomt voor zover deze echtgenoot het langst van hen beiden leeft.

ii) Een beding van aanwas tussen echtgenoten

21. Een beding van aanwas is mogelijk tussen echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen. Het kanscontract kan namelijk enkel gesloten worden met betrekking tot eigen goederen van de echtgenoten. Dit werd reeds bevestigd door het Grondwettelijk Hof en de Vlaamse belastingadministratie.

iii) Niet-onverdeelde goederen

22. De echtgenoten X-Y zouden elk hun eigen beleggingsportefeuille en vorderingen willen betrekken in het kanscontract. De beleggingsportefeuilles en vorderingen behoren niet in onverdeeldheid toe aan beide partijen. Een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen bestaat theoretisch niet. Dit is een contradictio in terminis. Het is echter wel mogelijk om een kanscontract af te sluiten voor niet-onverdeelde goederen. Voor een dergelijk kanscontract gelden dezelfde fiscale gevolgen zoals deze gelden voor het beding van aanwas.

iv) Een evenwichtig kanscontract

23. Voorts is er volgens aanvrager ook sprake van een evenwichtig kanscontract.

24. Elk van beide echtgenoten heeft een gelijke kans om eigendomsaanspraken te verkrijgen op de goederen van de andere echtgenoot die het voorwerp uitmaken van het kanscontract, met name door de aanwas in volle eigendom van de roerende goederen van de overleden contractant. Bijgevolg is het beding van aanwas een contract ten bezwarende titel. De tegenprestatie voor de voorwaardelijke afstand bestaat erin dat iedere overdrager een kans heeft om eigenaar te worden van de roerende goederen die het voorwerp uitmaken van het kanscontract van de andere, namelijk wanneer hij of zij het langste leeft.

25. Er is slechts sprake van een werkelijk kanscontract wanneer de kansen op winst of verlies van iedere partij gelijk zijn. De beoordeling van de gelijkheid van kansen gebeurt op het moment van het sluiten van de overeenkomst.

26. Ten eerste beschikken de echtgenoten X-Y volgens aanvrager over gelijkaardige overlevingskansen. De heer X is op dit ogenblik 62 jaar oud en mevrouw Y is 55 jaar oud. De gelijkaardige overlevingskansen worden niet enkel beoordeeld op basis van de objectieve leeftijd van de partijen. De partijen hebben beiden een goede gezondheid, hetgeen zij aan de hand van medische verslagen kunnen aantonen. De echtgenoten X-Y onderwerpen zich jaarlijks aan een medische controle. De laatste medische check-up van de heer en mevrouw X-Y dateert van november 2023. Daaruit is gebleken dat geen van beide medische problemen heeft. Dit blijkt uit het medisch attest van 14 november 2023 dat als bijlage bij de aanvraag is gevoegd. De partijen verklaren dan ook dat zij niet kunnen inschatten wie van hen het langste zal leven. Zij hebben beiden een gelijkaardige overlevingskans en zijn bereid om, voor de beoordeling van de gelijke overlevingskansen, bijkomende medische verslagen te laten afleveren door een neutraal geneesheer (eventueel aan te duiden door uw Dienst).

27. Het feit dat het kanscontract werd gesloten voor een bepaalde duur van tien jaar, waarna het kanscontract automatisch wordt hernieuwd, heeft tot gevolg dat enkel een beoordeling moet gebeuren bij het sluiten van het kanscontract en niet telkens een herevaluatie van de kansen moet gebeuren op het tijdstip van de vernieuwing.

