Gedaan met laden. U bevindt zich op: WB 83 - BVR 29 maart 2024 (6) Overzicht wijzigende besluiten VPS

WB 83 - BVR 29 maart 2024 (6)

29 maart 2024 - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de modernisering van het hr-beleid, gezagsfuncties, top- en middenkader en loopbaanbeleid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2020 tot vaststelling van de regels voor het algemene personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid, de Vlaamse openbare instellingen en de strategische adviesraad SERV en voor het specifieke personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid en van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen, en tot opheffing van het ministerieel besluit van 14 mei 2008 houdende de vaststelling van de bijkomende of specifieke opdrachten bij de diensten van de Vlaamse overheid

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
- het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
- het Bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel III.23.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 23 maart 2023.
- Het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 423.1339 gesloten op 12 januari 2024.
- Het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 423.1345 gesloten op 12 januari 2024.
- De Raad van State heeft advies nr. 75.519/3 gegeven op 18 maart 2024, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
- De Raad van State heeft advies nr. 75.4999/3 gegeven op 18 maart 2024, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1. In het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, wordt deel I, dat bestaat uit artikel I 1 tot en met I 23, vervangen door wat volgt:

“Deel I. Toepassingsgebied en algemene bepalingen

Titel 1. Toepassingsgebied

Artikel I 1. Dit besluit is van toepassing op het hierna genoemd personeel van de diensten van de Vlaamse overheid, met uitzondering van het personeel van de met rechtspersoonlijkheid beklede patrimonia.

Titel 2. Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1. Definities

Art. I 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° de diensten van de Vlaamse overheid:
a) de departementen;
b) de intern verzelfstandigde agentschappen, hierna te noemen IVA, zonder rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van de leden van de onderwijsinspectie;
c) de IVA met rechtspersoonlijkheid;
d) de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen, hierna te noemen EVA, met uitzondering van de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn (VVM);
e) het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraden, met uitzondering van de SERV, de SALV (Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij) , de MORA en de Vlaamse Raad WVG, hierna te noemen de raden;
f) het personeel van de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs, hierna te noemen het Gemeenschapsonderwijs of instelling;

2° een Vlaams ministerie: het departement en de IVA zonder rechtspersoonlijkheid van een beleidsdomein;

3° een entiteit: een departement, een IVA of een EVA;

4° een beleidsdomein: een homogeen beleidsdomein als vermeld in artikel III.1 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, bestaande uit een verzameling van beleidsvelden die zowel vanuit politiek als maatschappelijk oogpunt een herkenbaar en samenhangend geheel vormen;

5° beleidsraad: de raad van het homogeen beleidsdomein, waarvan de oprichting en de wijze van samenstelling door de Vlaamse Regering bepaald wordt en waarin het politieke en het administratieve niveau overleg plegen en die de regering ondersteunt bij de aansturing van het beleidsdomein;

6° interne arbeidsmarkt: de personeelsbewegingen binnen de diensten van de Vlaamse overheid;

7° personeelslid: de ambtenaar en de contractueel;

8° ambtenaar: elk personeelslid dat toegelaten is tot een proeftijd met het oog op een vaste benoeming of dat in vast dienstverband benoemd is;

9° contractueel: elk personeelslid dat in dienst genomen is bij arbeidsovereenkomst;

10° lijnmanager: het hoofd van een entiteit, van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad of van het Gemeenschapsonderwijs die het hiërarchisch en functioneel gezag over het personeel van die entiteit, raad of instelling uitoefent. De gouverneur is de lijnmanager voor de personeelsleden van de betrokken provinciale afdeling van de dienst van de gouverneurs;

11° benoemende overheid: het hoofd van de entiteit, raad of instelling voor de ambtenaar;

12° indienstnemende overheid:
a) de Vlaamse Regering op voorstel van de opdrachtgever voor de managementen projectleidersfuncties van N-niveau en voor de algemeen directeur en op voorstel van de strategische adviesraad voor het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad;
b) de raad van bestuur voor de EVA die krachtens hun oprichtingsdecreet zelf het hoofd van het agentschap en in voorkomend geval de algemeen directeur aanstellen en voor het Gemeenschapsonderwijs;
c) de lijnmanager voor het contractuele personeelslid;

13° opdrachtgever:
a) de functioneel bevoegde Vlaamse minister voor de departementen, de IVA en de andere EVA dan hierna vermeld;
b) de raad van bestuur voor de EVA die krachtens hun oprichtingsdecreet zelf het hoofd van het agentschap en in voorkomend geval de algemeen directeur aanstellen en voor het Gemeenschapsonderwijs;
c) de auditcomités voor Audit Vlaanderen;
d) de strategische adviesraad voor het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad;

14° de functioneel bevoegde Vlaamse minister: het lid van de Vlaamse Regering bevoegd voor de materies en het personeel van een beleidsdomein, raad of instelling, hierna te noemen functionele minister;

15° personeelsplan: het overzicht van de functies nodig om in een bepaalde entiteit via welomschreven processen een vooropgesteld doel te bereiken;

16° personeelsfunctie: het Agentschap Overheidspersoneel;

17° werkgever
a) de Vlaamse Gemeenschap voor de personeelsleden van een departement of een IVA zonder rechtspersoonlijkheid
b) de IVA met rechtspersoonlijkheid en
c) de EVA
voor de van deze entiteiten afhangende personeelsleden,
a) de strategische adviesraad
b) het Gemeenschapsonderwijs voor de van deze raad of instelling afhangende personeelsleden;

18° de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken: de Vlaamse minister bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling;
19° selector:
a) het Agentschap Overheidspersoneel dat advies geeft over het selectiegebeuren;
b) de lijnmanager in de gevallen zoals bepaald in dit besluit;
c) de bevoegde selector binnen de entiteit voor entiteitsspecifieke functies.

20° lijnmanagement: een overlegorgaan inzake personeel en organisatieontwikkeling;

21° functie: het geheel van taken en werkzaamheden die aan een personeelslid worden toevertrouwd in een entiteit, raad of instelling;

22° niet-toewijsbare functie: een functie die niet kan worden toegewezen aan de functiematrix met de organisatie-eigen wegingsmethodiek;

23° functiezwaarte: het gewicht dat door toepassing van de organisatie-eigen wegingsmethodiek aan een functie toegekend wordt, uitgedrukt in een functieklasse op basis van het scoren van indelingscriteria. Het functiegewicht wordt uitgedrukt in een functieklasse van de functiematrix;

24° organisatie-eigen wegingsmethodiek: een geautomatiseerd indelingsinstrument dat een functie door het scoren van indelingscriteria indeelt in een functieklasse van de functiematrix. De methodiek is aan een periodieke onderhoudsprocedure onderworpen;

25° functiematrix: een raamwerk met aanduiding van functiefamilies en functieklassen, opgenomen in bijlage 13, die bij dit besluit is gevoegd. Op basis van functieclassificatie wordt een ordening aangebracht binnen en tussen functiefamilies door functies te koppelen aan functieklassen. De functiematrix is aan een periodieke onderhoudsprocedure onderworpen;

26° functieklasse: een groep van functies met een gelijkwaardige functiezwaarte;

27° functiefamilie: een groep van functies met gelijksoortige activiteiten en processtappen. Elke functiefamilie wordt onderverdeeld in verschillende functieklassen naargelang van de complexiteit van de functie;

28° beveiligde zending: een van de volgende betekeningswijzen:
a) een aangetekende brief;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs

29° ervaringsbewijs: een ervaringsbewijs als vermeld in artikel 4 van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid, waarover een protocol wordt gesloten in het Sectorcomité XVIII omdat het relevant is voor de diensten van de Vlaamse overheid;

30° bewijs van beroepskwalificatie: een bewijs van beroepskwalificatie als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, uitgereikt door een instelling die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap.

31° leertrajectbegeleider: de trajectbegeleider, vermeld in artikel 3, 16°, van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap;

32° integratieprotocol: een document met afspraken over maatregelen die de tewerkstelling van een personeelslid met een handicap of chronische ziekte ondersteunen;

33° pleegkind: het kind voor wie het personeelslid of de samenwonende partner in het kader van pleegzorg is aangesteld door een van de volgende instanties:
a) de rechtbank;
b) een dienst voor pleegzorg die door de bevoegde gemeenschap is erkend;
c) de bevoegde gemeenschapsdiensten voor de jeugdbescherming;

34° pleegvader en -moeder: de pleegouder die in het kader van pleegzorg is aangesteld door een van de volgende instanties:
a) de rechtbank;
b) een dienst voor pleegzorg die door de bevoegde gemeenschap is erkend;
c) de bevoegde gemeenschapsdiensten voor de jeugdbescherming;

35° gezagsfunctie: een functie waarbij de eenzijdig bindende beslissingsbevoegdheid ten aanzien van derden rechtstreeks voortvloeit uit de functie en raakt aan de grondrechten van derden;

36° werkdag: elke andere dag dan een wettelijke feestdag of zondag.

Hoofdstuk 2. Delegatie

Art. I 3. Alle bevoegdheden die bij dit besluit aan een personeelslid worden toegewezen kunnen door dit personeelslid gedelegeerd worden aan de onder zijn gezag staande personeelsleden tenzij anders bepaald in dit besluit.

De bevoegdheden die bij dit besluit aan een lijnmanager worden toegewezen kunnen door de lijnmanager worden gedelegeerd aan het hoofd van het dienstencentrum Personeelsadministratie.

Het afdelingshoofd van het dienstencentrum Personeelsadministratie ondertekent het fietsleaseplan, waarin alle afspraken worden vastgelegd tussen werkgever en werknemers over de toekenning en het gebruik van de fiets in het kader van de fietslease, zoals bepaald in artikel VII 109undecies.

De lijnmanager van een entiteit van een Vlaams ministerie kan de bevoegdheden die hem in dit besluit zijn toegewezen inzake arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten delegeren aan een andere lijnmanager van een entiteit van een Vlaams ministerie.

De aldus toegewezen of via delegatie overgedragen bevoegdheden worden tevens uitgeoefend door de personeelsleden die met de waarneming van de functie belast zijn of die de titularis vervangen bij tijdelijke afwezigheid of verhindering.

Hoofdstuk 3. Personeelsplan

Art. I 4. De lijnmanager bepaalt de kwantitatieve en kwalitatieve personeelsbehoeften van zijn entiteit, raad of instelling, in een personeelsplan.

Hoofdstuk 4. Indeling van de graden

Art I 5. §1. De hiërarchische indeling van de graden omvat vier niveaus en zestien rangen. Bijlage 3 stelt de hiërarchische indeling van de graden vast.

§2. De graad is de titel die een personeelslid in een rang situeert. De rang situeert een graad binnen zijn niveau.

§3. Elke rang wordt aangeduid met een letter en een cijfer. De letter geeft het niveau aan, het cijfer situeert de rang in zijn niveau.

De vier niveaus omvatten het volgende aantal rangen:
1° niveau A: zeven rangen, genummerd A1, A2, A2M, A2E, A2A, A2L en A3;
2° niveau B: drie rangen, genummerd B1, B2 en B3;
3° niveau C: drie rangen, genummerd C1, C2 en C3;
4° niveau D: drie rangen, genummerd D1, D2 en D3.

Binnen elk niveau worden de rangen genummerd volgens hun plaats in de hiërarchie, waarbij de hoogste rang het hoogste cijfer toegewezen krijgt.

Binnen niveau A is:
1° rang A2L hoger dan rang A2A;
2° rang A2A hoger dan rang A2E;
3° rang A2E hoger dan rang A2M;
4° rang A2M hoger dan rang A2.

Hoofdstuk 5. Kansengroepenbeleid

Art. I 6. De Vlaamse Regering bepaalt op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken voor de door haar vastgelegde doelgroepen globale streefcijfers die door de functionele minister omgezet worden in streefcijfers per beleidsdomein.

Zolang de door de Vlaamse Regering bepaalde doelgroepgebonden streefcijfers niet gehaald worden, wordt bij gelijkwaardigheid voorrang gegeven aan de kandidaat uit de ondervertegenwoordigde groep.

Art. I 7. §1. Van elk beleidsdomein wordt maximaal 1% van de betrekkingen, uitgedrukt in voltijds equivalenten (VTE), voorbehouden voor personen met een arbeidshandicap die recht hebben op een langdurige loonkostsubsidie in de reguliere of sociale economie. Dit zijn personen in één van volgende situaties:

1° personen met een bijstandsveld W2 of W3, toegekend door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
2° personen van wie de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding beslist dat zij voor onbepaalde duur recht hebben op Bijzondere Tewerkstellingsondersteunende Maatregelen (BTOM).
3° personen van wie de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding beslist dat zij een advies collectief maatwerk krijgen of dat zij behoefte hebben aan werkondersteunende maatregelen in het kader van maatwerk bij individuele inschakeling voor een periode van vijf jaar.

§2. Bij aanwerving in een voorbehouden betrekking maakt de dienst Diversiteitsbeleid van het Agentschap Overheidspersoneel een integratieprotocol op.

Hoofdstuk 6. Dienstanciënniteit

Art. I 8. §1. De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid in om het even welke hoedanigheid heeft gepresteerd.

§2. In dit artikel wordt verstaan onder “overheid”:
1° de diensten van de Vlaamse overheid;
2° de diensten en instellingen van de Belgische staat;
3° de diensten en instellingen van de gemeenschappen en gewesten;
4° de diensten en instellingen van de Europese Unie en/of de Europese Economische Ruimte;
5° de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
6° de provincies, gemeenten en OCMW’s van België.

Art. I 9. Als “werkelijke diensten” worden beschouwd:
1° de perioden waarin krachtens dit besluit het salaris wordt doorbetaald, of bij het ontbreken van salaris, de aanspraak op of bevordering tot een hoger salaris behouden blijft;
2° voor de toepassing van artikel I 8, §1: de perioden bij de diensten van de Vlaamse overheid en de andere overheden, vermeld in artikel I 8, §2.

Art. I 10. De dienstanciënniteit wordt uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Ze begint op de eerste dag van een maand.

