COLUMN. “Het gaat vooral om een kwaliteitsvolle invulling van onze open ruimte.” – Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs
Als we onze open ruimte klimaatbestendig willen maken, moet de manier waarop we ernaar kijken en ermee omgaan drastisch veranderen. Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs deelt daarom zijn visie op de problemen rond ruimtegebruik in Vlaanderen en de uitdagingen waar we voor staan.
Afbeelding: © Team Vlaams Bouwmeester
De druk op open ruimte
Vooruitgang associëren we al te vaak met de verovering van open gebieden. Het gaat dan niet per se altijd om bouwen. Ook bijvoorbeeld voor landbouw wordt op de open ruimte ingegrepen, door bijvoorbeeld drassige gebieden toch geschikt te maken voor vee. Zo hebben we niet alleen veel open ruimte ingenomen, maar ook de kwaliteit ervan aangepast aan een functionele invulling. En dat heeft verstrekkende gevolgen voor de biodiversiteit en het waterbeheer. Het is daarom tijd dat we onze open ruimte niet alleen bekijken vanuit bestemmingsplannen, maar deze daadwerkelijk beoordelen op kwaliteit, ecologische waarde en klimaatbestendigheid.
Noodzaak van een bouwshift en ontharding
Om tegen 2040 een nuloperatie te bereiken, waarbij elke extra ruimte-inname elders wordt gecompenseerd, is de bouwshift absoluut noodzakelijk. We moeten de open ruimte vrijwaren en indien mogelijk uitbreiden. Ontharding is daarbij essentieel, maar dat moet een doel op zich worden. Anders dreigen we ontharding te misbruiken als een excuus voor verdere bebouwing elders, zonder dat ze werkelijk effect heeft. Naast meer groen en minder verharding helpt de bouwshift om ook betere wateropvang te realiseren, waardoor we beter bestand zijn tegen droogte én overstromingen.
Mobiliteit en publieke ruimte herdenken
We moeten naar een toekomst waarin mobiliteit ingrijpend anders is georganiseerd, met autoluwe zones die ontmoeting, groen en wateropvang mogelijk maken. Een prachtig voorbeeld hiervan is het 15-minutenplan van Parijs, dat als doel heeft om voor elke inwoner alle voorzieningen binnen de 15 minuten te voet of met de fiets bereikbaar te maken. Zo’n aanpak vermindert de auto-afhankelijkheid en creëert ruimte voor groenzones en ontmoetingsplekken. Minder verkeer in woonstraten heeft ook nog bijkomende positieve effecten: een betere luchtkwaliteit en verkeersveiligheid, meer contact tussen buurtbewoners en een sterkere sociale cohesie.
Woonmilieu: van individuele woning naar collectieve ruimte
Het traditionele Vlaamse woonideaal, waarin privacy centraal staat, biedt steeds minder ruimte voor sociale interactie. We beschouwen de woning nog te vaak als een losstaand product. Het woonmilieu – de directe leefomgeving – zou een veel belangrijkere rol moeten spelen. Gedeelde tuinen en ontmoetingsplekken kunnen een sterk sociaal weefsel bevorderen. Een ander soort woonomgeving biedt de mogelijkheid om vergroening, biodiversiteit en ontmoeting op een natuurlijke manier te integreren.
Naar gezonde en veilige leefomgevingen
Om deze visie te realiseren, werk ik met mijn team aan het initiatief ‘Leefbuurten’. Daarmee willen we de leefbaarheid, vergroening en mobiliteit op een geïntegreerde manier samenbrengen. We doen dat door lokale besturen te begeleiden bij het herinrichten van woonstraten en pleinen. Zo creëren we autovrije of autoluwe zones waar ruimte ontstaat voor groen en waterbeheer, en waar mensen zich veilig en gezond kunnen verplaatsen.
De sleutel ligt alleszins in een geïntegreerde aanpak. Mobiliteit, vergroening en ontmoetingsruimte zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alleen zo kunnen we bijdragen aan een oplossing voor onze klimaatuitdagingen én tegelijkertijd zorgen voor een betere levenskwaliteit. Het gaat niet alleen om een vermindering van het ruimtebeslag, maar vooral om een kwaliteitsvolle invulling van onze open ruimte, waar we samen kunnen wonen, werken en leven.