Gedaan met laden. U bevindt zich op: Deel XI. Einde van de tewerkstelling Inhoudstafel Deel XI. Einde van de tewerkstelling

Deel XI. Einde van de tewerkstelling

Titel 1. De ontslagregeling voor de ambtenaar

Titel 1 bevat Art. XI 1. tot en met Art. XI 10.

Art. XI 1.

§ 1. De hoedanigheid van ambtenaar kan alleen worden beëindigd in de gevallen, vermeld in dit besluit en in de pensioenwetgeving.

De benoemende overheid of de ambtenaar kan de tewerkstelling met toepassing van dit artikel op zijn vroegst beëindigen met uitwerking vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de ambtenaar de wettelijke pensioenleeftijd bereikt.

Artikel XI 6 en XI 8, §2 tot en met §5, zijn van toepassing.

Als de benoemende overheid de tewerkstelling beëindigt met toepassing van het tweede lid, bedraagt de opzeggingstermijn, in afwijking van artikel XI 8, §4 en §5, derde lid, maximaal 26 weken. In afwijking van artikel XI 8bis kan de benoemende overheid geen gebruik maken van de mogelijkheid om het ontslag met onmiddellijke uitwerking te laten ingaan mits betaling van een verbrekingsvergoeding.

Bij de management- en projectleidersfuncties van N-niveau, de algemeen directeur en het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad wordt de tewerkstelling beëindigd door de in dienst nemende overheid.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 geldt voor de ambtenaren die tussen 1 juni 2024 en 30 november 2024 de pensioengerechtigde leeftijd bereiken de regeling zoals deze van kracht was op 31 mei 2024.[79]

Art. XI 2.

Voor de ambtenaar die voor het eerst werd toegelaten tot de proeftijd of benoemd op basis van een statutaire selectieprocedure die voor 1 juni 2024 werd gepubliceerd, geeft de afschaffing van zijn betrekking geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar of tot ontslag.[83]

De ambtenaar van wie de betrekking wordt afgeschaft krijgt een passende dienstaanwijzing binnen de interne arbeidsmarkt.

De ambtenaar behoudt zijn salaris, zijn aanspraken op bevordering in graad, in salarisschaal en in salaris.

Art. XI 3.

Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar voor:

de ambtenaar van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure. Die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar;
de ambtenaar die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste, die de burgerlijke of politieke rechten niet meer geniet[34] of van wie de medische ongeschiktheid [81] behoorlijk werd vastgesteld door de federale medische dienst, bevoegd voor de definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar;
de ambtenaar die zonder geldige reden de werkpost verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft, op voorwaarde dat die ambtenaar behoorlijk en vooraf gewaarschuwd en om opheldering verzocht werd;
de ambtenaar die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft;
de ambtenaar die om tuchtredenen wordt ontslagen van ambtswege of die wordt afgezet.[27]

Het eerste lid is ook van toepassing op de ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van dit artikel tijdelijk ontzet zijn uit de hoedanigheid van ambtenaar conform de bepalingen van artikel XI 3, § 2, zoals het van kracht was vóór de datum van de inwerkingtreding van dit artikel.[27]

Art. XI 4.

§1. De ambtenaar wiens onregelmatige benoeming, in het in art. XI 3, 1°, bedoelde geval, niet te wijten is aan arglist of bedrog in zijn hoofde, krijgt een verbrekingsvergoeding, die berekend wordt overeenkomstig artikel XI 8bis[44].

Op deze verbrekingsvergoeding worden de werkgevers- en werknemersbijdragen ingehouden voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering en samen met de werkgeversbijdragen gestort. Indien deze niet volstaan, betaalt de werkgever de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

§2. In de andere in art. XI 3 vermelde gevallen, vindt het ontslag plaats zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. De werkgever betaalt evenwel de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor opname van de betrokken ambtenaar in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsbescherming.

§3. De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding.

§4. Het ontslag bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt gegeven door de benoemende overheid.

Art. XI 5.

Tot ambtsneerlegging geven aanleiding:

het vrijwillig ontslag;
de pensionering ingevolge opgeheven[79] medische ongeschiktheid;
het ontslag na twee onvoldoendes, zoals bepaald in artikel XI 8.[44]

De bepaling onder 3° van dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaar in proeftijd.

Art. XI 6.

