Gedaan met laden. U bevindt zich op: Lerend Netwerk terugblik – Panelgesprek Klimaatbestendige Omgeving

Lerend Netwerk terugblik – Panelgesprek

Blogbericht
29 oktober 2024

Tijdens ons tweede Lerend Netwerk brachten we zes experts samen om de uitdagingen en kansen te bespreken die gepaard gaan met de gevolgen van klimaatverandering. De sprekers wezen op het belang van langetermijndenken en deelden inzichten over hoe Vlaanderen kan anticiperen op droogte, wateroverlast en andere extremen. Het werd een boeiend gesprek!

Panel:

  • Jo Laps – Agentschap Wegen en Verkeer
  • Ann Cnockaert – Bureau Cnockaert
  • Daan Van Tassel – Stad Leuven
  • Prof. Jean-Pascal van Ypersele – UCLouvain en ULiège
  • Bram Vogels – Vlaamse Milieumaatschappij
  • Prof. Jan Staes – Universiteit Antwerpen

Watermanagement is een belangrijk onderdeel van ecosystemen. Prof. Staes, hoe ziet u de rol van natuurlijke waterbuffers in het tegengaan van droogte en wateroverlast? En is dit concept toepasbaar in combinatie met grote infrastructuurprojecten?

Prof. Jan Staes: “Natuurlijke waterbuffers zijn van essentieel belang. In Vlaanderen zijn 75% van onze moerassen en wetlands verloren gegaan, vooral in stroomgebieden. Er ligt een enorm potentieel in deze gebieden om ze opnieuw in te schakelen als natuurlijke waterbuffers. Dat raakt natuurlijk aan de rechtszekerheid van eigenaars en het vraagt een langetermijnvisie, maar we zouden deze gebieden moeten kunnen inzetten in noodscenario’s, bijvoorbeeld wanneer er een waterbom valt. Valleigebieden, die nu misschien landbouwgrond zijn, zouden in een rampscenario tijdelijk overstromingsgebieden moeten kunnen worden om grote schade aan kritieke infrastructuur te voorkomen. Dat vereist een noodplan waarbij de civiele bescherming actief kan ingrijpen en deze gebieden gecontroleerd kan laten overstromen.”

“Bij grote infrastructuurprojecten zouden we eigenlijk naar een ‘no net loss’-benadering moeten gaan. Dat betekent dat elk project ten opzichte van de bestaande ruimtelijke inrichting moet zorgen voor minstens evenveel, zo niet meer, waterberging en retentie. Dit gebeurt al wel in bepaalde mate, maar we moeten verder durven denken en anticiperen op rampscenario’s zoals een waterbom. In steden zouden we bijvoorbeeld parken kunnen laten fungeren als tijdelijke overstromingsgebieden. We moeten echt nadenken over hoe we deze noodscenario’s kunnen integreren in stedelijke ontwikkeling.”

Bram, binnen de Vlaamse Milieumaatschappij hebben jullie de afgelopen jaren al veel ervaring opgebouwd met de Watertoets(opent in nieuw venster). Wat hebben jullie geleerd, vooral in relatie tot infrastructuurprojecten?

Bram Vogels: “De Watertoets is eigenlijk altijd een reactief systeem geweest. Voor een infrastructuurproject wordt nagegaan welke plaatselijke maatregelen toegepast kunnen worden om het watersysteem niet te verstoren. Hoewel dat in de praktijk beperkingen oplevert, hebben we toch al grote stappen vooruitgezet in de laatste 20-30 jaar. Infrastructuur die vandaag wordt aangelegd, houdt al veel meer rekening met watermanagement dan vroeger. Adaptatie is daarbij een belangrijke pijler, maar ook dat heeft zijn limieten.”

“Het blijft moeilijk om langetermijnbeleid met betrekking tot infiltratie te communiceren in natte jaren zoals 2016. Dit maakt het voor infrastructuurontwikkelaars lastig om de juiste inschattingen te maken, vooral omdat de klimatologische impact soms moeilijk in kaart te brengen is. Extreme weersomstandigheden zoals lokale zware neerslag hebben ons echter duidelijk laten zien dat we nog heel wat bij te leren hebben over dit soort fenomenen en hun impact op onze infrastructuur.”