28. Het leeftijdsverschil van 7 jaar tussen de echtgenoten X-Y heeft niet automatisch tot gevolg dat partijen geen gelijkaardige overlevingskansen zouden hebben. Zij tonen het tegendeel bovendien aan via de medische attesten. Ook de rechtspraak stelt zich soepel op bij de concrete beoordeling van het leeftijdsverschil tussen partijen die een kanscontract sluiten. Zo werden onder meer leeftijdsverschillen van 16 jaar, 14 jaar en 10 jaar aanvaard. Ook de Vlaamse Belastingdienst heeft in verschillende voorafgaande beslissingen, waarbij een groter leeftijdsverschil voorlag bevestigd dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid:

29. Ten tweede bepalen de echtgenoten X-Y dat gelijkwaardige goederen het voorwerp zullen uitmaken van het kanscontract. Elke echtgenoot onderwerpt zijn beleggingsportefeuille en vorderingen aan het kanscontract en elk van beide beleggingsportefeuilles en vorderingen hebben op dit ogenblik ongeveer een waarde van een miljoen vijfhonderdvijftigduizend euro. Het staat vast dat het kanscontract betrekking heeft op gelijkwaardige goederen.

30. Bovendien bevat het kanscontract een vervreemdingsverbod. Elke daad van vervreemding, verpanding of het bezwaren met zakelijke rechten zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van elk der echtgenoten noodzaken.

31. Kortom, er wordt volgens aanvrager een evenwichtig kanscontract tussen partijen gesloten, gelet op de gelijke overlevingskans van partijen, het gelijk financieel aandeel dat ondergebracht wordt in het kanscontract en een gezamenlijk optreden in de vorm van een strikt vervreemdingsverbod.

32. Het bezwarende karakter sluit volgens aanvragers de taxatie in de erf- of registratiebelasting in hoofde van de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, 2.8.1.0.1 juncto 2.8.4.1.1, §2 VCF uit. De echtgenoten X-Y verwijzen dienaangaande naar verschillende beslissingen die reeds door Vlabel werden genomen. Zou uw Dienst dit willen bevestigen?

v) Toegelaten erfovereenkomst

33. Het beding van aanwas betreft een kanscontract ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant. Bijgevolg moeten de voorgenomen verrichtingen in het licht geplaatst worden van de theorie van de erfovereenkomsten.

34. Overeenkomstig artikel 1100/1, §4 BW zijn bedingen onder bijzondere titel en onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij een geldige erfovereenkomst. De vraag of de toegekende rechten al dan niet louter eventueel zijn, is sedert de hervorming van het erfrecht zonder voorwerp geworden met betrekking tot laatstgenoemde overeenkomsten. Meer nog, de beschikker mag zelfs voorzien dat deze nog tijdens zijn of haar leven over de goederen, die het voorwerp uitmaken van het kanscontract, kan beschikken.

Een overeenkomst is ten bijzondere titel wanneer de overeenkomst geen betrekking heeft op:

  • de algemeenheid van de goederen die de partij bij haar overlijden zal nalaten;
  • een evenredig deel van de goederen die de partij bij haar overlijden zal nalaten;
  • al haar onroerende goederen bij haar overlijden;
  • al haar roerende goederen bij haar overlijden;
  • een evenredig deel van al haar onroerende goederen bij haar overlijden;
  • een evenredig deel van al haar roerende goederen bij haar overlijden.

35. Het kanscontract kwalificeert als een overeenkomst ten bijzondere titel aangezien het kanscontract enkel van toepassing is op voornoemde beleggingsportefeuilles en vorderingen. Door uw Dienst werd reeds beslist dat aanwasbedingen met betrekking tot beleggingsportefeuille/vorderingen mogelijk zijn op voorwaarde dat de goederen voldoende bepaald of bepaalbaar zijn bij het sluiten van de overeenkomst. In casu zijn de beleggingsportefeuilles en vorderingen voldoende bepaald of bepaalbaar gelet op de concrete omschrijving die hierboven werd opgenomen.

36. Zoals hierboven werd aangetoond is de overeenkomst tevens ten bezwarende titel.

Bijgevolg is het kanscontract een toegelaten erfovereenkomst op basis van artikel 1100/1, §4 BW.

vi) Zaakvervanging.

37. Wat betreft de zaakvervanging van de betrokken activa en de meerwaarden bevestigt het standpunt nr. 17044 dat dit mogelijk is en dat de vervanggoederen/meerwaarden dan dezelfde regels/bestemming volgens als het goed dat het vervangt.