§1. Een ambtenaar die vrijwillig ontslag neemt, bezorgt zijn beslissing schriftelijk aan de benoemende overheid.[44]

Naast de beslissing tot vrijwillig ontslag omvat de schriftelijke melding vermeld in het eerste lid de begindatum en de duur van de door de ambtenaar te respecteren opzeggingstermijn.[44]

Het vrijwillig ontslag als ambtenaar treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn, onverminderd § 2.[44]

De opzeggingstermijn start op de maandag die volgt op de week waarin het vrijwillig ontslag schriftelijk ter kennis aan de benoemende overheid werd gebracht.[44]

De door de ambtenaar te respecteren opzeggingstermijn wordt als volgt vastgesteld:

Anciënniteit bij de diensten van de Vlaamse overheid

opzeggingstermijn

Van 0 tot minder dan drie maanden

1 week

Van drie maanden tot minder dan zes maanden

2 weken

Van zes maanden tot minder dan twaalf maanden

3 weken

Van twaalf maanden tot minder dan 18 maanden

4 weken

Van 18 maanden tot minder dan 24 maanden

5 weken

Van 2 jaar tot minder dan 4 jaar

6 weken

Van 4 jaar tot minder dan 5 jaar

7 weken

Van 5 jaar tot minder dan 6 jaar

9 weken

Van 6 jaar tot minder dan 7 jaar

10 weken

Van 7 jaar tot minder dan 8 jaar

12 weken

Vanaf 8 jaar

13 weken

Voor de bepaling van de anciënniteit in het kader van de vaststelling van de opzeggingstermijn wordt rekening gehouden met de periodes van ononderbroken tewerkstelling als personeelslid bij de diensten van de Vlaamse overheid. Periodes gedurende welke de ambtenaar met een verlof was, tellen mee voor de berekening van de anciënniteit vermeld in dit lid.[44]

Onverminderd het zesde lid wordt eveneens de tewerkstelling als personeelslid meegerekend die werd gepresteerd bij de federale overheid of bij een provincie door de ambtenaar die krachtens de staatshervorming of in het kader van de afslanking van de provincies van de federale overheid of een provincie naar de diensten van de Vlaamse overheid werd overgeheveld.[44]

In onderling akkoord tussen de benoemende overheid en de ambtenaar kan worden overeengekomen dat er geen opzeggingstermijn moet worden gepresteerd of dat de te presteren opzeggingstermijn afwijkt van de termijn vastgesteld op grond van dit artikel.[44]

§2. In afwijking van paragraaf 1, derde lid, gaat het vrijwillig ontslag als ambtenaar onmiddellijk in mits de ambtenaar een verbrekingsvergoeding betaalt.[44]

De hoogte van de verbrekingsvergoeding vermeld in het eerste lid is gelijk aan het salaris dat tijdens de opzeggingstermijn, die overeenkomstig artikel XI 6, §1, had moeten worden gepresteerd, moest worden uitbetaald. Bij de berekening van de verbrekingsvergoeding wordt ook rekening gehouden met de voordelen die de ambtenaar op basis van het statuut verwierf.[44]

De verbrekingsvergoeding wordt pro rata verminderd als de ambtenaar op het moment van het ontslag als gevolg van de opname van verlof voor deeltijdse prestaties, deeltijdse prestaties wegens een chronische ziekte of een handicap, een vermindering in het kader van zorgkrediet of een vermindering in het kader van een medisch bijstandsverlof niet voltijds werkt.[44]

In afwijking van het derde lid wordt de vergoeding niet pro rata verminderd als een ambtenaar op het moment van het ontslag niet voltijds werkt als gevolg van een deeltijdse prestaties wegens ziekte of een vermindering in het kader van een ouderschapsverlof of palliatief verlof.[44]

§3. Een benoeming bij een andere overheid die definitief geworden is, wordt gelijkgesteld met vrijwillig ontslag. Het vrijwillig ontslag gaat in, zonder opzeggingstermijn, op de dag waarop de ambtenaar benoemd wordt bij de andere overheid.[44]

In afwijking van het vorige lid wordt een tijdelijke benoeming bij een administratief rechtscollege van de Vlaamse overheid niet gelijkgesteld met vrijwillig ontslag.[44]

Art. XI 7.

De ambtenaar die de leeftijd van 63[44] jaar heeft bereikt, wordt op rust gesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij, zonder definitief ongeschikt te zijn bevonden, sedert zijn drieënzestigste[44] verjaardag komt tot een totaal van 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte.[34]

2e lid opgeheven[44]

3e lid opgeheven[34][76]

Als de ambtenaar de vakantieverlofdagen niet heeft kunnen opnemen vóór de datum van opruststelling, wordt artikel VII 11, §2, toegepast.[34]

Art. XI 8.