Welke mogelijke maatregelen kan Vlaanderen nemen om zowel mitigatie als adaptatie te realiseren? Zijn er specifieke richtingen die men vanuit Vlaanderen kan volgen?

Prof. Jean-Pascal van Ypersele: “Klimaatadaptatie is een kwestie van maatwerk. Het gaat om gebiedsgerichte oplossingen die rekening houden met de fysische kenmerken van een regio. Vlaanderen kan verschillende richtingen uit, bijvoorbeeld door groenstructuren te versterken en meer zuurstof te geven aan steden. Het is belangrijk om in te zetten op socio-ecologische transities en nieuwe collectieve adaptatiestrategieën. Dit zijn niet alleen technische of ingenieurskwesties, ze hebben ook een belangrijke sociale en economische component. Dat vereist een beleid waarmee we zowel de korte termijnproblemen aanpakken als werken aan structurele langetermijnoplossingen.”

“Ik wil ook benadrukken dat veel van de winsten van mitigatie- en adaptatiemaatregelen niet onmiddellijk zichtbaar zijn, maar ze zijn er wel. Dat is misschien een van de grootste obstakels: het gebrek aan inzicht dat deze voordelen op de lange termijn duidelijk voelbaar zullen worden, zelfs als ze in de eerste vijf jaar van een politieke cyclus niet altijd tastbaar zijn.”

Klimaatdoelstellingen zijn globaal, maar moeten lokaal worden vertaald naar concrete plannen. Daan, hoe pakt de stad Leuven dit aan?

Daan van Tassel: “Leuven probeert de internationale doelstellingen op lokaal niveau te implementeren door samenwerking tussen verschillende overheden en beleidsdomeinen te stimuleren. Een goed voorbeeld hiervan is onze samenwerking met de Vlaamse Bouwmeester rond de ringinfrastructuur in Leuven. Dit project probeert mobiliteitsinfrastructuur te integreren in een klimaatbestendig landschap. Het is belangrijk om mobiliteits- en waterinfrastructuur te koppelen en tegelijkertijd te kijken naar de topografie van Leuven, zodat we infrastructuur kunnen ontwerpen die zowel functioneel is als bijdraagt aan de klimaatadaptatie.”

“We werken niet alleen op het niveau van de stad, maar proberen ook op buurtniveau in te zetten op vergroening en energie-efficiëntie. Een voorbeeld hiervan is onze samenwerking met de KU Leuven waarbij we hun patrimonium, zoals de Arenberg Campus, integreren in onze stedelijke plannen. Ten slotte proberen we ook op individueel niveau burgers te betrekken door stimulansen te bieden, zoals subsidies voor vergroening en klimaatvriendelijke renovaties.”

Hoe houdt het Agentschap Wegen en Verkeer rekening met klimaatverandering in wegeninfrastructuurprojecten?

Jo Laps: “Bij het ontwerpen van wegen werken we steeds samen met gespecialiseerde studiebureaus die ervaring hebben met klimaatbestendige ontwerpen. We streven ernaar om wegeninfrastructuur toekomstbestendig en klimaatadaptief te maken, waarbij we zo min mogelijk afval creëren en optimaal gebruik maken van waterdoorlatende structuren. Een mooi voorbeeld is de aanleg van een waterdoorlatende carpoolparking in Kruisem. Daarnaast kijken we naar innovatieve manieren om hemelwater te hergebruiken, zoals bij de renovatie van de Vierarmentunnel, waar het waterbassin wordt gebruikt als bluswater.”

“We hebben ook een vademecum ontwikkeld waarin waterdoorlatende wegstructuren technisch worden toegelicht. Het gebruik hiervan is echter nog beperkt tot minder zwaar belaste wegen, fietspaden en parkings, maar we blijven deze technologieën volgen en verder ontwikkelen.”

Ann, hoe gaan ontwerpers concreet aan de slag met klimaatbestendige infrastructuur?

Ann Cnockaert: “We hebben in de afgelopen jaren een enorme switch gemaakt in ons ontwerpproces. Voorheen startten we met het verkeerstechnische aspect en werden watermanagement en vergroening later toegevoegd. Nu beginnen we bij elk project met watermanagement. Infiltratie, buffering en groen zijn de basis van elk ontwerp, en daarna volgt pas de verkeerskundige invulling. Dit is vooral dankzij de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening Hemelwater, die ons verplicht om klimaatadaptieve maatregelen te nemen bij de heraanleg van het openbaar domein. Dit maakt onze ontwerpen wel uitdagender, maar ook veel duurzamer.”

Welke rol spelen natuurvriendelijke oevers, infiltratiegebieden en de Watertoets in stedelijke klimaatadaptatie? Hoe kan een stad zoals Leuven hier strategisch mee omgaan?

Bram Vogels: “Dat is een brede vraag. Infiltratie is cruciaal om droogte tegen te gaan door grondwaterreserves aan te vullen, maar ook om de waterafvoer naar rivieren te verminderen. Het is van primair belang, zowel op privéterrein als in publieke ruimtes. Daarnaast is de groenblauwe infrastructuur, waar we in Leuven sterk op inzetten, essentieel. Die biedt niet alleen ruimte voor water, maar helpt ook om de robuustheid van de stad te versterken. Denk bijvoorbeeld aan het verminderen van hittestress door stromend water, dat verkoeling brengt. Het creëert bovendien extra beleving en natuurwaarde, wat bijdraagt aan de leefbaarheid van de stad.”

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er een brede maatschappelijke betrokkenheid ontstaat bij klimaatadaptatie, zonder dat de meest kwetsbare groepen achterblijven?

Prof. Jan Staes: “Ecosysteemgebaseerde oplossingen zijn in wezen democratisch, omdat ze toegankelijk zijn voor iedereen. Als we investeren in groene steden met natuurlijke verkoeling, profiteert iedereen daarvan. Dit in tegenstelling tot airco’s, waar vooral mensen met middelen van profiteren, terwijl de rest in de warmte blijft zitten. Ongelijkheid ontstaat wanneer bepaalde groepen geen toegang hebben tot die technologieën. De overheid kan helpen om een gelijk speelveld te creëren door ecosysteemoplossingen te ondersteunen, zoals het opnieuw inrichten van rivieren of het ontwikkelen van innovatieve landbouwmethoden. We moeten op lange termijn denken en iedereen, vooral de meest kwetsbare mensen, perspectief bieden.”

Wat is het belang van participatie in stedelijke klimaatadaptatie, en hoe wordt dit aangepakt in Leuven?

Daan van Tassel: “Participatie is essentieel, vooral op wijkniveau. In Leuven betrekken we bewoners systematisch bij stadsontwikkelingsprojecten. We werken samen met burgers, bedrijven en universiteiten om duurzame oplossingen te ontwikkelen. Bij specifieke projecten, zoals in de Dijlevallei, is de betrokkenheid van jongeren van groot belang. Daarnaast onderzoeken we hoe we via klimaatwijken renovaties en vergroening kunnen stimuleren, bijvoorbeeld door een lokaal fonds op te richten waarmee bewoners samen hun wijk kunnen verbeteren. Zo versnellen we de inspanningen en zorgen we voor sociale rechtvaardigheid.”

Hoe kunnen we innovatieve oplossingen vinden om economische activiteiten en klimaatadaptatie te combineren?

Prof. Jan Staes: “We moeten creatief denken. Stel je voor dat we rivieren herinrichten met winterbeddingen waar ook landbouw mogelijk is, of dat we drainagewater terug omhoog pompen met behulp van zonne-energie. Dit soort innovaties kunnen zowel economische kansen als klimaatadaptatie bevorderen. In de leemstreek kunnen we bijvoorbeeld terrassen bouwen op heuvels om water te beheersen. Dit vraagt om een totaal nieuwe manier van landschapsinrichting, maar het is op lange termijn de meest duurzame oplossing, waarmee zowel de natuur als economische activiteiten kunnen floreren.”

Op de hoogte blijven van toekomstige activiteiten binnen de Green Deal Klimaatbestendige Omgeving?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!