Er wordt voorzien in twee (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden,
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Voor wat betreft de effectenportefeuilles heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. De overeenkomst heeft dus uitwerking op de effectenportefeuilles zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de eerststervende van de 'Partijen' ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge opbrengsten en transacties van wederbeleggingen.

Dit werd reeds bevestigd in verschillende voorafgaande beslissingen (VB nr. 19010 d.d. 13 mei 2019; VB nr. 19001 d.d. 18 februari 2019).

38. De heer X en Mevrouw Y hebben beide vorderingen op de koper van hun bedrijf. Zodra deze uitbetaald worden, zullen deze al dan niet geheel worden geïnvesteerd in andere activa

Mevrouw Y wenst een deel van de portefeuille van Bank Delen echter vrij te maken en deels te investeren in een tak 23-verzekering waarbij er geen begunstigde zal worden aangeduid in het verzekeringscontract.

Uiteraard zal, gezien de bewoording van het kanscontract, de heer X hiermee uitdrukkelijk akkoord moeten gaan.

39. Telkens wanneer er zaakvervanging optreedt, zal dit bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuw zaakvervangend goed. Aanvragers vragen om te bevestigen dat de investering in bovenstaande goederen en de daaropvolgende zaakvervanging geen invloed heeft op de belasting van de goederen die ingevolge zaakvervanging het voorwerp uitmaken van het kanscontract bij overlijden van één van de echtgenoten,

In de tak 23-verzekering die mevrouw Y voornemens is af te sluiten als verzekeringnemer zal er geen begunstigde worden aangeduid. Aanvragers willen bevestiging dat in dat geval artikel 2.7.1.0.6 VCF geen toepassing zal vinden en er aldus geen taxatie zal zijn op basis van voormeld artikel. Met andere woorden zal de uitkering uit de tak 23- verzekering bij overlijden van de verzekeringsnemer, ingevolge zaakvervanging, op dezelfde manier behandeld worden als de overige activa die betrokken werden in het kanscontract, en (gezien de betrokkenheid in dit kanscontract) zal er geen erfbelasting verschuldigd zijn op basis van artikel 2.7.1.0.1 en 2.7.1.0.2 VCF.

40. Aanvragers vragen aldus om te bevestigen dat het beding van aanwas (zoals hierboven opgenomen) kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel, zodanig dat dit niet valt onder de toepassing van:

  • artikel 2.7.1.0.1 VCF;
  • artikel 2.7.1.0.2 VCF;
  • artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF;
  • artikel 2.7.1.0.5 VCF;
  • artikel 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2 VCF.
  • En bij uitbreiding artikel 2.7.1.0.6 VCF indien het voorwerp van het kanscontract een tak 23- verzekering uitmaakt en er geen begunstigde werd aangeduid in de desbetreffende polis.

Zouden wij uw Dienst vriendelijk mogen vragen om te bevestigen dat het kanscontract aldus niet valt onder de toepassing van bovenvermelde artikelen of de algemene misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

41. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

42. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.

43. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.7.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.

  • Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt:

De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.

  • Artikel 2.7.1.0.3, 3°, VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;

  • Artikel 2.7.1.0.4 VCF dat luidt als volgt:

“De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.”

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

  • Artikel 2.7.1.0.6 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.

Ook de sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon zijn toegekomen, binnen drie jaar vóór het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon.

Als de erflater een contract had afgesloten op grond waarvan er pas een uitkering kan gebeuren na het overlijden van de erflater, worden de sommen, renten of waarden geacht kosteloos te worden verkregen, en geacht als legaat te zijn verkregen, naar gelang van het geval:

1° door de persoon die het levensverzekeringscontract afkoopt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip van de afkoop;

2° door de persoon die de sommen, renten of waarden effectief verkrijgt na het overlijden van de erflater, op het tijdstip dat er een uitkering gebeurt.