§1. Een ambtenaar kan ontslagen worden als hij na een eerste evaluatie onvoldoende naar aanleiding van één van de tien eerstvolgende evaluaties een tweede evaluatie onvoldoende krijgt.[44]

De benoemende overheid neemt de beslissing tot ontslag van de ambtenaar binnen de 30 kalenderdagen die volgen op de datum waarop de onvoldoende definitief is geworden. In het geval dat de raad van beroep beslist tot de onontvankelijkheid van het beroep, begint de termijn van 30 kalenderdagen niettegenstaande hetgeen is voorzien in artikel I 16, §1, derde lid[83], te lopen vanaf de datum van kennisgeving van de uitspraak van de raad van beroep aan de entiteit. Indien de benoemende overheid de beslissing tot ontslag niet binnen de voormelde 30 kalenderdagen neemt, dan wordt de ambtenaar geacht niet te zijn ontslagen.[63]

Indien de benoemende overheid beslist om de ambtenaar vermeld in het eerste lid niet te ontslaan of als de termijn vermeld in het tweede lid verstreken is, dan kan de benoemende overheid pas naar aanleiding van een volgende evaluatie die met een onvoldoende werd afgesloten, beslissen om de ambtenaar vermeld in het eerste lid te ontslaan.[44]

§2. Als de benoemende overheid beslist om de ambtenaar te ontslaan, dan bezorgt hij deze beslissing schriftelijk per beveiligde zending aan de ambtenaar.[44]

Het ontslag als ambtenaar treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn, onverminderd artikel XI 8bis.[44]

De startdatum en duur van de opzeggingstermijn worden in het geschrift vermeld in het eerste lid aan de ambtenaar meegedeeld.[44]

§3. De opzeggingstermijn start op de maandag die volgt op de week waarin de beveiligde zending uitwerking heeft.[44]

§4. De door de benoemende overheid te respecteren opzeggingstermijn wordt als volgt vastgesteld:[44]

Anciënniteit bij de diensten van de Vlaamse overheid

Opzeggingstermijn

0 jaar tot minder dan 1 jaar

7 weken

1 tot minder dan 2 jaar

11 weken

2 tot minder dan 3 jaar

12 weken

3 tot minder dan 4 jaar

13 weken

4 jaar tot minder dan 5 jaar

15 weken

5 jaar tot minder dan 6 jaar

18 weken

6 jaar tot minder dan 7 jaar

21 weken

7 jaar tot minder dan 8 jaar

24 weken

8 jaar tot minder dan 9 jaar

27 weken

9 jaar tot minder dan 10 jaar

30 weken

10 jaar tot minder dan 11 jaar

33 weken

11 jaar tot minder dan 12 jaar

36 weken

12 jaar tot minder dan 13 jaar

39 weken

13 jaar tot minder dan 14 jaar

42 weken

14 jaar tot minder dan 15 jaar

45 weken

15 jaar tot minder dan 16 jaar

48 weken

16 jaar tot minder dan 17 jaar

51 weken

17 jaar tot minder dan 18 jaar

54 weken

18 jaar tot minder dan 19 jaar

57 weken

19 jaar tot minder dan 20 jaar

60 weken

20 jaar tot minder dan 21 jaar

62 weken

21 jaar tot minder dan 22 jaar

63 weken

22 jaar tot minder dan 23 jaar

64 weken

23 jaar tot minder dan 24 jaar

65 weken

24 jaar tot minder dan 25 jaar

66 weken

25 jaar tot minder dan 26 jaar

67 weken

26 jaar tot minder dan 27 jaar

68 weken

27 jaar tot minder dan 28 jaar

69 weken

28 jaar tot minder dan 29 jaar

70 weken

29 jaar tot minder dan 30 jaar

71 weken

30 jaar tot minder dan 31 jaar

72 weken

31 jaar tot minder dan 32 jaar

73 weken

32 jaar tot minder dan 33 jaar

74 weken

33 jaar tot minder dan 34 jaar

75 weken

34 jaar tot minder dan 35 jaar

76 weken

35 jaar tot minder dan 36 jaar

77 weken

36 jaar tot minder dan 37 jaar

78 weken

37 jaar tot minder dan 38 jaar

79 weken

38 jaar tot minder dan 39 jaar

80 weken

39 jaar tot minder dan 40 jaar

81 weken

40 jaar tot minder dan 41 jaar

82 weken

In onderling akkoord tussen de benoemende overheid en de ambtenaar kan een opzeggingstermijn worden vastgesteld die korter is dan de termijn vermeld in het eerste lid.[44]

Voor de bepaling van de anciënniteit in het kader van de vaststelling van de opzeggingstermijn wordt rekening gehouden met de periodes van ononderbroken tewerkstelling als personeelslid bij de diensten van de Vlaamse overheid. Periodes gedurende welke de ambtenaar met een verlof was, tellen mee voor de berekening van de anciënniteit vermeld in dit lid.[44]

Onverminderd het eerste lid wordt eveneens de tewerkstelling als personeelslid meegerekend die werd gepresteerd bij de federale overheid of bij een provincie door de ambtenaar die krachtens de staatshervorming of in het kader van de afslanking van de provincies van de federale overheid of een provincie naar de diensten van de Vlaamse overheid werd overgeheveld.[44]

Art. XI 8bis.

§1. In afwijking van artikel XI 8, §2, tweede lid, kan de benoemende overheid beslissen dat het ontslag als ambtenaar onmiddellijk ingaat, mits aan de ambtenaar een verbrekingsvergoeding wordt uitbetaald.[44]

De hoogte van de verbrekingsvergoeding vermeld in het eerste lid is gelijk aan het salaris dat tijdens de opzeggingstermijn, die overeenkomstig artikel XI 8, § 4, had moeten worden gepresteerd, moest worden uitbetaald. Bij de berekening van de verbrekingsvergoeding wordt ook rekening gehouden met de voordelen die de ambtenaar op basis van het statuut verwierf.[44]

De verbrekingsvergoeding wordt pro rata verminderd als de ambtenaar op het moment van het ontslag als gevolg van de opname van een verlof voor deeltijdse prestaties, deeltijdse prestaties wegens een chronische ziekte of een handicap[77] niet voltijds werkt.[44]

In afwijking van het derde lid wordt de vergoeding niet pro rata verminderd als een ambtenaar op het moment van het ontslag niet voltijds werkt als gevolg van een deeltijdse prestaties wegens ziekte of een vermindering in het kader van een zorgkrediet of een federaal zorgverlof als die vermindering niet voor onbepaalde tijd is gesloten[77].[44]

Als de ambtenaar op het moment van het ontslag voltijds afwezig is als gevolg van één van de volgende verloven, dan wordt er rekening gehouden met het salaris dat de ambtenaar zou hebben genoten, mocht hij niet met verlof zijn geweest:

1° zorgkrediet;

2° federaal zorgverlof;

3° onbetaald verlof;

4° politiek verlof;

5° gestandaardiseerd gunstverlof;

6° een verlof in het kader van een tewerkstelling voor een externe werkgever gedurende welke het loon niet wordt doorbetaald.[44]

§2. In het geschrift waarmee de beslissing tot ontslag wordt meegedeeld, wordt in afwijking van artikel XI 8, § 2, derde lid, ook de waarde van de verbrekingsvergoeding die zal worden uitbetaald meegedeeld.[44]

§3. Tijdens een lopende opzeggingstermijn kan de benoemende overheid beslissen om het ontslag als ambtenaar alsnog onmiddellijk te laten ingaan, mits betaling van een verbrekingsvergoeding.[44]

De hoogte van de verbrekingsvergoeding vermeld in het eerste lid is gelijk aan het salaris dat tijdens de nog resterende opzeggingstermijn moest worden uitbetaald. Artikel XI 8bis, §1, tweede tot vijfde lid zijn overeenkomstig van toepassing.[44]

Art. XI 8ter.

Met het oog op de onderbrenging van de ambtenaar onder de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering, sector uitkeringen, en de moeder-schapsverzekering worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdrage gestort. Indien deze niet volstaan, betaalt de werkgever de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.[44]

Art. XI 8quater.

§1. Een ambtenaar die met toepassing van artikel XI 8, §1, ontslagen wordt, heeft conform deze paragraaf recht op outplacementbegeleiding op voorwaarde dat die ambtenaar recht heeft op ofwel:

1° een opzeggingstermijn van minimaal vijftien en maximaal 29 weken;
2° een verbrekingsvergoeding die een opzeggingstermijn van minimaal vijftien en maximaal 29 weken vervangt.

De outplacementbegeleiding, vermeld in het eerste lid, bedraagt in het geval van een ontslag met een opzeggingstermijn dertig uren die worden opgenomen tijdens het sollicitatieverlof of een ander verlof.

De outplacementbegeleiding, vermeld in het eerste lid, heeft in geval van een ontslag met een verbrekingsvergoeding een waarde van 1800 euro. Het voormelde bedrag wordt pro rata verminderd als de ambtenaar op het moment van het ontslag verminderd werkt.

De outplacementbegeleiding, vermeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de ambtenaar opgestart binnen een jaar nadat het ontslag is betekend.

§2. Een ambtenaar die met toepassing van artikel XI 8, §1, ontslagen wordt, heeft conform deze paragraaf recht op outplacementbegeleiding op voorwaarde dat die ambtenaar recht heeft op ofwel:
1° een opzeggingstermijn van minstens dertig weken;
2° een verbrekingsvergoeding die een opzeggingstermijn van minstens dertig weken vervangt.

De outplacementbegeleiding, vermeld in het eerste lid, bedraagt in het geval van een ontslag met een opzeggingstermijn zestig uren die worden opgenomen tijdens het sollicitatieverlof, vermeld in artikel XI 8quinquies. De outplacementbegeleiding, vermeld in het eerste lid, heeft in het geval van een ontslag met een verbrekingsvergoeding een waarde die gelijk is aan een twaalfde van het bruto jaarsalaris van het kalenderjaar dat aan het ontslag voorafgaat met een minimumbedrag van 1800 euro en een maximumbedrag van 5500 euro. De voormelde bedragen worden pro rata verminderd als de ambtenaar op het moment van het ontslag verminderd werkt.

De opzeggingstermijn op grond waarvan de verbrekingsvergoeding, vermeld in artikel XI 8bis, berekend wordt, wordt met vier weken verminderd als de ambtenaar recht heeft op outplacementbegeleiding. De voormelde vermindering is niet van toepassing als de ambtenaar binnen zeven kalenderdagen na de kennisname van het ontslag met een geneeskundig getuigschrift aantoont dat hij medisch ongeschikt is om een outplacementbegeleiding te volgen.

De outplacementbegeleiding, vermeld in het eerste lid, wordt op verzoek van de ambtenaar opgestart binnen een jaar nadat het ontslag is betekend.[80]

Art. XI 8quinquies.

Een ambtenaar die met toepassing van artikel XI 8, §1, ontslagen wordt, heeft tijdens de opzeggingstermijn als volgt recht op sollicitatieverlof: 1° de ambtenaar heeft recht op de outplacementbegeleiding vermeld in artikel XI 8quater, §2: één dag per week, op te nemen in een volle of halve dag; 2° de ambtenaar heeft geen recht op de outplacementbegeleiding vermeld, in artikel XI 8quater, §2:
a) gedurende de weken die aan de laatste 26 weken van de opzeggingstermijn voorafgaan: een halve dag per week;
b) gedurende de laatste 26 weken van de opzeggingstermijn: één dag per week, op te nemen in een volle of halve dag.

Het sollicitatieverlof wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld. Het niet-opgenomen verlof kan niet naar de volgende week worden overgedragen.[80]

Art. XI 9.

Het vrijwillig ontslag en de opruststelling[9] wordt toegestaan, respectievelijk ondertekend door de benoemende overheid.

Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt ondertekend door de benoemende overheid.

Art. XI 10.

De pensioengerechtigde ambtenaar wordt gemachtigd de eretitel van zijn ambt te dragen indien hij:

-ten minste 20 jaar dienstanciënniteit telt op het ogenblik van zijn opruststelling[9], behoudens in geval van vroegtijdige pensionering ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar en van het werk of een beroepsziekte
-geen evaluatie onvoldoende gekregen heeft in het laatste jaar vóór de opruststelling[9]
-geen tuchtstraf gekregen heeft in zijn loopbaan, tenzij deze inmiddels doorgehaald werd.

Titel 2. De ontslagregeling voor de ambtenaar op proef

Titel 2 bevat Art. XI 11. tot en met Art. XI 12.

Art. XI 11.

§1. Het ontslag van de ambtenaar op proef door een negatieve evaluatie van de statutaire proeftijd conform deel IV gaat in de eerste werkdag die volgt op de beslissing tot ontslag. Met ingang van die voormelde dag wordt met de ambtenaar op proef een arbeidsovereenkomst gesloten voor een bepaalde duur van drie maanden.

De regeling, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:
1° een ontslagen ambtenaar op proef van wie de arbeidsovereenkomst is geschorst voor de duur van de statutaire proeftijd als de resterende duur van de arbeidsovereenkomst na het ontslag als ambtenaar op proef minstens drie maanden bedraagt;
2° een ontslagen ambtenaar op proef die teruggeplaatst wordt in zijn vorige graad na definitieve beslissing van de benoemende overheid.

§2. Wanneer de bijdragen ingehouden op de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden niet volstaan, stort de werkgever bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de nog ontbrekende werkgevers- en werknemersbijdragen voor de opname van het personeelslid in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering sector uitkeringen en de moederschapsverzekering.[80]

Art. XI 12.

De benoemende overheid ontslaat de ambtenaar die tijdens de proeftijd een zware fout begaat zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding.

Het ontslag wegens een zware fout zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding wordt door de benoemende overheid gegeven binnen drie werkdagen na kennisname van het feit dat als zware fout wordt beschouwd.

Voorafgaand aan de ontslagbeslissing hoort de benoemende overheid, samen met de functionele chef, de ambtenaar, die zich kan laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

De werkgever stort voor de ambtenaar die wegens een zware fout wordt ontslagen, bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de werkgevers- en werknemersbijdragen die nodig zijn voor zijn opname in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering sector uitkeringen en de moederschapsbescherming.[80]

Titel 3. De ontslagregeling voor het contractuele personeelslid

Titel 3 bevat Art. XI 13. tot en met Art. XI 27.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1 bevat Art. XI 13.

