Gedaan met laden. U bevindt zich op: COLUMN. “Literatuur is een krachtig middel om aandacht te vragen voor de ongelijke gevolgen van de klimaatcrisis.” – prof. dr. Stef Craps (Universiteit Gent) Klimaatbestendige Omgeving

COLUMN. “Literatuur is een krachtig middel om aandacht te vragen voor de ongelijke gevolgen van de klimaatcrisis.” – prof. dr. Stef Craps (Universiteit Gent)

Blogbericht
17 september 2024

De klimaatverandering raakt niet iedereen gelijk. Degenen die het minst hebben bijgedragen aan het probleem dragen de zwaarste lasten. Volgens prof. dr. Stef Craps, hoogleraar Engelse letterkunde aan de Universiteit Gent, kan literatuur een sleutelrol spelen in het erkennen en aanpakken van deze problematiek.

Het onzichtbare onrecht

Het adjectief ‘global’ in ‘global warming’ lijkt te impliceren dat de hele wereld in gelijke mate wordt getroffen door klimaatverandering. Wetenschappelijke rapporten zoals die van het IPCC focussen bovendien vaak op de gemiddelde stijging van de mondiale temperatuur. Het is alsof we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Maar niets is minder waar. Klimaatrechtvaardigheid draait om het besef dat verantwoordelijkheid en kwetsbaarheid ongelijk verdeeld zijn. De mensen die het minst verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde hebben er het meest onder te lijden. Die ongelijkheid manifesteert zich niet alleen geografisch, tussen het globale noorden en zuiden. Ook gender, ras en sociaaleconomische status spelen een rol.

Literatuur als katalysator van verandering

Wat mij als letterkundige intrigeert, is hoe literatuur kan bijdragen aan dit bewustzijn. De afgelopen jaren is er een golf aan literatuur, vooral fictie, verschenen over klimaatverandering. Die wordt aangeduid met de hippe term “cli-fi”, een samentrekking van “climate fiction”, naar analogie met “sci-fi”. Het valt op dat veel klimaatfictie het perspectief van geprivilegieerde groepen centraal stelt. Welgestelde, witte, mannelijke en westerse personages spelen de hoofdrol, terwijl de stemmen van gemarginaliseerde groepen ontbreken. De meeste studies over dergelijke literatuur besteden bovendien nauwelijks aandacht aan klimaatrechtvaardigheid.

Ik zie het als een taak van literatuurwetenschappers zoals mezelf om het klimaatdebat te verrijken door aandacht te schenken aan literatuur die klimaatrechtvaardigheid net wél centraal stelt. Door te focussen op stemmen van inheemse auteurs, auteurs uit het globale zuiden en andere gemarginaliseerde groepen, kunnen we een noodzakelijke verschuiving teweegbrengen in de manier waarop we klimaatverandering begrijpen. Literatuur heeft het vermogen om empathie op te wekken voor mensen die vaak buiten beeld blijven. Het is een krachtig middel om aandacht te vragen voor de ongelijke gevolgen van de klimaatcrisis.

De kracht van literatuur in het onderwijs

Ook in het literatuuronderwijs moeten we trachten om deze perspectieven naar voren te schuiven. Zo bespreek ik in mijn colleges romans zoals The Swan Book van de Australische Aboriginal auteur Alexis Wright, dat de verwoestende impact van klimaatverandering op de Aboriginal gemeenschap blootlegt. Daarnaast analyseren we gedichten van inheemse dichters zoals Kathy Jetñil-Kijiner en Aka Niviâna, die de smeltende gletsjers van Groenland verbinden met de stijgende zeespiegel die de Marshall-eilanden bedreigt. Zulke literatuur confronteert ons met de verstrekkende gevolgen van de klimaatcrisis en daagt ons uit om koloniale en kapitalistische structuren te bevragen.

Nood aan meer postkoloniale gevoeligheid

Misschien hebben we het antropoceen-concept als samenleving iets te enthousiast omarmd. Het antropoceen verwijst naar het tijdperk waarin de mens een geologische actor is geworden van het kaliber van vulkaanuitbarstingen, aardbevingen of asteroïde-inslagen. Het begrip, gepopulariseerd door de chemicus Paul Crutzen en de bioloog Eugene Stoermer, was bedoeld als een oproep tot ecologisch bewustzijn. Het is echter controversieel omdat het de mensheid als één homogene soort voorstelt, en daarmee verschillen in verantwoordelijkheid en kwetsbaarheid voor de klimaatcrisis verdoezelt.

Critici hebben daarom alternatieve termen gelanceerd zoals het kapitaloceen (‘Capitalocene’) en het plantageoceen (‘Plantationocene’), die benadrukken dat niet de menselijke natuur of de mensheid als geheel, maar specifieke systemen zoals het kapitalisme en het kolonialisme aan de basis liggen van de ecologische crisis. Er is nood aan meer postkoloniale gevoeligheid in het debat over klimaatverandering. Dat geldt ook voor klimaatfictie, de studie ervan en het onderwijs erover.

Onze verantwoordelijkheid als poortwachters

Ik pleit voor een geëngageerd literatuuronderzoek en -onderwijs die actief bijdragen aan het nastreven van klimaatrechtvaardigheid. Literatuuronderzoekers en -docenten zijn poortwachters die mee bepalen welke verhalen worden verteld, bestudeerd en gevalideerd. Als kritische wereldburgers hebben wij de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat gemarginaliseerde stemmen worden gehoord. Door hen te negeren of het zwijgen op te leggen, lopen we het risico medeplichtig te worden aan het in stand houden van klimaatonrechtvaardigheid. Laten we hun verhalen dus integreren in ons onderzoek en onderwijs, zodat we een eerlijker en omvattender beeld van de klimaatcrisis kunnen vormen en effectievere stappen kunnen zetten richting verandering.

Interesse in dit thema?

Zie de werkgroep ‘Klimaatrechtvaardigheid’: