Overslaan en naar de inhoud gaan

De of het

Thematisch A — Z Zoek

Alle
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
0-9

abstract: de abstract / het abstract

account: de account / het account

Afkortingen: de of het?

agenda: de agenda / het agenda*

aperitief: het aperitief / de aperitief

backoffice: de backoffice / het backoffice

blog: de blog / het blog

cafetaria: de cafetaria / het cafetaria

cluster: de cluster / het cluster

coma: de coma / het coma

cv: de cv / het cv

dansen naar de / het pijpen van iemand

de beste / het beste

de meeste / het meeste

deken: het deken / de deken

Engelse woorden: de of het?

essay: het essay / de essay*

fabriek: de fabriek / het fabriek*

factuur: de factuur / het factuur*

figuur: de figuur / het figuur

filter: de filter / het filter

frontoffice: de frontoffice / het frontoffice

haar: de haar / het haar

het afgelopen anderhalf jaar / de afgelopen anderhalf jaar*

idee: de idee / het idee

katern: de katern / het katern

kraam: de kraam / het kraam

krat: de krat / het krat

luipaard: de luipaard / het luipaard

manoeuvre, maneuver: de manoeuvre / het manoeuvre, de maneuver / het maneuver

matras: de matras / het matras

memo: de memo / het memo

menu: het menu / de menu*

modem: de modem / het modem

nuclide: de nuclide / het nuclide

nummer: de nummer / het nummer

opzet: de / het opzet

order: de order / het order

paper: de paper / het paper

peptide: de peptide / het peptide

personage: de personage / het personage

portfolio: de portfolio / het portfolio

procent: de procent / het procent

salon: de salon / het salon

semester: het semester/ de semester*

soort: de soort / het soort

spits: de spits / het spits, de spits afbijten / het spits afbijten

Steden, gemeenten, landen, regio's: zijn of haar?

thuis: de thuis / het thuis

trimester: het trimester / de trimester*