De gedeelten van maanden worden opgeteld en bij het aantal volledige maanden gevoegd op het moment van de berekening van de nuttige anciënniteit.

Hoofdstuk 7. Tijdelijke vervanging en terugkeerrecht

Art. I 11. §1. De lijnmanager wijst bij tijdelijke afwezigheid of verhindering het personeelslid aan dat hem vervangt.

§2. Een ambtenaar die ten gevolge van de opname van een verlof voltijds afwezig is heeft een terugkeerrecht naar de entiteit, raad of instelling van herkomst.

In afwijking van het eerste lid is er een terugkeerrecht naar de oorspronkelijke betrekking:
1° voor de titularissen van de middenkaderfuncties die met verlof zijn voor uitoefening van een ambt op een kabinet of voor een project goedgekeurd door de Vlaamse Regering;
2° voor het personeelslid dat binnen de entiteit, raad of instelling tijdelijk bijkomende of zwaardere taken uitoefent waardoor de functiezwaarte tijdelijk verhoogt;
3° voor de ambtenaar die niet meer dan zes maanden voltijds afwezig is of die afwezig is als gevolg van een verlof vermeld in deel X, titel 2, 3, 4, 6 of 6bis;
4° bij het beëindigen van een vrijwillige tijdelijke functieverlichting.

Hoofdstuk 8. Standplaatsbepaling

Art. I 12. §1. De administratieve standplaats is de gemeente waar het personeelslid hoofdzakelijk zijn ambt uitoefent of een zo centraal mogelijk bepaalde gemeente in zijn ambtsgebied.

§2. Voor het personeelslid met een rang tot en met A2A of met een salarisschaal die overeenstemt met een rang tot en met A2A kan de lijnmanager de standplaats:
1° vaststellen, als die om dienstredenen niet samenvalt met de gemeente waar de centrale administratie of de buitendienst gevestigd is;
2° wijzigen.

§3. Voor de functies van N-niveau en algemeen directeur wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de indienstnemende overheid.

§4. De standplaats wordt vastgesteld en gewijzigd in overeenstemming met het betrokken contractuele personeelslid.

Hoofdstuk 9. Arbeidsreglement

Art. I 13. §1. De lijnmanager stelt voor zijn entiteit, raad of instelling het arbeidsreglement vast met behoud van de mogelijkheid om een aanvullend arbeidsreglement voor een subentiteit te laten vaststellen door het hoofd van die subentiteit.

§2. Voor elke entiteit, raad of instelling geldt als algemene regel de achtendertigurige werkweek voor voltijdse betrekkingen.

De werktijdregeling wordt vastgelegd in het arbeidsreglement.

Hoofdstuk 10. Agentschapsspecifieke besluiten

Art. I 14. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit besluit, kan de Vlaamse Regering, op voorstel van de functionele minister en na akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, voor elk van de IVA’s met rechtspersoonlijkheid en EVA’s, vermeld in artikel I 2, voor de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en voor de strategische adviesraad Vlaamse Onderwijsraad de volgende bepalingen vaststellen:
1° specifieke graden, de verdeling van die graden over de niveaus en rangen, of ze kunnen worden vervuld via aanwerving en/of bevordering of via mandaat met eventuele vermelding van de aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie, alsook voor elke bevorderingsgraad de lijst van graden die er toegang toe geven;
2° specifieke loopbanen;
3° specifieke salarisschalen, specifieke vergoedingen, toelagen, en sociale voordelen;
4° specifieke regelingen voor specifieke personeelscategorieën;
5° specifieke overgangsbepalingen.

Titel 3. Algemene organisatorische bepalingen

Hoofdstuk 1. Statutaire organen en beroepscommissie

Art. I 15. Binnen elk beleidsdomein richt de beleidsraad de organen op die de bevoegdheden uitoefenen inzake de rechtspositie van het personeel, zoals bepaald in dit besluit.

Elke strategische adviesraad evenals het Gemeenschapsonderwijs richt de organen op die de bevoegdheden uitoefenen inzake de rechtspositie van respectievelijk het secretariaatspersoneel en het personeel van zijn diensten, zoals bepaald in dit besluit.

Art. I 16. §1. Voor de diensten van de Vlaamse overheid wordt een adviserende beroepscommissie opgericht, hierna te noemen raad van beroep.

In afwijking van het eerste lid heeft de raad van beroep in de volgende gevallen een beslissende bevoegdheid:
1° als de raad van beroep met eenparigheid van stemmen besluit tot de gegrondheid of ongegrondheid van de bestreden beslissing;
2° als de raad van beroep met eenparigheid van stemmen, aansluitend op een eenparige beslissing over de ongegrondheid, een eventuele andere passende maatregel oplegt;
3° als de raad van beroep bij meerderheid besluit tot de onontvankelijkheid van het beroep.

Als de raad van beroep conform het tweede lid, 3°, beslist tot de onontvankelijkheid, dan is de aangevochten beslissing hierdoor definitief geworden vanaf de dag na het verstrijken van de termijn voor instelling van het beroep.

§2. De ambtenaar kan in beroep gaan tegen de volgende beslissingen:
1° de evaluatie loopbaanvertraging;
2° de evaluatie onvoldoende;
3° de uitspraak van een tuchtstraf of van de schorsing in het belang van de dienst.

Art. I 17. §1. De raad van beroep wordt per zaak paritair samengesteld uit leden van de overheid en uit leden van de representatieve vakorganisaties vertegenwoordigd in het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest.

De leden zijn stemgerechtigd.

§2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, stelt de voorzitters aan die de beroepen behandelen.

Inzake tuchtzaken, schorsing in het belang van de dienst en bij een tweede evaluatie onvoldoende die leidt tot definitieve beroepsongeschiktheid is de voorzitter een magistraat. Voor de beroepen in andere aangelegenheden kan de voorzitter een externe deskundige zijn.

De voorzitter is stemgerechtigd.

§3. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel, waar de zetel van de raad van beroep gevestigd is:
1° organiseert de werkverdeling, zo nodig in kamers;
2° wijst de leden van de overheid aan;
3° stelt de secretarissen aan onder de personeelsleden van het Agentschap Overheidspersoneel;
4° waakt erover dat bij de effectieve samenstelling per zaak ten hoogste twee derde van de leden van hetzelfde geslacht is.

Art. I 18. Het huishoudelijk reglement van de raad van beroep wordt vastgesteld door een paritaire vergadering van afgevaardigden van de overheid en de vakorganisaties, samengeroepen door een voorzitter.

Het reglement is rechtsgeldig vastgesteld als de meerderheid van de opgeroepen leden aanwezig is.

Art. I 19. Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste:
1° de geldigheid van de beraadslaging;
2° de procedureregels;
3° het wrakingsrecht van de verzoeker;
4° de wijze van kennisgeving van de adviezen.

Art. I 20. §1. De raad van beroep hoort de ambtenaar alvorens een gemotiveerd advies te formuleren.

Behalve bij gewettigde verhindering verschijnt de verzoeker persoonlijk. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon van zijn keuze of bij gewettigde verhindering zich door die persoon van zijn keuze laten vertegenwoordigen.

§2. Als de ambtenaar, behoudens overmacht, zonder geldige reden niet verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, hoewel hij volgens de voorschriften opgeroepen is, wordt de ambtenaar geacht af te zien van zijn beroep. De uitspraak of beslissing vóór het beroep wordt in dat geval de definitieve uitspraak of beslissing.

§3. Het beroep is opschortend, tenzij het anders bepaald is in dit besluit.

Art. I 21. §1. Aan de voorzitters van de raad van beroep wordt een presentiegeld van 150 euro per zitting van een halve dag toegekend. Dat presentiegeld volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ‘s lands concurrentievermogen.

§2. De voorzitters en de leden van de overheid en de vakorganisaties ontvangen een reis- en maaltijdvergoeding overeenkomstig de regeling die van toepassing is voor de ambtenaren van de diensten van de Vlaamse overheid.

In afwijking van het eerste lid ontvangen de voorzitters een treinbiljet eerste klasse heen en terug of de tegenwaarde ervan.

Hoofdstuk 2. Het Selectiekwaliteitscomité

Art. I 22. §1. Het Selectiekwaliteitscomité adviseert de diensten van de Vlaamse overheid over de integriteit, deontologie en kwaliteit van het selectie- en herplaatsingsbeleid.

Het Selectiekwaliteitscomité bestaat uit vijf leden, die worden aangewezen door de Vlaamse Regering.

§2. Het Selectiekwaliteitscomité stelt een huishoudelijk reglement op waarin de regels voor de werking van het Selectiekwaliteitscomité worden opgenomen.

§3. De externe leden van het Selectiekwaliteitscomité ontvangen per zitting een presentiegeld van 71,42 euro.

In afwijking van het eerste lid wordt aan de voorzitter een presentiegeld toegekend van 150% van het bedrag, vermeld in het eerste lid.

De presentiegelden, vermeld in dit artikel, volgen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ‘s lands concurrentievermogen.

§4. De leden van het Selectiekwaliteitscomité hebben recht op een reiskostenvergoeding overeenkomstig artikel VII 80 tot en met VII 82.

Titel 4 Overgangs- en opheffingsbepalingen

Art. I 23. De gevallen van beroep die ingesteld zijn bij een raad van beroep voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, worden voortgezet volgens de reglementering die op die datum van kracht is.

De definitieve uitspraak na beroep gebeurt overeenkomstig dit besluit.”.

Art. 2. In hetzelfde besluit, het laatste gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, wordt deel III, dat bestaat uit artikel III 1 tot en met III 33, vervangen door wat volgt:

“Deel III. De loopbaan

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Afdeling 1. De invulling van vacatures

Art. III 1. Een vacature is een niet-ingevulde functie op het personeelsplan van de entiteit, raad of instelling, en impliceert een personeelsbehoefte die zich situeert in een welbepaalde graad of een salarisschaal die bepaald is in dit besluit of door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, of, voor de agentschapsspecifieke graden, in een graad of salarisschaal die bepaald is door de Vlaamse Regering, op voorstel van de functioneel bevoegde minister.

Art. III 2. §1. Een vacature wordt ingevuld met een contractuele tewerkstelling.

De indienstnemende overheid bepaalt de soort en de duur van de arbeidsovereenkomst, tenzij die al is bepaald in dit besluit of in een andere reglementering.

§2. In afwijking van paragraaf 1 wordt een gezagsfunctie, als vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, ingevuld via een statutaire tewerkstelling.

Op de statutaire tewerkstelling van een gezagsfunctie zoals bepaald in het eerste lid, gelden volgende uitzonderingen:

1° de lijnmanager kan een gezagsfunctie via een contractuele tewerkstelling invullen in geval van:

  1. de afwezigheid van de titularis van een gezagsfunctie;
    b) een tijdelijke en uitzonderlijke vermeerdering van het werk. De contractuele tewerkstelling duurt maximaal één jaar en is uitzonderlijk verlengbaar met maximaal één jaar.

2° de indienstnemende overheid vult volgende gezagsfuncties in via een contractuele tewerkstelling:

  1. de management- en projectleidersfuncties op N-niveau en de algemeen directeur, overeenkomstig de bepalingen van Deel V van dit besluit;
    b) de functie van Vlaamse Bouwmeester.

§3. De hernieuwing of verlenging van een bestaande arbeidsovereenkomst en de vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst door een andere, zonder wijziging van betrekking en zonder selectie, gebeuren bij beslissing van de indienstnemende overheid, en zijn alleen mogelijk voor het contractuele personeelslid dat geslaagd is voor een objectief wervingssysteem als vermeld in hoofdstuk 1, afdeling 3, en voor topsporters en hun omkadering. Die vernieuwing of verlenging mag geen impact hebben op de graad, het niveau of de salarisschaal van het contractuele personeelslid.

In afwijking van paragraaf 3, eerste lid, kan de arbeidsovereenkomst van een contractueel personeelslid dat in het kader van paragraaf 2, tweede lid, 1° is geworven, niet worden verlengd onverminderd de toepassing van paragraaf 2, tweede lid, 1°, b). De verlenging is ook niet mogelijk als dat contractuele personeelslid geslaagd is voor een objectief wervingssysteem met een algemene bekendmaking.

Art. III 3. §1. In afwijking van artikel III 2, §1, behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 effectief vast benoemd was of effectief toegelaten was tot de statutaire proeftijd bij de diensten van de Vlaamse overheid, zijn statutaire tewerkstelling als hij binnen de diensten van de Vlaamse overheid in- of doorstroomt.

§2. Een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 effectief vast benoemd was of effectief toegelaten was tot de statutaire proeftijd bij de diensten van de Vlaamse overheid kan vanaf 1 juni 2024 vrijwillig overstappen naar een contractuele tewerkstelling voor onbepaalde duur.

Die overstap staat gelijk aan een vrijwillig ontslag uit de statutaire betrekking. In afwijking van artikel XI 6 hoeft de ambtenaar geen opzegtermijn te presteren of geen verbrekinsvergoeding te betalen.

§3. Voor de toepassing van dit deel wordt de ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd in een betrekking die vóór 1 juni 2024 werd vacant verklaard, gelijkgesteld met een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 is toegelaten tot de statutaire proeftijd.

Art. III 4. §1. De lijnmanager kiest de wijze van invulling van een vacature hetzij:
1° via de interne arbeidsmarkt, waarbij gekozen wordt voor horizontale mobiliteit en/of bevordering;
2° via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt in combinatie met horizontale mobiliteit, bevordering en externe mobiliteit.

Interne kandidaten die in aanmerking komen om te kandideren via de procedure van horizontale mobiliteit, zijn uitgesloten van deelname aan de selectie via de externe werving.

§2. Als de lijnmanager zich beroept op verschillende procedures om een vacature in te vullen, worden de kandidaten die in aanmerking komen, onderworpen aan dezelfde selectie.

De selector stelt het programma en de nadere regels van de selectie vast.