Art. XI 13.

§1. De indienstnemende overheid kan het contractuele personeelslid ontslaan conform het arbeidsrecht en de bepalingen van deze titel.

In al de volgende gevallen is deze titel niet van toepassing:
1° bij een ontslag om dringende redenen;
2° bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd;
3° bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht;
4° bij de beëindiging van de vervangingsovereenkomst door de terugkeer, het ontslag, het overlijden of de pensionering van het personeelslid dat vervangen wordt.

De bepalingen opgenomen onder hoofdstuk 2, 4 en 5 zijn niet van toepassing bij een ontslag van:
1° een contractueel personeelslid dat minder dan één jaar ononderbroken in dienst is bij de diensten van de Vlaamse overheid;
2° een personeelslid van Sport Vlaanderen met een arbeidsovereenkomst voor occasioneel personeel;
3° een occasionele lesgever van de VDAB vermeld in artikel 1, 10°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 houdende de agentschapsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.

Bij het ontslag van een personeelslid met een arbeidsovereenkomst voor studenten zijn enkel artikel XI 23 §3 en artikel XI 27 van toepassing.

§2. Overmacht schorst de termijnen opgenomen onder deze titel.[80]

Hoofdstuk 2. Ontslagvoorwaarden

Hoofdstuk 2 bevat Art. XI 14.

Art. XI 14.

§1. De indienstnemende overheid kan na toepassing van de voorwaarden opgenomen in deze titel overgaan tot het ontslag van een contractueel personeelslid, omwille van zijn gedrag en/of geschiktheid als het contractuele personeelslid in de afgelopen drie jaar:
1° een formele schriftelijke waarschuwing ontving met een nauwkeurige weergave van het disfunctioneren dat kan leiden tot het ontslag van het personeelslid;
en
2° een remediëring kreeg conform artikel IV 5.

§2. In het geval het contractuele personeelslid meer dan drie jaar geleden een remediëring kreeg conform artikel IV 5, is een nieuwe schriftelijke waarschuwing en een remediëringstraject zoals voorzien in artikel IV 4 vereist, alvorens het ontslagtraject in te leiden.

§3. De indienstnemende overheid kan het ontslagtraject onmiddellijk inleiden als het contractuele personeelslid, na de schriftelijke waarschuwing, het aanbod niet benut om te remediëren via een traject zoals voorzien in artikel IV 4 of IV 5.[80]

Hoofdstuk 3. Het hoorrecht

Hoofdstuk 3 bevat Art. XI 15.

Art. XI 15.

§1. De indienstnemende overheid die de intentie heeft om een contractueel personeelslid te ontslaan omwille van zijn gedrag en/of geschiktheid, hoort het betrokken contractuele personeelslid. Een raadgever kan de indienstnemende overheid tijdens de hoorzitting bijstaan.

§2. De indienstnemende overheid volgt de volgende voorschriften bij het horen van het contractuele personeelslid:
1° de indienstnemende overheid nodigt het contractuele personeelslid via een beveiligde zending uit om zijn standpunt naar voor te brengen;
2° de uitnodiging vermeld in punt 1° bevat al de volgende elementen:
a) de redenen waarop de intentie tot ontslag is gebaseerd;
b) de voorgenomen ontslagmaatregel en de juridische grondslag ervan;
c) de plaats, de wijze en het tijdstip van de hoorzitting en de modaliteiten van het schriftelijk verweer;
d) informatie over de rechten van het contractuele personeelslid;
3° het contractuele personeelslid krijgt voorafgaand aan het verhoor de kans om het ontslagdossier in te zien;
4° het contractuele personeelslid beschikt over minstens zeven werkdagen om zijn verweer voor te bereiden vanaf de ontvangst van de uitnodiging. Het contractuele personeelslid wordt geacht de uitnodiging ontvangen te hebben de derde werkdag na de verzending ervan;
5° de indienstnemende overheid maakt een proces-verbaal op van de zitting waarvan het contractuele personeelslid een kopie ontvangt.

§3. Het contractuele personeelslid beslist om al dan niet op de uitnodiging van de hoorzitting in te gaan.

Het contractuele personeelslid heeft altijd de mogelijkheid om zich schriftelijk te verweren, uiterlijk op de dag van de hoorzitting.

§4. Behalve bij gewettigde afwezigheid verschijnt het contractuele personeelslid in persoon op de hoorzitting.

Het contractuele personeelslid mag zich tijdens de hoorzitting laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of mag zich bij gewettigde verhindering door een persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.

