Gedaan met laden. U bevindt zich op: Verwijzingen naar rechtsgrond Aanhef

Verwijzingen naar rechtsgrond

De rechtsgrond van een besluit wordt gevormd door de bepalingen van de teksten van intern recht die de machtiging verlenen om regels te formuleren.

In de aanhef verwijst u naar alle regelingen van het interne recht, en naar de artikelen ervan die de precieze rechtsgrond van het besluit opleveren.

De verwijzingen naar de rechtsgrond rangschikt u als volgt: regelingen van een hogere rang komen voor de regelingen van een lagere rang. Regelingen van dezelfde rang rangschikt u chronologisch, te beginnen met de oudste.

Voor de toepassing van deze regel neemt u de onderstaande volgorde in acht:

1° internationale verdragen;

2° de Grondwet;

3° bijzondere wetten en bijzondere decreten;

4° samenwerkingsakkoorden als vermeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

5° wetten, decreten, genummerde koninklijke besluiten, gecoördineerde wetten of decreten;

6° koninklijke besluiten, besluiten van de Vlaamse Regering;

7° ministeriële besluiten.

Regelingen van dezelfde rang rangschikt u chronologisch, te beginnen met de oudste.

Een besluit (koninklijk besluit of besluit van de Vlaamse Regering) dat bij wet of decreet wordt bekrachtigd, bekleedt dezelfde plaats in de hiërarchie van de normen als de wetten en decreten. Een voorbeeld daarvan is de Huisvestingscode (koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971). Andere voorbeelden zijn onder meer besluiten van de Vlaamse Regering over de kustduinen of het mediabeleid.

Bijvoorbeeld:

- het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 1994 betreffende de definitieve aanwijzing van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, en houdende wijziging van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, bekrachtigd bij het decreet van 21 december 1994;

- het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1996 betreffende de erkenning van de televisiediensten, bekrachtigd en gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996;

- het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997, wat de bindende bepalingen betreft;

U vermeldt de titel “Rechtsgrond” en de zin “Dit besluit is gebaseerd op:”. Iedere verwijzing begint met een liggend streepje (niet met de woorden Gelet op, Gezien of Herzien).

Na het liggend streepje vermeldt u achtereenvolgens:

de volledige benaming:

a) ofwel alle identificatiegegevens zoals die blijken uit de bekendmaking van de regeling in het Belgisch Staatsblad, in deze volgorde:

1) de aard (wet, decreet, koninklijk besluit, besluit van de Vlaamse Regering ...);

2) het eventuele nummer (bijvoorbeeld bij genummerde koninklijke besluiten);

3) de datum. De datum van een decreet is de datum waarop de Vlaamse Regering het decreet heeft bekrachtigd. De datum van een besluit van de Vlaamse Regering is de datum van de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering. De datum van een ministerieel besluit is de datum van ondertekening door de minister of ministers;

4) het officiële opschrift;

b) ofwel – als er een officieel citeeropschrift is vastgesteld – het citeeropschrift, met vermelding van de datum, bijvoorbeeld: het Circusdecreet van 1 maart 2019. De datum wordt altijd vermeld, ook als die niet opgenomen is in de basistekst die het citeeropschrift heeft ingevoerd, bijvoorbeeld: Mestdecreet van 22 december 2016 (in artikel 87 van dat decreet staat alleen: “Dit decreet wordt aangehaald als: het Mestdecreet.”);

de artikelen en de eventuele onderverdelingen ervan die de juiste rechtsgrond ervan vormen. Laat de opsomming van de artikelen niet voorafgaan door het woord inzonderheid. Het gebruik van het woord inzonderheid wekt de indruk dat de opsomming van de artikelen onvolledig is, terwijl u als steller van de regeling moet zoeken naar alle bepalingen die de rechtsgrond vormen van de regeling die u opstelt, en die bepalingen nauwkeurig moet vermelden;

de wijzigingen die de regeling, het artikel of de relevante onderverdeling van het artikel heeft ondergaan en die nog van kracht zijn. De wijzigingen die nog van kracht zijn en waarnaar wordt verwezen, zijn die welke voortvloeien uit wijzigingsteksten die niet ‘doelloos’ zijn geworden ten gevolge van latere wijzigingen. Als een artikel bijvoorbeeld is gewijzigd door een eerste tekst en vervangen bij een tweede, hoeft u alleen de laatstgenoemde wijzigingstekst te vermelden.