Art. III 5. De lijnmanager die beslist om een vacature van zijn entiteit, raad of instelling in te vullen, kan zijn oproep richten tot de kandidaten uit zijn eigen entiteit, raad of instelling, het betrokken beleidsdomein of alle beleidsdomeinen als hij een beroep doet op de interne arbeidsmarkt via:
1° een bevorderingsprocedure binnen het niveau;
2° de horizontale mobiliteit;
3° de aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator;
4° de tijdelijke aanstelling van huisbewaarder.

In afwijking van het eerste lid kan de oproep gericht worden tot de personeelsleden van het agentschap Opgroeien en het agentschap Opgroeien Regie samen.

Bij de keuze voor vacature-invulling via bevordering door overgang naar een hoger niveau richt de lijnmanager een oproep tot de kandidaten uit alle beleidsdomeinen.

Voor de toepassing van de interne arbeidsmarkt worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.

Afdeling 2. De selector

Art. III 6. Het Agentschap Overheidspersoneel is de selector voor de contractuele en statutaire selecties bij de diensten van de Vlaamse overheid.

De exclusieve bevoegdheid, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor selecties voor de volgende functies:

1° functies waarvoor de lijnmanager overeenkomstig artikel III 18, §1, zelf kan optreden als selector, voor zover het geen gezagsfuncties betreffen;
2° functies die voorkomen op de lijst van entiteitsspecifieke functies die de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, vaststelt.

Afdeling 3. De selectie via een objectief wervingssysteem

Art. III 7. §1. De in dit besluit vermelde voorschriften voor de selector en de door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken opgelegde kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties worden in geval van een privaatrechtelijke selector opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst tussen de selector en de Vlaamse Regering.

De door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken opgelegde kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties worden in geval van een externe selector opgenomen in de overheidsopdracht tussen de selector en de vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid.

§2. De selector organiseert op basis van de personeelsbehoeften van de lijnmanagers de noodzakelijke vergelijkende selecties volgens een systeem dat, naar vorm en inhoud, de nodige waarborgen biedt inzake gelijke behandeling, verbod van willekeur, onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

Art. III 8. Elke vacature wordt minstens op de website van de VDAB of de website Werken voor Vlaanderen gepubliceerd met inachtneming van een redelijke termijn tussen de publicatie ervan en de uiterste datum van kandidaatstelling, zoals bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.

In afwijking van het eerste lid worden:
1° vacatures voor functies in het buitenland die gericht zijn tot kandidaten die in het buitenland wonen, algemeen bekendgemaakt in het land in kwestie;
2° vacatures voor voorbehouden betrekkingen algemeen bekendgemaakt binnen de kansengroep van personen met een arbeidshandicap die recht hebben op een langdurige loonkostsubsidie in de reguliere of sociale economie.

Art. III 9. De selector organiseert de selectie voor een functie in overleg met de lijnmanager.

De selector sluit, in overleg met de lijnmanager, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement, uit van deelname aan de selectie.

De selector beoordeelt, in overleg met de lijnmanager, de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit.

Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan. De motivering van een eventuele uitsluiting op basis van een test of selectie wordt meegedeeld aan de kandidaten.

Art. III 10. De selector stelt per selectie, in overleg met de lijnmanager, een selectiereglement vast.

Het selectiereglement regelt minstens welke diploma’s, studiegetuigschriften, bewijzen van beroepskwalificatie, rvaringsbewijzen of toegangsbewijzen toegang geven tot de selectieprocedure, de datum waarop aan de voorwaarden voldaan moet zijn, het aantal en de aard van de testen, en de criteria op basis waarvan de geschiktheid of het geslaagd zijn beoordeeld worden.

Het selectiereglement regelt in voorkomend geval ook:
1° een mogelijke voorselectie, naargelang het aantal kandidaten;
2° een mogelijk beperkte procedure;
3° de samenstelling van de jury, waarvan de lijnmanager bij interne selectietesten minstens deel uitmaakt;
4° de regels voor de rangschikking;
5° de geldigheidsduur van de reserve;
6° het verlies en het behoud van een plaats in de reserve;
7° de mogelijkheid om een bijkomende test te organiseren voor de invulling van een bijkomende vacature voor dezelfde of een vergelijkbare functie.

Met toepassing van artikel III 16, §2, vermeldt het selectiereglement dat ook kandidaten zonder de diploma’s, studiegetuigschriften, bewijzen van beroepskwalificatie, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen, vermeld in het selectiereglement, kunnen kandideren en, in voorkomend geval, welk ander bewijsstuk kandidaten moeten voorleggen om toegang te krijgen tot de selectieprocedure.

Bij het agentschap Opgroeien en het agentschap Opgroeien Regie kan de lijnmanager vermeld in het derde lid, 3°, in de jury zitten voor beide agentschappen.

Art. III 11. De lijnmanager kiest uit de geschikte kandidaten de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
3° de mogelijke redelijke aanpassingen;
4° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).

De betrokken lijnmanagers kunnen in onderling akkoord de duur verlengen van een reserve die voor een of meer entiteiten, raden of instelling is aangelegd. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel kan de duur verlengen van een reserve die voor alle diensten van de Vlaamse overheid is aangelegd.

Afdeling 4. Niet nodeloos hertesten

Art. III 12. §1. De selector kan, na toestemming van de kandidaat, in overleg met de indienstnemende of benoemende overheid of de lijnmanager, en rekening houdend met de vergelijkbaarheid van de testen en testresultaten, beslissen om bepaalde competenties en/of andere vereisten die overeenkomstig het selectiereglement nodig zijn voor de functie, niet opnieuw te testen bij een kandidaat als uit een eerdere selectieprocedure die niet ouder is dan zeven jaar, resultaten beschikbaar zijn waardoor de kandidaat op die competenties of vereisten beoordeeld kan worden, ongeacht voor welke graad of functie en voor welke soort procedure de vorige test is afgenomen. De selector bepaalt aan welke selectieonderdelen de kandidaat nog moet deelnemen om het geheel van de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, te kunnen beoordelen.

§2. Een kandidaat kan aan de selector vragen om, ongeacht eerdere testresultaten, opnieuw getest te worden voor bepaalde competenties en/of andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie. De selector houdt dan alleen rekening met de nieuwe testresultaten.

§3. Alleen testresultaten van selecties die gebaseerd zijn op het competentiemodel van de Vlaamse overheid en die beantwoorden aan de kwaliteitscriteria voor selectoren en selecties zoals vastgelegd door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken, komen in aanmerking om hergebruikt te worden.

Hoofdstuk 2. Instroom

Afdeling 1. Externe werving

Art. III 13. Externe werving is de aanwerving van een kandidaat vanuit de externe arbeidsmarkt door middel van een arbeidsovereenkomst of via de toelating tot de statutaire proeftijd.

De externe arbeidsmarkt is niet toegankelijk voor het personeelslid dat kan kandideren via de horizontale mobiliteit en voor kandidaten die een beroep kunnen doen op de externe mobiliteit.

Afdeling 2. Toelatingsvoorwaarden

Art. III 14. §1. Voor de toegang tot een functie bij de diensten van de Vlaamse overheid gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden:
1° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° voldoen aan de nationaliteitsvereiste;
4° voldoen aan de vereisten gesteld door de wetten inzake het taalgebruik in bestuurszaken;
5° medisch geschikt zijn voor de uit te oefenen functie, in overeenstemming met de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers op het werk.

§2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, bepaalt de bevoegde instanties en de controleprocedure voor de vereiste medische geschiktheid.

§3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 controleert de preventieadviseur-arbeidsarts van de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk de vereiste lichamelijke geschiktheid voor welbepaalde categorieën personeelsleden overeenkomstig de federale bepalingen.

Afdeling 3. Aanwervingsvoorwaarden

Art. III 15. Als algemene aanwervingsvoorwaarden om als personeelslid van de diensten van de Vlaamse overheid te worden aangeworven, gelden:
1° het diploma, studiegetuigschrift of bewijs van beroepskwalificatie bezitten dat overeenstemt met het administratieve niveau van de functie waarin wordt aangeworven, conform bijlage 2, of het ervaringsbewijs of toegangsbewijs, vermeld in artikel III 16, §2, voor dezelfde functie;
2° slagen voor een vergelijkende selectie via een objectief wervingssysteem.

Art. III 16. §1. De lijnmanager kan voorafgaand aan de rekrutering afwijken van de voorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°, als de in te vullen functie voorkomt op de lijst van knelpuntfuncties binnen de diensten van de Vlaamse overheid die door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, wordt vastgesteld na advies van de selectoren.

§2. Daarnaast kan de lijnmanager, voorafgaand aan de selectie, bij een met redenen omklede beslissing waaruit een redelijk vermoeden van meerwaarde van die procedure blijkt, opnemen in het selectiereglement dat in afwijking van artikel III 15, 1°, ook personen die niet beschikken over het diploma, studiegetuigschrift, ervaringsbewijs, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie, zich kandidaat kunnen stellen voor de functie. Ze krijgen alleen toegang tot de selectieprocedure na het behalen van een toegangsbewijs, uitgereikt door de VDAB, na beoordeling van hun competenties zoals hierna bepaald. Het toegangsbewijs van de VDAB is zeven jaar geldig voor dezelfde functie bij de diensten van de Vlaamse overheid.
Van een kandidaat die niet beschikt over een diploma, studiegetuigschrift, ervaringsbewijs, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie als vermeld in het selectiereglement, wordt een portfolio beoordeeld. De kandidaat lijst relevante kennis, vaardigheden en attitudes voor de functie op in het portfolio en staaft dat met zo veel mogelijk bewijsstukken.

De VDAB duidt per vacature beoordelaars aan met de nodige expertise om portfolio’s te beoordelen. De lijnmanager bepaalt samen met de VDAB en de selector de te bewijzen competenties waarop de beoordeling van het portfolio voor de vacature gebeurt. De VDAB reikt na een positieve beoordeling van een portfolio het bovenvermelde toegangsbewijs uit. Het toegangsbewijs vermeldt de functie waarvoor het geldt, welke competenties op welk niveau werden beoordeeld, en de ingangsdatum en geldigheidsduur van het toegangsbewijs.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, kan nadere voorwaarden bepalen.

§3. Een intern personeelslid dat een functie vervult die tot hetzelfde niveau behoort als de vacante functie, hoeft niet te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°, tenzij specifieke diplomavoorwaarden bepaald zijn.

Art. III 17. De administratieve niveaus en de overeenstemmende diploma’s of getuigschriften zijn:
1° niveau A: masterdiploma;
2° niveau B: bachelor diploma;
3° niveau C: secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld onderwijs;
4° niveau D: geen diplomaverplichting.

Art. III 18. §1. In afwijking van artikel III 4, §1, artikel III 6, eerste lid, en artikel III 15, 2°, kan bij de invulling van een contractuele vacature in de onderstaande gevallen de lijnmanager optreden als selector, is een combinatie van procedures niet vereist en geldt er voor de kandidaat geen verplichting om te slagen voor een vergelijkende selectie via een objectief wervingssysteem:
1° de vervanging van een afwezig personeelslid waarbij de afwezigheid niet meer dan één jaar duurt;
2° de invulling van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van maximaal één jaar, die zonder selectie uitzonderlijk verlengbaar is met één jaar;
3° personeel met buitenlandfuncties;
4° topsporters en hun omkadering;
5° doctoraatsbeurzen.

§2. De regeling , vermeld in paragraaf 1, is van overeenkomstige toepassing bij de contractuele invulling van een gezagsfunctie overeenkomstig artikel III 2, §2, tweede lid.

Art. III 19. In afwijking van artikel III 4, §1, is er geen verplichting tot combinatie van procedures in geval van een hernieuwing, verlenging of vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst zonder wijziging van betrekking of zonder selectie.

Art. III 20. §1. Bijzondere aanwervingsvoorwaarden voor een functie kunnen worden vastgesteld door de lijnmanager, in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel en na overleg met de selector.

§2. Voor de volgende graden gelden bijzondere voorwaarden bij aanwerving:

Rang

Graad

Bijzondere aanwervingsvoorwaarde

A2

directeur-arts

diploma van master in de geneeskunde (beroepstitel arts)

bij overgangsmaatregel: diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of diploma van arts

A2

directeur-dierenarts

master in de diergeneeskunde

bij overgangsmaatregel: diploma van dierenarts of doctor in de diergeneeskunde

A2

directeur-ingenieur

alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld).

Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien:

1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld);

2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen.

A2

wetenschappelijk directeur

houder zijn van een diploma van doctor op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord als gelijkwaardig daaraan wordt erkend

A2

adviseur-arts

diploma van master in de geneeskunde (beroepstitel arts)

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde;

2° diploma van arts.

A2

adviseur-dierenarts

master in de diergeneeskunde

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van dierenarts;

2° doctor in de diergeneeskunde.

A2

adviseur-ingenieur

alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld).

Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien:

1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld);

2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen.

A2

navorser (wetenschapsbeleid)

houder zijn van een diploma van doctor dat behaald is na verdediging in het

openbaar van een afstudeerscriptie of van een diploma van ingenieur van academische graad, en minstens zes jaar nuttige ervaring hebben

A1

Ingenieur

alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld).

Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien:

1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld);

2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen.

A1

Arts

master in de geneeskunde (beroepstitel arts)

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde;

2° diploma van arts.

A1

Dierenarts

master in de diergeneeskunde

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van dierenarts;

2° dokter in de diergeneeskunde.

B1

programmeur

diploma van ofwel:

1° bachelor in de toegepaste informatica;

2° bachelor in het bedrijfsmanagement;

3° bachelor in de elektronica-ICT;

4° HBO 5-diploma met hoofdcomponent informatica.

Bij overgangsmaatregel/diploma van gegradueerde in de afdeling Informatica, in de afdeling Boekhouding-informatica, in de afdeling Programmering en in de afdeling Elektronica

C1

Technicus

diploma’s die toegang geven tot niveau C zoals gevraagd in de functiebeschrijving voor de technicus met de functie van bos- of natuurwachter: attest van natuur- en bosbeheer dat uitgereikt is door de Vlaamse overheid, als dat gevraagd wordt in de functiebeschrijving

Afdeling 4. Toelating tot de proeftijd

Art. III 21. De benoemende overheid laat na controle van de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden, de persoon die geslaagd is voor een vergelijkende selectie, vermeld in artikel III 15, 2°, en die door de lijnmanager gekozen is, toe tot een proeftijd in zijn graad of functie, en geeft die persoon een dienstaanwijzing bij de betrokken entiteit, raad of instelling.

Art. III 22. §1. De ambtenaar legt de eed af in handen van de lijnmanager als hij tot de proeftijd toegelaten wordt.

§2. Als de ambtenaar weigert de eed af te leggen, is zijn toelating tot de proeftijd van rechtswege nietig.

Art. III 23. Tijdens de proeftijd kan de ambtenaar onder bepaalde voorwaarden maar eenmaal een andere dienstaanwijzing krijgen binnen het beleidsdomein, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs, of eenmaal overgeplaatst worden via de horizontale mobiliteit, door of in akkoord met de betrokken lijnmanager(s).

Na die wijziging van dienstaanwijzing of na die overplaatsing via de horizontale mobiliteit begint eenmalig een nieuwe proeftijd.

In afwijking van het eerste lid, kan een statutair personeelslid in een gezagsfunctie tijdens zijn proeftijd geen andere dienstaanwijzing krijgen naar een andere gezagsfunctie.

Art. III 24. De ambtenaar op proef is onderworpen aan de rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten, tuchtregeling, administratieve toestanden, geldelijk statuut, verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging, inzonderheid vrijwillig ontslag en pensionering, van de vaste ambtenaar.

Art III 25. De duur en de evaluatie van de proeftijd verlopen volgens de bepalingen, vermeld in deel IV.

Afdeling 5. Benoeming tot ambtenaar

Art. III 26. Alleen de personen die aan de volgende voorwaarden voldoen, kunnen tot ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse overheid benoemd worden:
1° de toelatingsvoorwaarden vervullen en voldoen aan de aanwervingsvoorwaarden die voor de functie zijn vastgesteld;
2° met goed gevolg de proeftijd doorlopen hebben.

Afdeling 6. Externe mobiliteit

Art. III 27. Externe mobiliteit is de aanwerving van een personeelslid van een externe overheid of uit de onderwijssector met een arbeidsovereenkomst.

In afwijking van het eerste lid gebeurt de invulling van een gezagsfunctie via de externe mobiliteit altijd in statutair verband.

Alleen graden van rang A2E, rang A2 of lager kunnen ingenomen worden via de externe mobiliteit. Functies van N-niveau, van algemeen directeur, van hoofd van het secretariaatspersoneel, van N-1-niveau en van preventieadviseur-coördinator kunnen niet ingevuld worden via de externe mobiliteit.

Een personeelslid op proef bij de externe overheid of in de onderwijssector komt niet in aanmerking voor externe mobiliteit.

Art. III 28. §1. In deze afdeling wordt onder externe overheid verstaan:
1° een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging of een van de rechtspersonen, vermeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;
2° de diensten van de andere gemeenschappen en gewesten, van de colleges van de gemeenschapscommissies en van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;
3° de entiteiten en raden die niet behoren tot de diensten van de Vlaamse overheid, De Watergroep, de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement en de instellingen die verbonden zijn aan het Vlaams Parlement;
4° de gemeenten, de provincies, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van het ziekenhuis in eigen beheer, de autonome gemeentebedrijven, de autonome provinciebedrijven en de OCMW-verenigingen, met uitzondering van de ziekenhuisverenigingen.

§2. Onder onderwijssector wordt verstaan:
1° de instellingen van het gemeenschapsonderwijs, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° de instellingen van het gesubsidieerd onderwijs, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° de hogescholen, vermeld in artikel II 3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
4° de universiteiten, vermeld in artikel II 2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
5° de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 45 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
6° de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, vermeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.

Art. III 29. Om externe mobiliteit te verkrijgen moet het personeelslid van de externe overheid of de onderwijssector:
1° de voorwaarden vervullen, vermeld in artikel III 14;
2° een graad, rang, functie of vakklasse bekleden in hetzelfde niveau als de graad of rang waartoe de vacante betrekking behoort;
3° beantwoorden aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante betrekking uit te oefenen;
4° beantwoorden aan het functieprofiel van de betrekking;
5° slagen voor een selectie via een objectief wervingssysteem;
6° de eed afleggen als het gaat om een benoeming en als het personeelslid de eed nog niet heeft afgelegd bij de externe overheid of in de onderwijssector.

Art. III 30. De duur en de evaluatie van de proeftijd verlopen volgens de bepalingen, vermeld in deel IV.

Art. III 31. De entiteit, raad of instelling die externe mobiliteit toekent, brengt de kandidaat en de externe overheid of de onderwijsinstelling waartoe het personeelslid behoort, daarvan op de hoogte.

De kandidaat beschikt na de selectiebeslissing over een maximale termijn van drie maanden om zijn nieuwe functie op te nemen.

Hoofdstuk 3. Doorstroom

Afdeling 1. Horizontale mobiliteit

Art. III 32. Horizontale mobiliteit is de overplaatsing van een personeelslid naar een functie van dezelfde of een lagere rang na het slagen voor een selectieprocedure via een objectief wervingssysteem.

Art. III 33. De lijnmanager maakt een vacante betrekking die via de horizontale mobiliteit ingevuld wordt, bekend.

Art. III 34. Een personeelslid komt alleen voor overplaatsing in aanmerking als hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij bevindt zich in de administratieve toestand van dienstactiviteit;
2° hij beantwoordt aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante functie uit te oefenen.

Bij overplaatsing naar een functie waarvoor conform artikel III 20, §2, een specifiek diploma vereist is, gelden dezelfde diplomavoorwaarden.

Als de functie voorkomt op de lijst van knelpuntfuncties, vermeld in artikel III 16, §1, kan de lijnmanager, voorafgaand aan de vacantverklaring bij horizontale mobiliteit, afwijken van de diplomavoorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°.

Art. III 35. §1. Bij een overplaatsing naar een andere functie:
1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd, zijn statutaire aanstelling;
3° behoudt een ambtenaar die vanaf1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling als de andere functie ook een gezagsfunctie is;
4° wordt een contractueel personeelslid toegelaten tot de statutaire proeftijd als de andere functie een gezagsfunctie betreft. Op die proeftijd zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
5° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling als de andere functie niet vermeld is in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.

In afwijking van het eerste lid krijgt een personeelslid met toepassing van artikel X 63 ambtshalve verlof voor opdracht als hij overstapt naar een tijdelijke contractuele functie.

§2. Een contractueel personeelslid kan alleen meedingen naar een gezagsfunctie via de horizontale mobiliteit als hij geslaagd is voor een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking, als vermeld in hoofdstuk 1, afdeling 3.

Als een contractueel personeelslid een gezagsfunctie opneemt na overplaatsing via horizontale mobiliteit, geldt de vereiste inzake eedaflegging, vermeld in artikel III 22, §1.

Art. III 36. Het geselecteerde personeelslid moet binnen drie maanden na de selectiebeslissing zijn nieuwe functie opnemen.

Het geselecteerde personeelslid kan een aangeboden betrekking weigeren.

Art. III 37. Het overgeplaatste personeelslid wordt ingeschakeld in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit, raad of instelling waarin hij terechtkomt.

Art. III 38. Het overplaatsingsbesluit wordt ambtshalve ondertekend door de lijnmanagers van de ontvangende en de uitsturende entiteit, raad of instelling.

Bij overplaatsing van de ambtenaar op proef met het oog op vaste benoeming bepaalt de ontvangende lijnmanager de duur van de proeftijd overeenkomstig hoofdstuk 2, afdeling 4 en deel IV.

Afdeling 2. Begeleiding bij heroriëntering

Art. III 39. §1. Een personeelslid kan begeleid worden bij de heroriëntering naar een andere functie als het personeelslid zijn oorspronkelijke functie niet meer kan uitoefenen om de volgende factoren die buiten de eigen verantwoordelijkheid liggen:
1° medische of organisatorische redenen;
2° verdwijnen van de functie;
3° reorganisatie;
4° niet kunnen terugkeren naar de functie na een langdurige gelegitimeerde afwezigheid van minstens zes maanden.

§2. Een contractueel personeelslid met een vervangingsovereenkomst of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur komt niet in aanmerking voor de begeleiding bij heroriëntering naar een andere functie, vermeld in paragraaf 1.

Art. III 40. Om te genieten van de begeleiding, gebeurt een aanmelding bij het Agentschap Overheidspersoneel op initiatief van het personeelslid of de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling van het personeelslid. Het Agentschap Overheidspersoneel biedt slechts begeleiding aan nadat wordt aangetoond dat de entiteit en het personeelslid voldoende inspanningen hebben geleverd om het personeelslid binnen de eigen entiteit te heroriënteren.

Art. III 41. Het Agentschap Overheidspersoneel kan de begeleiding stopzetten als het personeelslid de aangeboden mogelijkheden niet actief benut.

Afdeling 3. Bevordering

Art. III 42. De bevordering is het opnemen door een personeelslid met rang A2M of lager van een betrekking in een hogere rang of in een hoger niveau, na het slagen voor een selectieprocedure via een objectief wervingssysteem.

Er zijn twee soorten van bevordering:
1° de bevordering door verhoging in rang binnen hetzelfde niveau;
2° de bevordering door overgang naar een hoger niveau.

Art. III 43. De lijnmanager verklaart de bevorderingsbetrekkingen van rang A2E, rang A2 of lager vacant.

Art. III 44. §1. Bij een bevordering naar een andere functie:
1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° wordt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd, toegelaten tot een nieuwe statutaire proeftijd. Hierop zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
3° wordt een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 werd toegelaten tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie opnieuw toegelaten tot de statutaire proeftijd als de andere functie ook een gezagsfunctie is. Op die proeftijd zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
4° wordt een contractueel personeelslid toegelaten tot de statutaire proeftijd indien de andere functie een gezagsfunctie betreft. Op deze proeftijd zijn de bepalingen van deel IV van toepassing;
5° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 werd toegelaten tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie zijn statutaire aanstelling als de andere functie niet vermeld is in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. Hij krijgt een contract van onbepaalde duur.

In afwijking van het eerste lid krijgt een personeelslid overeenkomstig artikel X 63 ambtshalve verlof voor opdracht als hij overstapt naar een tijdelijke contractuele functie.

§2. Een contractueel personeelslid kan alleen meedingen naar een gezagsfunctie via de bevordering als hij geslaagd is voor een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking, als vermeld in hoofdstuk 1, afdeling 3.

Als een contractueel personeelslid een gezagsfunctie opneemt na bevordering, geldt de vereiste inzake eedaflegging, vermeld in artikel III 22, §1.

Art. III 45. Het personeelslid kan een bevordering weigeren.

Art. III 46. §1. Ingeval van een proeftijd laat de lijnmanager het geselecteerde personeelslid toe tot de proefperiode en geeft hem uiterlijk binnen drie maanden na de selectiebeslissing een dienstaanwijzing bij de betrokken entiteit, raad of instelling.

De ambtenaar op proef kan pas worden bevorderd nadat hij met goed gevolg de proefperiode in de bevorderingsbetrekking heeft volbracht. Voor die proefperiode gelden de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 4 en deel IV.

§2. De ambtenaar op proef die voor de proeftijd als ambtenaar was tewerkgesteld, wordt in geval van een negatieve eindevaluatie van de proeftijd teruggeplaatst in zijn vorige graad na de definitieve beslissing van de benoemende overheid.

§3. Het personeelslid dat op het tijdstip van de bevordering met verlof is, dat gelijkgesteld is met dienstactiviteit alsook de preventieadviseur-coördinator kunnen na het akkoord van de ontvangende lijnmanager het verlof of het mandaat voortzetten tot aan de toegestane einddatum.

Art. III 47. Kandidaten voor een bevorderingsbetrekking moeten voldoen aan de volgende vereisten:
1° de vereisten inzake het aantal jaar relevante beroepservaring, vermeld in artikel III 48 en III 49, waarbij deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd worden;
2° de vereisten inzake de graad die toegang geeft, vermeld in artikel III 48 en III 49;
3° geen laatste functioneringsevaluatie hebben die besloten is met een evaluatie “onvoldoende”;
4° de vereisten voor de functie op de datum, vermeld in het selectiereglement.

Om toegelaten te worden tot de proefperiode in de bevorderingsbetrekking moeten de personen die voor de bevorderingsprocedure geslaagd zijn, voldoen aan de volgende vereisten:
1° zich in dienstactiviteit bevinden;
2° geen personeelslid in proefperiode meer zijn.

Art. III 48 §1. Om te bevorderen binnen het niveau gelden de volgende vereisten inzake relevante beroepservaring en toeganggevende graad:

Rang

Graad na bevordering

Toeganggevende graad

Vereiste relevante beroepservaring

A2E

senior adviseur

alle graden van de rangen A2, A2M en A1

8 jaar

A2

directeur-arts

arts

6 jaar

A2

directeur-dierenarts

dierenarts

6 jaar

A2

directeur-informaticus

informaticus

6 jaar

A2

directeur-ingenieur

ingenieur

wetenschappelijk attaché met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur

adjunct van de directeur met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur

6 jaar

A2

Directeur

alle graden van rang A1

6 jaar

A2

wetenschappelijk directeur

wetenschappelijk attaché

6 jaar

A2

adviseur-arts

arts

6 jaar

A2

adviseur-dierenarts

dierenarts

6 jaar

A2

adviseur-informaticus

informaticus

6 jaar

A2

adviseur-ingenieur

ingenieur

wetenschappelijk attaché met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur

adjunct van de directeur met diploma dat toegang geeft tot de graad van ingenieur

6 jaar

A2

Adviseur

alle graden van rang A1

6 jaar

B3

leidinggevend hoofddeskundige

alle graden van rang B2 en B1

8 jaar

B3

senior hoofddeskundige

alle graden van rang B2 en B1

8 jaar

B2

Hoofdprogrammeur

alle graden van rang B1

4 jaar

B2

hoofddeskundige

alle graden van rang B1

4 jaar

C3

leidinggevend hoofdmedewerker

alle graden van rang C2 en C1

8 jaar

C3

senior hoofdmedewerker

alle graden van rang C2 en C1

8 jaar

C2

Hoofdmedewerker

medewerker

technicus

4 jaar

C2

Hoofdtechnicus

technicus

medewerker

4 jaar

D3

leidinggevend hoofdassistent

alle graden van rang D2 en D1

8 jaar

D3

senior hoofdassistent

alle graden van rang D2 en D1

8 jaar

D2

Hoofdassistent

assistent

technisch assistent

speciaal assistent

4 jaar

D2

technisch hoofdassistent

assistent

technisch assistent

speciaal assistent

4 jaar

D2

speciaal hoofdassistent

assistent

technisch assistent

speciaal assistent

4 jaar

D2

Hoofdschipper

schipper (D1)

2 jaar

§2. Indien deze graden via externe werving worden ingevuld dan gelden voor de kandidaat die via externe werving deelneemt dezelfde voorwaarden inzake vereiste relevante beroepservaring als deze die gelden voor de kandidaat die deelneemt via een bevordering binnen het niveau.

Art. III 49. Om te bevorderen naar het hogere niveau gelden volgende vereisten inzake relevante beroepservaring en toegang gevende graad:

Rang

Graad na bevordering

Toeganggevende graad

Vereiste relevante beroepservaring

A1

adjunct van de directeur

alle graden van niveau B of C

4 jaar

A1

Informaticus

alle graden van niveau B of C

4 jaar

B1

Deskundige

Alle graden van niveau C

4 jaar

C1

Medewerker

alle graden van niveau D

4 jaar

C1

Technicus

alle graden van niveau D

4 jaar

Afdeling 4. Wijziging van dienstaanwijzing zonder selectieprocedure

Art. III 50. §1. Een wijziging van dienstaanwijzing is de toewijzing van een andere functie zonder selectieprocedure.

Een gezagsfunctie zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, kan niet ingevuld worden via wijziging van dienstaanwijzing, met uitzondering van de toepassing van paragraaf 4.

§2. Als de wijziging van dienstaanwijzing bij een contractueel personeelslid een wijziging aan essentiële arbeidsvoorwaarden met zich meebrengt, kan de wijziging van dienstaanwijzing enkel plaatsvinden mits het akkoord van het contractueel personeelslid.

§3. Bij een wijziging van dienstaanwijzing behoudt een personeelslid zijn rang, graad en salarisschaal.

Een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 al werd benoemd of toegelaten tot de proeftijd, behoudt bij wijziging van dienstaanwijzing zijn hoedanigheid en is uitgesloten van de toepassing van paragraaf 4.

§4. Op een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 werd toegelaten tot de statutaire proeftijd om een gezagsfunctie uit te oefenen zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd is het volgende van toepassing:

1° een wijziging van dienstaanwijzing op eenzijdig initiatief van de lijnmanager kan enkel naar een andere gezagsfunctie, zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd;
2° een wijziging van dienstaanwijzing naar een andere functie dan een gezagsfunctie zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, kan enkel met het akkoord van de betrokken personeelslid. Deze wijziging heeft het verlies van de statutaire aanstelling voor gevolg. De lijnmanager biedt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur aan voor de andere functie;
3° een wijziging van dienstaanwijzing naar een andere functie dan een gezagsfunctie zoals vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, die het gevolg is van een decretale wijziging of een beslissing van de Vlaamse Regering heeft het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar voor gevolg na een overgangsperiode van minstens 2 jaar tenzij anders bepaald. Na afloop van de overgangsperiode biedt de lijnmanager een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in de nieuwe functie aan.

§5. De lijnmanager is binnen zijn entiteit, raad of instelling, bevoegd voor de wijziging van dienstaanwijzing.

In afwijking van het eerste lid kan het hoofd van het agentschap Opgroeien Regie een verandering van dienstaanwijzing doorvoeren tussen het agentschap Opgroeien en het agentschap Opgroeien Regie.

Het personeelslid dat tewerkgesteld is in een continudienst met ploegenwerk, heeft bij de invulling van vacatures in dagdienst in zijn eigen entiteit, voorrang via wijziging van dienstaanwijzing.

§6. Een wijziging van dienstaanwijzing kan ook over entiteiten heen gebeuren. Dit kan enkel mits akkoord van de beide lijnmanagers van de betrokken entiteiten en het personeelslid.

§7. Het personeelslid dat wordt aangesteld voor facilitaire ondersteunende taken voor een Vlaams ministerieel kabinet, krijgt van de verantwoordelijke lijnmanager in voorkomend geval een wijziging van dienstaanwijzing naar de entiteit die instaat voor de facilitaire ondersteuning van het kabinet tot het einde van de facilitaire ondersteuning van het kabinet.

Art III 51. De mandaathouders van rang A2A en A2 en de vastbenoemde ambtenaar van rang A3 en lager van een entiteit, raad of instelling, die worden overgedragen aan een andere entiteit, raad of instelling ter uitvoering van het decreet van 28 november 2008 tot regeling van de overdracht van personeelsleden binnen de diensten van de Vlaamse overheid in geval van verschuiving van taken of bevoegdheden, behouden:
1° hun hoedanigheid;
2° hun graad of een gelijkwaardige graad met overeenstemmende functionele loopbaan;
3° hun administratieve en geldelijke anciënniteit;
4° hun rechten inzake bevordering en hun aanspraken op bevordering;
5° het salaris op de datum van de overdracht en een gelijkwaardige salarisschaal;
6° de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen waarop ze op de datum van de overdracht op reglementaire basis recht hebben, voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover ze aan deze voorwaarden blijven voldoen.

Aan het contractuele personeelslid van een entiteit, raad of instelling, dat wordt overgedragen aan een andere entiteit, raad of instelling onder de voorwaarden vermeld in het eerste lid, wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden voor een duur die overeenstemt met het gedeelte van het contract met de entiteit van herkomst dat op het moment van de overdracht nog niet verstreken is, en op grond waarvan het behoud wordt gegarandeerd van de voor hem bestaande contractuele rechten bij de entiteit, raad of instelling van herkomst.

Wat de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen betreft, geldt dat behoud alleen voor zover de voorwaarden van toekenning blijven bestaan en voor zover aan die voorwaarden voldaan blijft.

Art. III 52. §1. Een personeelslid kan op voorstel van de Vlaamse ombudsman in het kader van de bescherming van de klokkenluider slechts overgeplaatst worden naar een andere entiteit, raad of instelling, door een wijziging van dienstaanwijzing, na het akkoord van het personeelslid en de betrokken N-functies.

De contractuele personeelsleden, de mandaathouders van rang A2A en A2 en de vastbenoemde ambtenaar van rang A3 en lager van een entiteit, raad of instelling, die worden overgedragen aan een andere entiteit, raad of instelling, behouden hun rechten op dezelfde wijze als vermeld in artikel III 51.

§2. De volgende personeelsleden van een publiekrechtelijke rechtspersoon van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, die niet vallen onder het toepassingsgebied van het Vlaams personeelsstatuut, kunnen binnen een entiteit, raad of instelling worden overgeplaatst op voorstel van de Vlaamse ombudsman in het kader van de bescherming van de klokkenluider:
1° een ambtenaar die dezelfde graad of een gelijkwaardige graad bekleedt als de graad waartoe de vacante betrekking behoort, na het akkoord van de ambtenaar. Die ambtenaar wordt benoemd in de graad waartoe de vacante betrekking behoort en wordt ingeschaald in de salarisschaal die daaraan verbonden is, op de overeenkomstige salaristrap van de nieuwe graad. De inschaling gebeurt op jaarsalaris, waarbij gezocht wordt naar hetzelfde of het onmiddellijk hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal;
2° een contractueel personeelslid dat dezelfde of een gelijkwaardige contractuele betrekking en salarisschaal of geldelijke loopbaan heeft als de vacante contractuele betrekking, na het akkoord van het contractuele personeelslid. De inschaling gebeurt op jaarsalaris, waarbij gezocht wordt naar hetzelfde of het onmiddellijk hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal.

Afdeling 5. De preventiefuncties

Art. III 53. In deze afdeling wordt verstaan onder:
1° lijnmanager:
a) als het gaat om de Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, hierna GDPB te noemen: de leidend ambtenaar van het Agentschap Overheidspersoneel;
b) als het gaat om een Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, hierna IDPB te noemen: de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling;
2° overlegcomité:
a) als het gaat om de GDPB: het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap – Vlaams Gewest;
b) als het gaat om een IDPB: het bevoegde overlegcomité;
3° comité GDPB: het aansturingscomité van de GDPB.

Art. III 54. Voor de departementen, de IVA’s zonder rechtspersoonlijkheid, de IVA’s met rechtspersoonlijkheid, de raden en de EVA’s, met uitzondering van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, en het Agentschap Plantentuin Meise bestaat er een GDPB. De andere diensten van de Vlaamse overheid, de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering en andere instanties binnen de Vlaamse overheidssector kunnen zich ook daarbij aansluiten.

Elk EVA en elke instelling beschikt over een IDPB, tenzij ze zich aansluiten bij de GDPB.

In afwijking van het tweede lid kan het Gemeenschapsonderwijs samen met de scholengroepen aangesloten zijn bij een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk. Voor de preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseurs van het Gemeenschapsonderwijs die werken voor die gemeenschappelijke dienst gelden de richtlijnen voor een IDPB, vermeld in dit besluit.

Art. III 55. §1. Een preventieadviseur-coördinator leidt de GDPB.

Zodra de IDPB uit minstens twee preventieadviseurs bestaat, kan een preventieadviseur-coördinator de dienst leiden.

§2. De preventieadviseur-coördinator wordt contractueel geworven in een graad van rang A1 of rang A2 en krijgt een mandaat voor zes jaar. Het mandaat is meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.

Bij een overplaatsing naar de functie van preventieadviseur-coördinator:
1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd, zijn statutaire aanstelling;
3° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.

De aanwijzing tot preventieadviseur-coördinator houdt voor de duur van de aanwijzing de dienstaanwijzing in voor het betrokken personeelslid.

Het mandaat van preventieadviseur-coördinator is een mandaatgraad van rang A2.

Artikel V 42, §2, is van toepassing op de houder van een mandaat van preventieadviseur-coördinator.
De lijnmanager stuurt de preventieadviseur-coördinator van de GDPB functioneel aan en treedt op als eerste en enige evaluator, na voorafgaande bespreking in het comité GDPB.

§3. De aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator GDPB gebeurt voltijds. De aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator IDPB gebeurt voor de volledige arbeidsduur of voor een gedeelte ervan.

Art. III 56. De preventieadviseur wordt contractueel geworven in een graad van rang A1 of rang A2 of in een graad die behoort tot het niveau B, C of D en krijgt een toelage als vermeld in artikel VII 54. Bij een overplaatsing naar de functie van preventieadviseur:
1° behoudt een contractueel personeelslid zijn contractuele aanstelling;
2° behoudt een ambtenaar die vóór 1 juni 2024 ofwel effectief vast benoemd is of effectief is toegelaten tot de statutaire proeftijd, zijn statutaire aanstelling;
3° verliest een ambtenaar die vanaf 1 juni 2024 toegelaten is tot de statutaire proeftijd in het kader van de uitoefening van een gezagsfunctie, zijn statutaire aanstelling. Hij krijgt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.

Art. III 57. §1. Met behoud van de toepassing van artikel III 9 tot en met III 11 gelden voor de selectie van de preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseur de volgende bepalingen:
1° de lijnmanager stelt de competenties vast waarover de preventieadviseur-coördinator moet beschikken, in aanvulling op de vereisten die opgelegd zijn door de welzijnsreglementering;
2° de lijnmanager stelt, in overleg met de preventieadviseur-coördinator, waar hij is aangewezen, de competenties vast waarover de preventieadviseur moet beschikken, in aanvulling op de vereisten die opgelegd zijn door de welzijnsreglementering.

§2. Een bijzondere commissie beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie van preventieadviseur-coördinator.

De bijzondere commissie is samengesteld als volgt:
1° een vertegenwoordiger van een gespecialiseerd extern bureau;
2° twee vertegenwoordigers van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest als het gaat om de GDPB en de lijnmanager als het gaat om een IDPB;
3° een selectiedeskundige.

De bijzondere commissie legt aan de lijnmanager de lijst voor van de kandidaten die over de vereiste competenties en andere vereisten voor de uitoefening van de functie van preventieadviseur-coördinator beschikken.

§3. De selector beoordeelt, in overleg met de lijnmanager, de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie van preventieadviseur, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit.

§4. De lijnmanager draagt de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie van preventieadviseur-coördinator en preventieadviseur en die aan de voorwaarden voldoet, voor aan het overlegcomité. Hij draagt uitzonderlijk geen kandidaat voor als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde beslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).

§5. Als het overlegcomité een akkoord bereikt, wijst de lijnmanager een persoon aan in het mandaat van preventieadviseur-coördinator of werft hij iemand aan als preventieadviseur.

§6. Als het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest geen akkoord bereikt over een aanwijzing of aanwerving bij de GDPB, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, na afloop van de wettelijk voorgeschreven verzoeningsprocedure een beslissing, met behoud van de toepassing van de specifieke bepalingen in de welzijnsreglementering over de aanwerving van een preventieadviseur psychosociale aspecten.

Als het bevoegde overlegcomité geen akkoord bereikt over een aanwijzing of aanwerving bij een IDPB neemt de raad van bestuur voor het EVA en de instelling na afloop van de wettelijk voorgeschreven verzoeningsprocedure een beslissing, met behoud van de toepassing van de specifieke bepalingen in de welzijnsreglementering over de aanstelling van een preventieadviseur psychosociale aspecten.

Art. III 58. De ambtenaar met de functie van preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur kan op eigen verzoek het mandaat of de tijdelijke aanstelling beëindigen als hij een met de lijnmanager overeen te komen opzeggingstermijn in acht neemt. Voor de beëindiging op eigen verzoek van de contractuele tewerkstelling als preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur geldt de opzegtermijn overeenkomstig het arbeidsrecht.

Art. III 59. De lijnmanager kan na akkoord van het overlegcomité om functionele redenen of om organisatorische redenen, met inachtname van de welzijnsreglementering, de aanwijzing van de preventieadviseur-coördinator, de aanstelling van de preventieadviseur of de contractuele tewerkstelling van de preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur beëindigen.

Afdeling 6. De huisbewaarders

Art. III 60. De lijnmanager stelt de huisbewaarder aan.

Art. III 61. §1. De oproep tot de kandidaten voor een aanstelling als huisbewaarder wordt gericht tot de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

§2. Als huisbewaarder kunnen alleen personeelsleden worden aangesteld die aan de onderstaande voorwaarden voldoen:
1° ze werken bij voorkeur in het gebouw waarvoor een huisbewaarder gezocht wordt;
2° ze behoren bij voorkeur tot de entiteit, raad of instelling waarvan de diensten het gebouw bezetten;
3° ze behoren bij voorkeur tot niveau D;
4° ze hebben op de dag van de kandidatenvoordracht geen vermelding ‘onvoldoende’ op hun evaluatie.

§3. Bij gebrek aan interne kandidaten of als er geen interne kandidaten beantwoorden aan de functiebeschrijving en het gewenste profiel, kan een persoon extern aan de diensten van de Vlaamse overheid worden aangesteld als huisbewaarder.

Art. III 62. §1. De aanstelling van de huisbewaarder eindigt:
1° bij zijn pensionering;
2° als hij ontslag neemt of afgezet wordt;
3° als de bevoegde overheid de functie van huisbewaarder afschaft;
4° bij het overlijden van de huisbewaarder;
5° ingeval van een tekortkoming die de beëindiging van zijn aanstelling rechtvaardigt.

§2. De tekortkoming, vermeld in paragraaf 1, 5°, wordt vastgesteld door de gebouwverantwoordelijke of bij gebrek aan gebouwverantwoordelijke, door de ambtenaar met de hoogste graad in dat gebouw. Nadat de gebouwverantwoordelijke of de ambtenaar met de hoogste graad in het gebouw de huisbewaarder heeft gehoord, stuurt die onverwijld zijn verslag met de eventuele schriftelijke opmerkingen van de huisbewaarder naar de hr-verantwoordelijke van de entiteit, raad of instelling. Hij bezorgt een afschrift van zijn verslag aan de lijnmanager.

De beslissing tot ontslag wordt genomen door de lijnmanager.

§3. Als een huisbewaarder zijn functie wil beëindigen, moet hij de lijnmanager ten minste drie maanden van tevoren met een beveiligde zending daarvan op de hoogte brengen, behalve in geval van overmacht.

Afdeling 7. Bijzondere bepalingen

Onderafdeling 1. Bijzondere bepaling met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het buitenlandpersoneel

Art. III 63. Inzake de tewerkstelling van contractueel personeel in het buitenland, wordt het op de arbeidsovereenkomst toepasselijke recht en de bevoegde rechtsmacht contractueel bepaald, als dat reglementair toegestaan is door het internationaal privaatrecht en/of de rechtsorde van het land van tewerkstelling.

Onderafdeling 2. Bijzondere bepaling met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het personeel van het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht

Art. III 64. Alleen de personen die beschikken over een positief veiligheidsadvies van de Nationale Veiligheidsoverheid dat niet ouder is dan drie jaar, zoals bedoeld in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst, hebben toegang tot een functie bij het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht.

Onderafdeling 3. Bijzondere bepaling met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het personeel van de Vlaamse Informatie- en screeningsdienst op de lokale geloofsgemeenschappen

Art. III 65. Alleen de personen die beschikken over een veiligheidsmachtiging van het niveau “GEHEIM” uitgereikt door de Nationale Veiligheidsoverheid die niet ouder is dan vijf jaar, zoals bedoeld in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst, hebben toegang tot een functie bij de Vlaamse Informatie-en screeningsdienst op de lokale geloofsgemeenschappen.

Hoofdstuk 4. Overgangsbepalingen

Art. III 66. In afwijking van artikel I 2, 19°, en artikel III 6 kan de selector voor entiteiten, raden of instellingen die nog niet zijn aangesloten op de gemeenschappelijke dienstverlening van het Agentschap Overheidspersoneel tot 1 januari 2024 ook nog een ander professioneel orgaan zijn dan het Agentschap Overheidspersoneel.

Art. III 67. Selecties die plaatsvinden overeenkomstig een van de procedures vermeld in deel III die gepubliceerd werden vóór 1 juni 2024, worden voortgezet overeenkomstig de reglementering die van kracht was bij de aanvang van de procedures.

Art. III 68. Het personeelslid dat vóór 1 juni 2024 is toegelaten tot de statutaire proeftijd, maakt, na een positieve eindevaluatie, aanspraak op een statutaire benoeming, ongeacht de resterende looptijd van de statutaire proeftijd.

Art. III 69. In afwijking van artikel I 2, 19°, en artikel III 6 kan de selector voor een bevordering binnen het niveau voor entiteiten die nog niet zijn aangesloten op de gemeenschappelijke dienstverlening van het Agentschap Overheidspersoneel ook nog een ander professioneel orgaan zijn dan het Agentschap Overheidspersoneel.

Art. III 70. De preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseur die vóór 1 juni 2024 zijn aangewezen in het mandaat of de tijdelijke aanstelling, behouden het mandaat of de tijdelijke aanstelling volgens de regeling die gold vóór 1 juni 2024.

Art. III 71. §1. Het contractuele personeelslid dat voor 1 juni 2024 een bijkomende of specifieke opdracht uitoefent, behoudt de verloningsregeling die verbonden was aan de bijkomende of specifieke opdracht.

§2. Een bijkomende of specifieke opdracht waarvan de selectieprocedure voor 1 juni 2024 werd gepubliceerd, wordt ingevuld en verloond overeenkomstig de regeling die gold op het moment van de publicatie.

Art. III 72. §1. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthaveninspectie hebben toegang tot de graad van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie bij de regionale luchthavens.

§2. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthavenbeveiliging mogen de functie uitoefenen van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthavenbeveiliging bij de regionale luchthavens.

Art. III 73. §1. Om het getuigschrift voor luchthaveninspectie te verkrijgen moet de kandidaat geslaagd zijn voor een examen, georganiseerd door het federale Bestuur van de Luchtvaart, als dat een wettelijke vereiste is, of, in het andere geval, voor een examen dat wordt georganiseerd en waarvan het programma wordt vastgesteld door de functionele minister.

§2. Om het getuigschrift voor luchthavenbeveiliging te verkrijgen moet de kandidaat slagen voor een examen georganiseerd door het Nationaal Opleidingscentrum Luchtvaartbeveiliging.

Art. III 74. Met behoud van de toepassing van de toegangsvereisten tot de graad van hoofdtechnicus moet de ambtenaar twee jaar ervaring hebben op een luchthaven om te kunnen worden benoemd tot hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie of met de luchthavenbeveiliging.

Art. III 75. Om te kunnen worden benoemd als adjunct van de directeur, belast met de luchthaveninspectie, moet de kandidaat voldoen aan de voorwaarden die de reglementering inzake de luchthavenexploitatie bepaalt voor de beheerder van een luchthaven.

Art. III 76. De bepalingen inzake de raad van beroep die golden vóór 1 juni 2019 blijven van toepassing op de statutaire proeftijden die zijn aangevat vóór 1 juni 2019.

Art. III 77. Contractuele selecties die aan de voorwaarden vermeld in deel III, hoofdstuk I, afdeling 3, voldoen, en die tussen 1 januari 2006 en 31 oktober 2014 op de website van de VDAB en/of op de website van Jobpunt Vlaanderen gepubliceerd werden, worden gelijkgesteld met een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking. Voor het contractuele personeelslid dat vóór zijn indiensttreding of overheveling geslaagd is voor een selectie bij een andere overheid geldt dat contractuele selecties die aan de voorwaarden, vermeld in deel III, hoofdstuk I, afdeling 3, voldoen, en die vanaf 1 januari 2006 op de website van Selor, de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten, de VDAB of Jobpunt Vlaanderen gepubliceerd werden, gelijkgesteld worden met een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking.

Art. III 78. De laureaten van een overgangsexamen putten uit het feit dat ze geslaagd zijn, gelijke aanspraken voor bevordering bij een entiteit, raad of instelling, ongeacht de dienst of instelling waarvoor het examen oorspronkelijk georganiseerd werd.

Art. III 79. Het personeelslid dat in dienst is op 31 mei 2024 behoudt de anciënniteiten en functionele loopbaan die voortvloeien uit het statuut dat op hem van toepassing was vóór 1 juni 2024.

Art. III 80. Een ambtenaar die op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd overgeheveld en die geslaagd is voor een vergelijkend examen naar de graad van directiesecretaris of opsteller, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van deskundige of medewerker.

Een ambtenaar die op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd overgeheveld en die geslaagd is voor de eerste twee gedeelten van het vergelijkend overgangsexamen naar niveau A dat werd beëindigd of lopend was op de datum van de overheveling, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van adjunct van de directeur.

Art. III 81. Voor het personeelslid dat belast is met de luchthaveninspectie en die in 1997 de door de afdeling Personenvervoer en Luchthavens georganiseerde cursus over luchthaveninspectie heeft gevolgd, wordt het volgen van die cursus gelijkgesteld met het bezit van het getuigschrift, vermeld in artikel III 63, §1.

Het personeelslid dat belast is met de luchthavenbeveiliging en nog niet beschikt over het getuigschrift, vermeld in artikel III 63, §2, moet voldoen aan de opleidingsvoorwaarden die opgelegd worden door het Directoraat-Generaal van de Luchtvaart.

Art. III 82. Voor een contractueel personeelslid, bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dat in dienst trad op 1 januari 1999, na contractuele prestaties tot en met 31 december 1998 bij de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever, worden de prestaties die het tot en met die laatst vermelde datum zonder onderbreking bij die maatschappij heeft verricht, mee in aanmerking genomen voor de vaststelling van de anciënniteit in het kader van het ontslagrecht.

Art. III 83. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan een ambtenaar van rang A1 die vóór 1 januari 2006 benoemd was bij een Vlaamse wetenschappelijke instelling en die vier jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 113 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A 119 toekennen.

Art. III 84. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan de ambtenaar van rang A2 die vóór 1 januari 2006 benoemd was bij een Vlaamse wetenschappelijke instelling en vier jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 212 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A 213 toekennen.

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wordt voor de toepassing van dit artikel uitgebreid met minimaal twee toonaangevende wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die meebeslissen.

Art. III 85. De ambtenaar kan de bevordering maar eenmaal weigeren in geval van een bevordering na een overgangsexamen of vergelijkende competentieproef waarvan het proces-verbaal werd afgesloten vóór 1 oktober 2004.

Art. III 86. In afwijking van artikel VIIbis 16, §1, 1°, verkrijgt de adviseur die vóór 1 januari 2008 werd benoemd en die bezoldigd wordt in salarisschaal A251, na tien jaar schaalanciënniteit de schaal A252.

Deze overgangsregeling blijft gelden voor de directeur die een graadverandering bekomt vanuit de graad van adviseur en die in die laatste graad werd aangesteld vóór 1 januari 2008.

Art. III 87. In afwijking van VIIbis 16, §1, heeft de ambtenaar van rang A1 met de graad van bedrijfsadviseur, pedagogisch adviseur of kunstadviseur die op 1 januari 2009 werd overgeheveld van het Vlaams Agentschap voor Ondernemen naar het Agentschap voor Ondernemen volgende functionele loopbaan:
1° van de eerste naar de tweede salarisschaal na drie jaar van A111 naar A112;
2° van de tweede naar de derde salarisschaal na negen jaar van A112 naar A120;
3° van de derde naar de vierde salarisschaal na negen jaar van A120 naar A114.

Art. III 88. In artikel III 90 en III 93 wordt onder de woorden “de van de Federale Overheidsdienst Financiën overgehevelde ambtenaar” en de woorden “het van de Federale Overheidsdienst Financiën overgeheveld personeelslid” verstaan: de op 16 november 2010, 1 december 2010 of 1 januari 2011 van de Federale Overheidsdienst Financiën overgehevelde ambtenaren of personeelsleden.

Art III 89. §1. De van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Nationale Plantentuin van België overgehevelde ambtenaar die geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid.

§2. De van de Federale Overheidsdienst Financiën overgehevelde ambtenaar van niveau B die geslaagd is voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot de klasse A2 bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar niveau A bij de diensten van de Vlaamse overheid.

§3. Het van de Federale Overheidsdienst Financiën overgeheveld personeelslid dat:
1° vóór de overheveling ingeschreven is voor de deelname aan of geslaagd is voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen of bekwaamheidsproef bij de federale overheid, kan na de overheveling nog eenmaal (verder) deelnemen aan de eerstvolgende door de federale overheid georganiseerde onderdelen van het overgangsexamen of de bekwaamheidsproef;
2° vóór de overheveling ingeschreven is voor de deelname aan een competentiemeting of gecertificeerde opleiding bij de federale overheid, kan na de overheveling deelnemen aan de eerstvolgende door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding en kan daarvoor eenmaal herkansen als hij niet geslaagd is;
3° vóór de overheveling niet geslaagd is voor de door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding, kan zich na de overheveling nog eenmaal inschrijven voor deelname aan de eerstvolgende door de federale overheid georganiseerde competentiemeting of gecertificeerde opleiding.

§4. Het personeelslid overgeheveld van de Nationale Plantentuin van België dat:
1° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan of geslaagd was voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de federale overheid, kan na de overheveling nog eenmaal (verder) deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die door de federale overheid georganiseerd worden;
2° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan een competentiemeting of gecertificeerde opleiding bij de federale overheid, kan na de overheveling deelnemen aan de eerstvolgende competentiemeting of gecertificeerde opleiding die door de federale overheid georganiseerd wordt.

Art. III 90. §1. De vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgehevelde ambtenaar die geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid.

§2. De vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgehevelde ambtenaar van niveau B die geslaagd is voor een bekwaamheidsproef die toegang geeft tot de klasse A2 bij de federale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar niveau A bij de diensten van de Vlaamse overheid.

§3. Het vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgehevelde personeelslid dat:
1° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan of geslaagd was voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de federale overheid, kan na de overheveling nog eenmaal deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die door de federale overheid georganiseerd worden;
2° vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan een competentiemeting of gecertificeerde opleiding bij de federale overheid, kan na de overheveling deelnemen aan de eerstvolgende competentiemeting of gecertificeerde opleiding die door de federale overheid georganiseerd wordt.

Art. III 91. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en die geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau bij de provinciale overheid, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en die vóór de overheveling ingeschreven was voor de deelname aan of geslaagd was voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de provinciale overheid, kan na de overheveling nog één keer deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die de provinciale overheid organiseert.

Art. III 92. §1. De van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Nationale Plantentuin van België overgehevelde ambtenaar die bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad, een schaalanciënniteit gelijk aan:
1° een derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad of in de oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden, voor de graadanciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van zijn graadanciënniteit, berekend overeenkomstig 1°, voor de graadanciënniteit boven de twaalf jaar.

Het resultaat van die berekening wordt uitgedrukt in volledige maanden.

§2. In afwijking van paragraaf 1 krijgt de ambtenaar die op de datum van overheveling geslaagd is voor een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding, voor de periode vanaf de datum van inschrijving voor die meting of opleiding een schaalanciënniteit die gelijk is aan de graadanciënniteit in zijn oude graad of oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden. Voor de periode vóór de inschrijving voor die meting of opleiding wordt de schaalanciënniteit berekend overeenkomstig paragraaf 1.

§3. Als voor de inschakeling in de functionele loopbaan naast de oude graad ook de oude salarisschaal bepalend is, is in afwijking van paragraaf 1 en voor de toepassing van paragraaf 2 en 4, de graadanciënniteit gelijk aan de periode van toekenning van die salarisschalen.

§4. Voor de ambtenaar die in de beginsalarisschaal van de functionele loopbaan wordt ingeschaald, is in afwijking van paragraaf 1 de schaalanciënniteit gelijk aan de graadanciënniteit zoals vermeld in paragraaf 3.

§5. Het resultaat van de berekening kan een kleiner of een groter aantal jaren schaalanciënniteit opleveren dan vereist is voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de functionele loopbaan. Het eventuele restsaldo aan schaalanciënniteit gaat verloren zodat de ambtenaar in de nieuwe schaal start met nul jaar schaalanciënniteit.

Art. III 93. §1. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en die bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad, een schaalanciënniteit die gelijk is aan:
1° een derde van de anciënniteit die hij verworven heeft in zijn federale schaal op de datum van de overheveling of in de oude schalen die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden, voor de anciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van de anciënniteit in zijn federale schaal die hij had op de datum van de overheveling, berekend overeenkomstig 1°, voor de anciënniteit boven de twaalf jaar. Het resultaat van die berekening, vermeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in volledige maanden.

§2. In afwijking van paragraaf 1 krijgt de ambtenaar die op de datum van overheveling geslaagd is voor een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding, voor de periode vanaf de datum van de inschrijving voor die meting of opleiding een schaalanciënniteit die gelijk is aan de anciënniteit in zijn oude schaal die hij had op de datum van de overheveling of in de oude schalen die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden. Voor de periode vóór de inschrijving voor die meting of opleiding wordt de schaalanciënniteit berekend conform paragraaf 1.

§3. Voor de ambtenaar die in de beginsalarisschaal van de functionele loopbaan wordt ingeschaald, is in afwijking van paragraaf 1 de schaalanciënniteit gelijk aan de anciënniteit, vermeld in paragraaf 2.

§4. Het resultaat van de berekening, vermeld in paragraaf 1, 2 en 3, kan een kleiner of een groter aantal jaren schaalanciënniteit opleveren dan vereist is voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de functionele loopbaan. Het restsaldo aan schaalanciënniteit vervalt.

Art. III 94. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is en dat bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, behoudt de schaalanciënniteit die het bij de provincie in de overeenkomstige schaal op de datum van de overheveling heeft opgebouwd, rekening houdende met de gecumuleerde schaalanciënniteit.

Art. III 95. De vastbenoemde gewestelijk ontvanger die overgedragen wordt van het Vlaams Gewest, wordt met ingang van 1 januari 2013 ambtshalve benoemd in de graad van adviseur, en heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad een schaalanciënniteit die gelijk is aan:
1° een derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad van gewestelijk ontvanger, voor de graadanciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad van gewestelijk ontvanger voor de graadanciënniteit boven de twaalf jaar.

Het resultaat van die berekening wordt uitgedrukt in volledige maanden.

Art. III 96. §1. De preventieadviseur-coördinator die op 30 september 2013 aangewezen is in het mandaat van preventieadviseur-coördinator bij een IDPB behoudt de rang A2A.

§2. Een preventieadviseur die belast is met de leiding van de dienst neemt de leiding waar van de GDPB in afwachting van de aanwijzing van een preventieadviseur-coördinator bij de GDPB.

Art. III 97. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel kan de preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur van een entiteit, raad of instelling met een IDPB die aansluit bij de GDPB, overplaatsen naar de GDPB, na het akkoord van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest.

Bij overplaatsing van de preventieadviseur-coördinator overeenkomstig het eerste lid wordt die aangesteld als preventieadviseur met behoud van de salarisschaal A 287.

Als geen overplaatsing plaatsvindt, wordt de aanwijzing van de preventieadviseur-coördinator of de aanstelling van de preventieadviseur beëindigd overeenkomstig de wettelijke bepalingen.

Art. III 98. De lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel kan bij aansluiting van nieuwe leden bij de GDPB, die niet tot de diensten van de Vlaamse overheid behoren en voordien over een interne preventiedienst beschikten, met het akkoord van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest, preventieadviseurs van deze interne preventiedienst in de werking van de GDPB inschakelen, onder de leiding van de preventieadviseur-coördinator van de GDPB.

Art. III 99. §1. Na de overheveling van de federale overheid naar de diensten van de Vlaamse overheid in het kader van een staatshervorming kan de ambtenaar die op datum van overheveling titularis is van de titel van attaché, adviseur of adviseur- generaal in klasse A2, A3 of A4 en die in het bezit is van een diploma dat bij aanwerving bij de Vlaamse overheid toegang geeft tot de graad van ingenieur, informaticus, arts of dierenarts, een graadverandering krijgen naar een andere graad met inschaling in een salarisschaal overeenkomstig de volgende tabel als de ambtenaar slaagt voor dezelfde proef of hetzelfde examen als de proef of het examen voor aanwerving of bevordering in die graad:

Federale schaal

Vlaamse schaal na graadverandering

Vlaamse graad na graadverandering

A21

A121

ingenieur, arts, informaticus of dierenarts

A22

A122

A23

A122 (A121 SH)

A31

A123

A32

A124

A33

A221

directeur-ingenieur, directeur-arts, directeur-informaticus, directeur-dierenarts, adviseur-ingenieur, adviseur-arts, adviseur-informaticus, of adviseur-dierenarts

A41

A222

In afwijking van het eerste lid moet de ambtenaar die bij de federale overheid geslaagd is voor een aanwervingsexamen waarvoor uitsluitend een of meer diploma’s vereist zijn zoals vermeld in het eerste lid, slagen voor een proef die minstens een interview voor een jury bevat.

Als de vacature via graadverandering vervuld wordt, kan de lijnmanager de oproep richten tot kandidaten van de entiteit, van het beleidsdomein in kwestie of van alle beleidsdomeinen.

§2. Bij de graadverandering, vermeld in paragraaf 1 behoudt de ambtenaar de verworven anciënniteiten en wordt hij ingeschaald in de salarisschaal die verbonden is aan de nieuwe graad met een schaalanciënniteit die berekend wordt conform artikel VI 150bis uitgaande van de datum waarop hij bij de federale overheid de titel van attaché, adviseur of adviseur-generaal in klasse A2, A3 of A4 verkreeg.

Art. III 100. Het personeelslid met de graad van IWT-adviseur behoudt bij zijn overdracht aan een andere entiteit de volgende functionele loopbaan:
In rang A2 – IWT-adviseur:
1° van de eerste naar de tweede salarisschaal na drie jaar van A201 naar A202;
2° van de tweede naar de derde salarisschaal na zes jaar van A202 naar A221;
3° van de derde naar de vierde salarisschaal na drie jaar van A221 naar A282.

Art. III 101. Langdurige verloven die vóór 31 januari 2017 toegekend werden aan de houder van een IT-mandaat van rang A2A of de houder van een mandaat van preventieadviseur-coördinator, blijven verder lopen tot aan de goedgekeurde einddatum.

Art. III 102. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en de ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VIIbis 109 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd, behoudt bij herplaatsing naar een graad van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.

Art. III 103. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en de ambtenaar die vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VIIbis 109 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd, behoudt bij overplaatsing door horizontale mobiliteit naar een graad van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.

Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VIIbis 109 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd, behoudt bij overplaatsing door horizontale mobiliteit naar een contractuele functie met een salarisschaal van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.

Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2018 in het kader van een staatshervorming en het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2018 in het kader van de afslanking van de provincies overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat respectievelijk conform artikel VIIbis 96 en artikel VII 109 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal respectievelijk conform bijlage 14 en 17, die bij dit besluit zijn gevoegd, behoudt bij overplaatsing door horizontale mobiliteit naar een statutaire functie met een overeenstemmende of gelijkwaardige inhoud van dezelfde rang zijn salarisschaal in overgangsregeling tot op het moment dat zijn organieke regeling voordeliger is.

Art. III 104. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld is en die bij de federale overheid geslaagd is voor een overgangsexamen naar het hogere niveau, behoudt het voordeel van het slagen voor het overgangsexamen naar het hogere niveau bij de diensten van de Vlaamse overheid.

De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld is en die vóór de overheveling ingeschreven is voor de deelname aan of geslaagd is voor een of meer onderdelen van een overgangsexamen bij de federale overheid, kan na de overheveling nog één keer deelnemen aan de eerstvolgende onderdelen van het overgangsexamen die de federale overheid organiseert.

De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid FAMIFED overgeheveld is en die op 1 januari 2019 nog niet geslaagd is voor het laatste functiespecifieke gedeelte van het overgangsexamen, is vrijgesteld van het slagen voor dat gedeelte van het overgangsexamen bij de federale overheid.

Art. III 105. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is conform bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd, behoudt bij herplaatsing naar een graad van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling vermeld in artikel VIIbis 116 en VII 210, §2, als die voordeliger is.

Art. III 106. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en die conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald is conform bijlage 19 die bij dit besluit is gevoegd, behoudt bij overplaatsing naar een graad van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling, vermeld in artikel VIIbis 116, als die voordeliger is.

Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd, behoudt bij overplaatsing naar een contractuele functie met een salarisschaal van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling, vermeld in artikel VIIbis 116 en, VIIbis 117, §2, als die voordeliger is.

Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming overgeheveld is naar de diensten van de Vlaamse overheid en dat conform artikel VIIbis 117 met ingang van de datum van de overheveling tewerkgesteld is in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 19, die bij dit besluit is gevoegd, behoudt bij overplaatsing naar een statutaire functie met een overeenstemmende of gelijkwaardige inhoud van dezelfde rang, zijn geldelijke regeling vermeld in artikel VIIbis 116 en, VIIbis 117, §2, als die voordeliger is.

Art. III 107. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2019 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld is en die bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad, op 1 januari 2019 een schaalanciënniteit die gelijk is aan de geldelijke anciënniteit die hij sinds 1 januari 2017 bij de federale overheid heeft opgebouwd.

Art. III 108. In afwijking van artikel VIIbis 16 behoudt de pedagogisch adviseur en de bedrijfsadviseur, die als gevolg van de ontbinding van het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – SYNTRA Vlaanderen is overgeplaatst, de functionele loopbaan in rang A1, die bestaat uit de salarisschalen A111, A112, A120 en A114. De tweede, derde en vierde salarisschaal worden bereikt na respectievelijk drie jaar, negen jaar en negen jaar schaalanciënniteit.

Art. III 109. Voor de ambtenaar die houder is van een IT-mandaat op datum van 31 juli 2021, blijft de regeling gelden die op hen van toepassing was op 31 juli 2021.”.

Art. 3. In deel V van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° voor titel 1, die titel 1bis wordt, wordt een nieuwe titel 1, die bestaat uit artikel V 1 tot en met V 1quinquies, ingevoegd, die luidt als volgt:

“Titel 1. Algemene bepalingen

Art. V 1. Met uitzondering van de functies van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad zoals vermeld in Titel 2, zijn de top- en middenkaderfuncties zoals vermeld in deel V mandaatfuncties met een duur van zes jaar, hernieuwbaar volgens de bepalingen van dit deel.

Art. V 1bis. Een mandaatfunctie wordt ingevuld via een contractuele tewerkstelling.

Dit deel bepaalt in afwijking van deel III de voorschriften voor de instroom en doorstroom naar mandaatfuncties, onverminderd uitdrukkelijke verwijzing naar specifieke bepalingen uit deel III. Behoudens afwijkende bepalingen in dit deel, zijn de overige bepalingen van het besluit onverkort van toepassing.

Art. V 1ter. Met behoud van de toepassing van V 46, §4, biedt de indienstnemende overheid na beëindiging van het mandaat een contractuele of statutaire tewerkstelling aan in een passende functie van de terugvalgraad volgens de voorwaarden en modaliteiten die bepaald zijn in dit deel.

Het personeelslid in de terugvalgraad blijft behoren tot het top- en middenkader, maar is onderworpen aan de regelingen die bepaald zijn in de andere delen van dit besluit voor de personeelsleden buiten het top- en middenkader. Alleen na uitdrukkelijke verwijzing naar de personeelsleden in de terugvalgraad in dit deel zijn afwijkende bepalingen uit dit deel van toepassing.