§5. Het contractuele personeelslid wordt, behoudens overmacht, geacht af te zien van het hoorrecht als:
1° hij niet verschijnt op de hoorzitting, noch een schriftelijk verweer indient ten laatste op de dag van de hoorzitting;
2° hij gewettigd afwezig is en zich niet laat vertegenwoordigen, noch een schriftelijk verweer indient uiterlijk op de dag van de hoorzitting.[80]

Hoofdstuk 4. Bevestiging van de ontslagintentie

Hoofdstuk 4 bevat Art. XI 16.

Art. XI 16.

§1. Als de indienstnemende overheid, na het contractuele personeelslid gehoord te hebben, de ontslagintentie bevestigt, deelt de indienstnemende overheid dat binnen zeven werkdagen na de hoorzitting via beveiligde zending mee aan het contractuele personeelslid.

De mededeling, vermeld in het eerste lid, omvat ook informatie over de mogelijkheid voor het contractuele personeelslid om een advies in te winnen conform hoofdstuk 5. Het personeelslid wordt geacht de voormelde mededeling ontvangen te hebben op de derde werkdag na de verzending ervan.

§2. Als het personeelslid geen gebruik maakt van zijn hoorrecht, kan de indienstnemende overheid overgaan tot definitief ontslag.[80]

Hoofdstuk 5. Adviesorgaan

Hoofdstuk 5 bevat Art. XI 17. tot en met Art. XI 22.

Art. XI 17.

Het contractuele personeelslid dat conform artikel XI 16, §1, een bevestiging van de ontslagintentie ontving, kan binnen zeven werkdagen na ontvangst van deze bevestiging advies vragen bij een adviesorgaan dat bevoegd is voor het beleidsdomein waartoe het personeelslid in kwestie behoort.[80]

Art. XI 18.

§1. Het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, brengt met meerderheid van stemmen advies uit aan de indienstnemende overheid binnen tien werkdagen nadat het de adviesvraag heeft ontvangen.

Bij staking van stemmen heeft de voorzitter een beslissende stem.

Het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, bezorgt een kopie van het advies aan het contractuele personeelslid.

§2. In het kader van dat advies beoordeelt het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, op basis van het ontslagdossier het vervuld zijn van de ontslagvoorwaarden, de toepassing van de procedure, zoals vermeld in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze titel, en de gegrondheid van de ontslagintentie.

Als het adviesorgaan unaniem oordeelt dat de ontslagvoorwaarden of procedure zoals vermeld in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze titel niet werd toegepast, geeft het een unaniem negatief advies om te ontslaan. Het beoordeelt de gegrondheid van het dossier niet meer.

De termijn van adviesvraag en procedure hebben een opschortende werking, tenzij het contractueel personeelslid hier uitdrukkelijk van afziet.[80]

Art. XI 19.

§1. Het secretariaat van het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, bepaalt voor elk dossier de samenstelling van het adviesorgaan.

§2. Het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, is per dossier samengesteld uit de volgende leden:
1° een voorzitter: het hoofd van een entiteit, raad of instelling;
2° drie leden van de overheid: personeelsleden met hr- en/of leidinggevende expertise;
3° drie leden van de representatieve vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap – Vlaams Gewest.

De voorzitter en de leden van het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, maken geen deel uit van de entiteit, raad of instelling van het contractuele personeelslid dat advies inwint. De voorzitter en de leden zijn stemgerechtigd.

§3. Het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, kan niet geldig beraadslagen in afwezigheid van de voorzitter.

Als de leden geldig werden opgeroepen en er minder dan zes leden op de zitting aanwezig zijn, vergadert en beslist het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, op geldige wijze als er minstens drie leden aanwezig zijn.[80]

Art. XI 20.

Het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, wordt georganiseerd over de verschillende beleidsdomeinen heen, met maximaal vier adviesorganen in totaal. De clustering van adviesorganen wordt georganiseerd met oog voor een evenredige verdeling van de werklast in het licht van de goede werking van de verschillende adviesorganen.

De adviesorganen, vermeld in artikel XI 17, stellen gezamenlijk en op uniforme wijze hun huishoudelijk reglement vast.

Het huishoudelijk reglement, vermeld in het tweede lid, bepaalt tenminste:
1° de organisatie van het secretariaat;
2° de wijze van beraadslaging;
3° de procedureregels;
4° het wrakingsrecht van de verzoeker;
5° de wijze van kennisgeving van de adviezen.[80]

Art. XI 21.

§1. Het adviesorgaan, vermeld in artikel XI 17, roept beide partijen op om gehoord te worden vóór het een gemotiveerd advies formuleert.