Een wijzigingsartikel kan geen rechtsgrond vormen voor een besluit. Verwijs nooit als rechtsgrond naar het artikel tot wijziging van een tekst, maar altijd naar de oorspronkelijke tekst en naar het relevante artikel van die tekst, met vermelding van de wijziging ervan.

Verwar het bovenstaande geval niet met dat van een op zichzelf staand artikel van een wijzigingstekst. Een dergelijk artikel kan wel de rechtsgrond vormen en er kan als zodanig naar worden verwezen.

Bijvoorbeeld: bij een wijzigingsdecreet dat een artikel bevat dat de Vlaamse Regering opdraagt de wijzigingsbepalingen van dat decreet in werking te stellen, vermeldt u in de aanhef van het besluit van de Vlaamse Regering als rechtsgrond zowel dat decreet als dat artikel.

Voor de verwijzing naar de rechtsgrond gelden de onderstaande instructies en zijn de volgende formules mogelijk:

Vermeld de wijzigingsteksten in chronologische volgorde, de oudste eerst, zonder het opschrift en het relevante artikel op te geven.

Bijvoorbeeld:

- het decreet van … (datum en opschrift), gewijzigd bij de decreten van … (datum), … (datum) en … (datum);

Om te verwijzen naar artikelen die gewijzigd zijn door dezelfde regeling of regelingen, gebruikt u een van de volgende formules:

- het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum en opschrift), artikel x / artikel x en y, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum);

- het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum en opschrift), artikel x / artikel x en y, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van … (datum) en … (datum);

Om te verwijzen naar artikelen die gewijzigd zijn door verschillende regelingen, gebruikt u een van de volgende formules:

- het decreet van … (datum en opschrift), artikel x, gewijzigd bij het decreet van … (datum), en artikel y, gewijzigd bij de decreten van … (datum) en … (datum);

- het decreet van … (datum en opschrift), artikel x, ingevoegd bij het decreet van … (datum), en artikel y, gewijzigd bij het decreet van … (datum);

Als u naar verschillende artikelen verwijst, staat het woord artikel in het enkelvoud. Als u naar verdere onderverdelingen van een artikel verwijst, herhaalt u het woord artikel. Ook als sommige van de opgesomde artikelen gewijzigd zijn en andere niet, of als de opgesomde artikelen door verschillende regelingen gewijzigd zijn, herhaalt u het woord artikel.

Bijvoorbeeld:

- het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum en opschrift), artikel x, y en z;

- het decreet van …(datum en opschrift), artikel v, 1° en 3°, artikel w, artikel x tot en met z;

- het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum en opschrift), artikel v, artikel w, x en y, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum), en artikel z, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum);

Als u meer dan vier wijzigingen moet vermelden, vermeldt u alleen de laatst geldende wijziging en schrijft u: het laatst gewijzigd bij … .

Voor wetten en decreten die in een coördinatie zijn opgenomen, verwijst u naar de gecoördineerde wetten of decreten. Verwijs dus niet naar het coördinatiebesluit, naar de oorspronkelijke teksten, of naar de wettelijke bevestiging of bekrachtiging van de coördinerende of codificerende tekst.

Bijvoorbeeld:

- de decreten inzake voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991;

Hieronder staan twee bijzondere gevallen.

Om te verwijzen naar een samenwerkingsakkoord gebruikt u de volgende formule:

- het samenwerkingsakkoord van … (datum) tussen … (identiteit van de contracterende partijen) betreffende … (opschrift of juiste en bondige omschrijving van de inhoud van het dispositief);

Bijlagen die bij het decreet of het besluit zijn gevoegd, maken integraal deel uit van de tekst van dat decreet of besluit (zie aanwijzing 256 en 267). Het is niettemin mogelijk dat u in een aanhaling afzonderlijk verwijst naar een bijlage van een regeling of naar de regeling en de bijlage.

Om te verwijzen naar een bijlage gebruikt u een van de volgende formules:

- bijlage X, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van … (datum en opschrift), artikel y;

De gecoördineerde teksten nemen een specifieke plaats in de hiërarchie van de normen in (zie aanwijzing 59).

Soms wordt in de aanhef van een besluit dat een decreet uitvoert, melding gemaakt van het Grondwetsartikel of het artikel van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen waarvan het decreet naar zijn inhoud een toepassing is. Een dergelijke vermelding is overbodig als er een andere wettelijke of decretale rechtsgrond aangewezen kan worden.

De rechtsgrond voor een besluit van de Vlaamse Regering kan in de volgende regelingen gevonden worden:

de Grondwet: als het besluit steunt op artikelen van de Grondwet, verwijst u naar de Grondwet en naar de desbetreffende artikelen, met vermelding van de relevante onderverdelingen ervan, als de artikelen zijn onderverdeeld;

een delegatie in een decreet: als het besluit steunt op artikelen van een decreet, verwijst u naar dat decreet en naar de desbetreffende artikelen, met vermelding van de relevante onderverdelingen ervan, als de artikelen zijn onderverdeeld;

artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen: als het besluit een decreet uitvoert zonder dat daarvoor een bijzondere machtiging in dat decreet is opgenomen, verwijst u naar het decreet in zijn geheel en ook naar artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, aangezien dat artikel de uitvoerende macht de algemene bevoegdheid verleent om decreten uit te voeren;

een of meer artikelen van een decreet én artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen: als het besluit niet volledig op een uitdrukkelijke decretale delegatie steunt, moet u verwijzen naar de decretale bepalingen die het besluit beoogt uit te voeren (en de eventuele wijzigingen ervan), en naar artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Dat is het geval als er een decretale basis is, maar geen uitdrukkelijke delegatie, met andere woorden als het besluit wel verenigbaar is met het decreet en er de uitvoering van kan vormen, maar het decreet niet uitdrukkelijk een opdracht geeft.

In de gevallen, vermeld in punt 3° en 4°, moet de verwijzing naar artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen vóór de verwijzing naar het decreet komen.

In de aanhef van een ministerieel besluit dat rechtstreeks steunt op een besluit van de Vlaamse Regering of op een koninklijk besluit dat zelf zijn rechtsgrond in een bepaald decreet of een bepaalde wet vindt, verwijst u zowel naar dat decreet of die wet als naar het besluit van de Vlaamse Regering of het koninklijk besluit.

Een uitvoeringsbepaling verleent geen verordeningsbevoegdheid (zie aanwijzing 244).

De volgende teksten kunnen niet als rechtsgrond van een besluit worden aangevoerd:

1° Europese regelgeving (zie aanwijzing 147 en 148).

2° een regelgevend (reglementair) besluit als rechtsgrond voor een ander regelgevend besluit van dezelfde rang. De rechtsgrond voor een regelgevend besluit wordt altijd ontleend aan een tekst van een hogere rang. Dat geldt bijvoorbeeld ook bij wijzigende teksten. Op die regel is geen enkele uitzondering: hij geldt ook voor besluiten met een individuele draagwijdte

3° de regelgevende teksten die worden gewijzigd, opgeheven of ingetrokken. Die teksten worden niet in de aanhef vermeld;

4° de regelingen die het vervullen van voorafgaande vormvereisten voorschrijven. Verwijs in de aanhef niet naar de regeling die voorafgaande formaliteiten (advies, voordracht enzovoort) voorschrijft, omdat u verder in de aanhef vermeldt dat aan die formaliteiten is voldaan. In sommige gevallen is die verwijzing wel verplicht (zie ook aanwijzing 79, 2°).

Stel een vernietigingsarrest van het Grondwettelijk Hof in de aanhef niet voor als een decreetswijziging.

Van bepalingen waarnaar u in de aanhef verwijst, haalt u de tekst niet aan, behalve als het om een coördinatie- of codificatiebesluit gaat. In dat geval haalt u de bepaling aan die tot coördineren of codificeren machtigt (zie aanwijzing 269 tot en met 272).

Als het nuttig is te verwijzen naar een bepaalde regeling om de strekking van het besluit aan te geven, vermeldt u die regeling niet als rechtsgrond. Een dergelijke regeling die niet de rechtsgrond van een besluit vormt, maar die deel uitmaakt van het juridische kader waarin ze is uitgevaardigd, vermeldt u als onderdeel van het juridische kader (zie aanwijzing 85 en 86).