Wanneer een overledene gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gelden de bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid ook voor de sommen, renten of waarden die kosteloos aan de langstlevende echtgenoot toekomen ingevolge een levensverzekeringscontract of een contract met vestiging van rente dat door die langstlevende echtgenoot is gesloten.

§ 2. Dit artikel is van toepassing op de sommen of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van degene die een levensverzekering aan order of aan toonder is aangegaan.

De persoon, vermeld in dit artikel, wordt vermoed kosteloos te ontvangen, behoudens tegenbewijs. Dit tegenbewijs kan niet worden geleverd door aan te tonen dat het contract werd geschonken aan deze persoon.

Dit artikel is niet van toepassing op :

1° de sommen, renten of waarden die verkregen zijn ingevolge een beding dat aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen;

2° de renten en kapitalen die gevestigd zijn ter uitvoering van een wettelijke verplichting;

3° de renten en kapitalen die door tussenkomst van de werkgever van de erflater, of door tussenkomst van de werkgever van de langstlevende echtgenoot van de erflater die met de erflater gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap, gevestigd zijn in het voordeel van de langstlevende echtgenoot van de erflater of zijn kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt, tot uitvoering van hetzij een groepsverzekeringscontract, onderschreven ingevolge een bindend reglement van de onderneming dat beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld door de reglementering betreffende de controle van dergelijke contracten, hetzij het bindend reglement van een voorzorgsfonds, opgericht in het voordeel van het personeel van de onderneming;

4° de sommen, renten of waarden die bij het overlijden van de erflater worden verkregen ingevolge een contract dat een door een derde in het voordeel van de verkrijger gemaakt beding bevat, als er bewezen wordt dat die derde kosteloos in het voordeel van de verkrijger heeft bedongen.”.

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

44. In casu gaat het om de beoordeling van een kanscontract aangezien het slaat op de eigen goederen van de echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, in casu de in de overeenkomst vermelde roerende goederen.

In het geval dat het om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat kan dezelfde fiscale regeling gevolgd worden als bij een beding van aanwas.

45. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

46. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen (beleggingsportefeuilles en vorderingen) die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

47.De effectenportefeuilles worden beschouwd als een feitelijke universaliteiten. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuilles betrekking heeft op de effectenportefeuilles in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

48. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuilles zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.

49. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

50. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

51. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

52. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 62 jaar en 55 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten.

53. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

54. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract blijkt dat mevrouw Y de intentie heeft om tijdens de loop van het kanscontract een deel van de portefeuille van Bank Delen vrij te maken en deels te investeren in een tak 23-verzekering waarbij in het verzekeringscontract geen begunstigde zal worden aangeduid. Bovendien blijkt uit de bewoordingen van het ontwerp van contract dat de heer X akkoord gaat met deze handeling. Deze handelingen zorgen er dus voor dat meneer, als hij langstlevende zou zijn, enkel een schuldvordering op de nalatenschap van mevrouw zou krijgen. Dit is voor meneer een onzekere positie waardoor het besluitvormingsorgaan moet vaststellen dat er geen gelijkwaardigheid van inleg is.

55. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage wordt besloten dat bij gebrek aan gelijkwaardigheid van inleg bij het aangaan van het contract het in casu niet om een kanscontract gaat. Er kan bijgevolg niet worden geoordeeld of er erfbelasting of schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.1 VCF, 27.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.3, 3° VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF, 2.8.4.1.1, §2, VCF.

56. Artikel 2.7.1.0.4 VCF zal niet van toepassing zijn gezien de voorgelegde overeenkomst geen betrekking heeft op goederen in een huwelijksgemeenschap.

57. Artikel 2.7.1.0.6 VCF zal niet van toepassing zijn daar in het geplande levensverzekeringscontract geen sprake is van een derdenbeding gezien geen begunstigde zal worden aangeduid.

58. Aangezien er geen kanscontract voorligt dient het besluitvormingsorgaan zich niet uit te spreken over het optioneel karakter van het kanscontract, noch over de aanwezigheid van fiscaal misbruik.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.