Behalve bij gewettigde verhindering verschijnt het contractuele personeelslid persoonlijk. Het contractuele personeelslid mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of bij gewettigde verhindering zich door die persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.

§2. Als het contractuele personeelslid behoudens overmacht en ofschoon volgens de voorschriften opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde verhindering, wordt hij geacht definitief af te zien van zijn recht om advies te vragen.[80]

Art. XI 22.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.[80]

Hoofdstuk 6. De definitieve ontslagbeslissing en de motiveringsplicht

Hoofdstuk 6 bevat Art. XI 23. tot en met Art. XI 25.

Art. XI 23.

§1. De indienstnemende overheid neemt een definitieve ontslagbeslissing en deelt deze beslissing gelijktijdig met de concrete redenen voor het ontslag schriftelijk mee aan het contractuele personeelslid binnen vijf werkdagen:
1° nadat het contractuele personeelslid afzag van zijn hoorrecht of van de adviesmogelijkheid of
2° na het verstrijken van de termijn vermeld in artikel XI 17 of;
3° na ontvangst van het advies van het adviesorgaan of na het verstrijken van de termijn vermeld in artikel XI 18, §1.

§2. Voor de personeelsleden, vermeld in artikel XI 13 §1 derde lidneemt de indienstnemende overheid een definitieve ontslagbeslissing en deelt deze beslissing gelijktijdig met de concrete redenen voor het ontslag schriftelijk mee binnen vijf werkdagen:
1° na de hoorzitting of;
2° nadat het personeelslid afzag van zijn hoorrecht.

§3. Voor het personeelslid, vermeld in artikel XI 13 §1 vierde lid, neemt de indienstnemende overheid een definitieve ontslagbeslissing en deelt de concrete redenen van het ontslag schriftelijk mee.[80]

Art. XI 24.

De indienstnemende overheid is een schadevergoeding van 3 maanden loon verschuldigd als het contractuele personeelslid wordt ontslagen na een unaniem negatief advies van het adviesorgaan.

Onder loon als vermeld in het eerste lid van dit artikel wordt verstaan: het geïndexeerde jaarsalaris dat van toepassing is op datum van het ontslag, pro rata de effectieve prestaties.

De schadevergoeding wordt toegekend onder de voorwaarde van het afsluiten van een dading.[80]

Art. XI 25.

De termijnen, vermeld in deze titel, worden opgeschort tussen 25 december en 1 januari van het volgende jaar.[80]

Hoofdstuk 7. Outplacement

Hoofdstuk 7 bevat Art. XI 26.

Art. XI 26.

§1. Het contractuele personeelslid dat conform het arbeidsrecht ontslagen wordt, heeft recht op outplacement die de indienstnemende overheid aanbiedt op voorwaarde dat hij recht heeft op ofwel:
1° een opzeggingstermijn van minimaalvijftien en maximaal 29 weken;
2° een verbrekingsvergoeding die een opzeggingstermijn van minimaal vijftien en maximaal 29 weken vervangt.

§2. De outplacementbegeleiding, vermeld in paragraaf 1, bedraagt in geval van een ontslag met een opzeggingstermijn dertig uren die worden opgenomen tijdens het sollicitatieverlof of een ander verlof.

De outplacementbegeleiding, vermeld in paragraaf 1, heeft in geval van een ontslag met een verbrekingsvergoeding een waarde van 1800 euro. Dat bedrag wordt pro rata verminderd als het personeelslid op het moment van het ontslag verminderd werkt.

§3. De outplacementbegeleiding, vermeld in paragraaf 1, wordt opgestart door het contractuele personeelslid binnen een jaar nadat het ontslag is betekend.[80]

Hoofdstuk 8. Ontslaganciënniteit

Hoofdstuk 8 bevat Art. XI 27.

Art. XI 27.

In geval van eenzijdige beëindiging van de tewerkstelling door de indienstnemende overheid houdt de indienstnemende overheid bij de berekening van de opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding rekening met de periodes van ononderbroken tewerkstelling van het contractuele personeelslid bij de diensten van de Vlaamse overheid.[80]

Titel 4. Overgangsbepalingen

Titel 4 bevat Art. XI 28.

Art. XI 28.

Voor de ambtenaar die op 31 mei 2019 vast benoemd is, wordt de opzeggingstermijn vermeld in artikel XI 8, §2, tweede lid, berekend door de uitkomst van punt 1° en 2° bij elkaar op te tellen:
1° op grond van de anciënniteit die opgebouwd is tot en met 31 mei 2019 heeft de ambtenaar recht op een opzeggingstermijn van dertien weken per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit;
2° op grond van de anciënniteit die opgebouwd is vanaf 1 juni 2019 wordt de opzeggingstermijn berekend conform artikel XI 8, §4.[80]