Art. V 1quater. De personeelsleden van het top- en middenkader kunnen via de procedure van horizontale mobiliteit als vermeld in artikel III 32 en volgende, worden overgeplaatst naar een functie buiten het top- en middenkader. Deze personeelsleden maken tevens aanspraak op de begeleiding bij heroriëntering als vermeld in artikel III 39.

De overplaatsing heeft de inschakeling in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit, raad of instelling waarin hij terechtkomt tot gevolg. Het personeelslid neemt op dat ogenblik vrijwillig ontslag uit zijn functie in het top- of middenkader.

Art. V 1quinquies. Voor de toepassing van dit deel worden met personeelsleden die op 31 mei 2024 al ambtenaar zijn bij de diensten van de Vlaamse overheid gelijkgesteld, de personeelsleden die zijn toegelaten tot de statutaire proeftijd bij de diensten van de Vlaamse overheid na 31 mei 2024 in een betrekking die vóór 1 juni 2024 werd vacant verklaard.”.

2° het bestaande artikel V 1 wordt opgeheven.

Art. 4. Artikel V 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 2. Deze titel regelt de procedure van vacature-invulling en de arbeidsvoorwaarden voor:
1° de managementfuncties van N-niveau, die aan het hoofd staan van een departement, een IVA of een EVA en het Gemeenschapsonderwijs;
2° de management- of projectleiderfuncties die door de Vlaamse Regering worden aangewezen als behorend tot het N-niveau;
3° de functie van algemeen directeur.”.

Art. 5. In artikel V 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 23 mei 2008, 21 september 2012 en 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° In paragraaf 2, eerste lid, 2°, worden de woorden “Vlaamse overheidsdienst” vervangen door de zinsnede “bijlage 2”;
2° In paragraaf 4, eerste lid, wordt de zinsnede “artikel III 3, §2, en III 9” vervangen door de zinsnede “artikel III 10 en III 16, §2”.

Art. 6. In artikel V 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt:
“De selector kan toepassing maken van het principe van niet nodeloos hertesten, zoals bepaald in artikel III 12.”.

Art. 7. Artikel V 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010, 21 februari 2014, 3 oktober 2014 en 24 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 9. §1. De indienstnemende overheid, op voorstel van de opdrachtgever, neemt de geselecteerde kandidaat voor de functie van N-niveau of voor de functie van algemeen directeur, in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal met een tijdelijke bijkomende opdracht voor de invulling van de mandaatfunctie.

De kandidaat die voor de mandaatfunctie geselecteerd is, en de opdrachtgever stellen in overleg de arbeidsvoorwaarden vast in een arbeidsovereenkomst, op basis van een modelovereenkomst, die vastgesteld is door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, en die ook rekening houdt met de bepalingen van dit besluit.

§2. In afwijking van paragraaf 1, sluit de indienstnemende overheid, op voorstel van de opdrachtgever, met de geselecteerde kandidaat die op 1 juni 2024 al ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur af voor de duur van het mandaat. De arbeidsovereenkomst is in overeenstemming met de modelovereenkomst, die is vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, en die ook rekening houdt met de bepalingen van dit besluit.

De indienstnemende overheid laat de geselecteerde kandidaat uit het eerste lid daarenboven toe tot een proeftijd in de graad van directeur-generaal of tot een proeftijd in de graad van adjunct-directeur-generaal, voor zover de kandidaat niet eerder in deze graad werd benoemd.

Gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst en de eventuele hernieuwing ervan overeenkomstig artikel V 15, §2 geniet het personeelslid in zijn statutaire arbeidsrelatie een ambtshalve verlof voor opdracht.”.

Art. 8. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, wordt een artikel V 9bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. V 9bis. §1. Als de kandidaat overeenkomstig artikel V 9, §2, tot de proeftijd wordt toegelaten, bepaalt de opdrachtgever de nadere regels van de proeftijd en evalueert de proeftijd. De proeftijd bedraagt minimaal zes maanden en maximaal twaalf maanden. Artikel IV 11, § 1, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

De kandidaat doorloopt de proeftijd gedurende de uitoefening van het mandaat.

Nadat de ambtenaar op proef met goed gevolg de proeftijd doorlopen heeft, wordt hij vastbenoemd in de genoemde graad.

§2. Bij een negatieve eindevaluatie van de proeftijd heeft de ambtenaar op proef het recht om te worden gehoord door de indienstnemende overheid en kan de betrokkene zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Als de ambtenaar op proef wil gebruikmaken van dat recht, vraagt hij schriftelijk om gehoord te worden binnen een termijn van vijftien kalenderdagen vanaf de dag die volgt op de dag van ontvangst van het eindevaluatieverslag, hetzij aan de minister-president van de Vlaamse Regering, hetzij aan de voorzitter van de raad van bestuur, hetzij aan de voorzitter van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.

§3. Als de indienstnemende overheid de negatieve eindevaluatie van de proeftijd bevestigt, komt er een einde aan het mandaat.

De ambtenaar op proef wordt teruggeplaatst in zijn vorige graad en krijgt een passende functie in de entiteit van oorsprong.”.

Art. 9. Artikel V 10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2013, 23 mei 2014 en 24 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 10. §1. In afwijking van hoofdstuk 2 en 3, kan de indienstnemende overheid vacante management- en projectleidersfuncties van N-niveau of van algemeen directeur invullen door mobiliteit. De indienstnemende overheid bepaalt voor de specifieke vacature bijkomende competenties of andere vereisten.

Een vacante management- en projectleidersfunctie van N-niveau of van algemeen directeur wordt bekend gemaakt.

De titularissen van een management- en projectleidersfunctie van N-niveau of van algemeen directeur, die beschikken over een evaluatie, die niet met onvoldoende werd besloten, kunnen zich kandidaat stellen naar aanleiding van de bekendmaking van een vacature.

De opdrachtgever organiseert de selectie.

De opdrachtgever beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeften van de entiteit. De opdrachtgever heeft een interview met de kandidaten over de beleidsvisie ten aanzien van de vacante mandaatfunctie, om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het competentieprofiel voor de functie.

De opdrachtgever kiest de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
3° de beoordeling van het interview.

§2. In overleg met de geselecteerde kandidaat stelt de indienstnemende overheid de arbeidsvoorwaarden en de looptijd van de nieuwe mandaatfunctie vast.

In overleg met de geselecteerde kandidaat die al contractueel mandaathouder op N-niveau of algemeen directeur is bij de diensten van de Vlaamse overheid, past de opdrachtgever de arbeidsvoorwaarden aan van de arbeidsovereenkomst die overeenkomstig artikel V 9, §1, met het personeelslid werd gesloten.

Met de geselecteerde kandidaat die overeenkomstig artikel V 9, §2 en V 9bis is toegelaten tot de proeftijd of is benoemd in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal, sluit de indienstnemende overheid een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, vermeld in artikel V 9, §2 , tweede lid.”.

Art. 10. In artikel V 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 29 mei 2009, 22 januari 2010 en 29 april 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 worden het derde en vierde lid vervangen door wat volgt:
“De vervanger wordt aangesteld met een vervangingsovereenkomst of door een aanpassing van de bestaande arbeidsovereenkomst voor de nog lopende duur van het mandaat van de afwezige titularis.

De personeelsleden, vermeld in het tweede lid, 1°, hebben na de beëindiging van de vervanging recht om terug te keren naar hun oorspronkelijke functie, daarin begrepen een eventuele mandaatfunctie. De waarnemende titularis krijgt in zijn oorspronkelijke functie een verlof overeenkomstig artikel X 63 van dit besluit.”;
2° in paragraaf 3 worden het tweede en derde lid vervangen door wat volgt:
“De vervanger wordt aangesteld met een vervangingsovereenkomst of door een aanpassing van de bestaande arbeidsovereenkomst voor maximaal de nog lopende duur van het mandaat van de afwezige titularis.

De personeelsleden, vermeld in het eerste lid van deze paragraaf, 1°, hebben na de beëindiging van de vervanging recht om terug te keren naar hun oorspronkelijke functie, daarin begrepen een eventuele mandaatfunctie. De waarnemende titularis krijgt in zijn oorspronkelijke functie een verlof overeenkomstig artikel X 63 van dit besluit.”.

Art. 11. In artikel V 12 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, punt 2, wordt de zinsnede “die in afwijking van artikel VII 39, §2, wordt berekend op de som van het jaarsalaris en de mandaattoelage” vervangen door de zinsnede “conform deel VII van dit besluit”;

2° er wordt een paragraaf 5bis toegevoegd, die luidt als volgt:

“§5bis. Het personeelslid dat een functie uitoefent in de graad van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal krijgt een bezoldiging in de respectieve salarisschalen A311 en A288.”;

3° in paragraaf 6 wordt tussen de zinsnede “deel VII” en de woorden “van dit besluit” de zinsnede “en deel VIIbis” ingevoegd.

Art. 12. In artikel V 13 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° aan paragraaf 1ter, tweede lid, wordt de zinsnede “onverminderd het voorafgaand hoorrecht van de titularis overeenkomstig paragraaf 3” toegevoegd;

2° een paragraaf 1quater wordt ingevoegd, die luidt als volgt:

“§1quater. In afwijking van §1, derde lid, kan de indienstnemende overheid de titularis, vermeld in het eerste en het tweede lid van die paragraaf, op elk moment en ongeacht de duur van de geleverde prestaties sinds de vorige jaarlijkse evaluatie, aan een vervroegde jaarlijkse evaluatie onderwerpen mits een bijzondere motivering.

De vervroegde jaarlijkse evaluatie gebeurt overeenkomstig de modaliteiten vermeld in §1 tot en met §1ter, §3 en §4.”

3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt tussen de woorden “het recht om” en de woorden “te worden gehoord” het woord “voorafgaand” ingevoegd.

Art. 13. In deel V, titel 1, hoofdstuk 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2018, wordt een artikel V 13bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. V 13bis. Het personeelslid dat een functie uitoefent in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal is onderworpen aan een jaarlijkse evaluatie door de lijnmanager volgens de voorschriften van deel IV, behoudens de afwijkende bepalingen, vermeld in dit artikel.

In afwijking van artikel IV 2 is de lijnmanager de enige evaluator voor de personeelsleden met de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal. Hij oefent alleen en als enige evaluator de bevoegdheden uit die in deel IV aan de evaluatoren worden toegekend. Artikel IV 7 is niet van toepassing.

De personeelsleden met de graad van directeur-generaal of adjunct-directeurgeneraal die overeenkomstig artikel VIIbis 1 vallen onder het toepassingsgebied van dit deel VII bis, zijn ook onderworpen aan de specifieke bepalingen voor deze groep van personeelsleden in deel IV. De afwijkingen, vermeld in het volgende lid, doen geen afbreuk daaraan.

Als het personeelslid met de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal deel uitmaakt van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling, zijn de bepalingen van artikel V 44, §2, en V 45 van overeenkomstige toepassing.”

Art. 14. Aan artikel V 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, 3 oktober 2014 en 12 januari 2018, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:

“§2. De opdrachtgever verlengt in overleg met de titularis van het mandaat, aangesteld overeenkomstig artikel V 9, §1, de tijdelijke bijkomende opdracht voor de hernieuwde looptijd van het mandaat.

Met de titularis van het mandaat aangesteld overeenkomstig artikel V 9, §2, sluit de opdrachtgever een nieuwe arbeidsovereenkomst van bepaalde duur voor de hernieuwde looptijd van het mandaat.”.

Art. 15. In artikel V 15bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2018, wordt de zinsnede “artikel V 15, eerste lid” vervangen door de zinsnede “artikel V 15, §1, eerste lid”.

Art. 16. Artikel V 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 16. Na de beëindiging van de mandaatfunctie overeenkomstig artikel V 14 en als de titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-niveau of van de functie van algemeen directeur niet wordt aangeworven in een volgend of in een ander mandaat, biedt de indienstnemende overheid, op voorstel van de opdrachtgever, een passende functie van de interne arbeidsmarkt aan in de respectieve graden van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal.

De indienstnemende overheid wijst de managementfunctie op N-niveau aan die ten aanzien van het personeelslid de bevoegdheden van de lijnmanager uitoefent zoals bepaald in dit besluit.”.

Art. 17. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, wordt een artikel V 16bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. 16bis. §1. Als de passende functie in de graad van directeur-generaal of adjunctdirecteur-generaal, vermeld in artikel V 16, een gezagsfunctie is, laat de indienstnemende overheid het personeelslid toe tot de proeftijd met het oog op een benoeming in de gezagsfunctie overeenkomstig artikel III 2, §2, van dit besluit.

Artikel III 22 tot en met III 27 en artikel IV 11 tot en met IV 13 van dit besluit inzake de toelating tot en de evaluatie van de proeftijd, zijn van overeenkomstige toepassing.

§2. Het personeelslid dat eerder vastbenoemd is in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal, wordt met onmiddellijke ingang vastbenoemd in de gezagsfunctie.

§3. Als de titularis de toelating tot de proeftijd of de benoeming in de gezagsfunctie aanvaardt, stemt hij in met de beëindiging van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst in onderling akkoord, zonder dat een vergoeding verschuldigd is, voor zover de arbeidsovereenkomst niet automatisch eindigt omdat de vastgelegde termijn bereikt is.”.

Art. 18. Artikel V 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010, 21 februari 2014 en 24 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 17. §1. Na de beëindiging van het mandaat kan de indienstnemende overheid beslissen dat de titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-niveau of van de functie van algemeen directeur de mandaatfunctie tijdelijk verder uitoefent in afwachting van de aanstelling van een nieuwe titularis.

Die verdere uitoefening van de mandaatfunctie mag de duur van drie maanden niet overschrijden.

§2. De indienstnemende overheid regelt de tijdelijke aanstelling in de arbeidsovereenkomst, die is gesloten overeenkomstig artikel V 9, §1, of door middel van een tijdelijke statutaire dienstaanwijzing van het personeelslid dat overeenkomstig artikel V 9, §2 is benoemd in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal.

§3. De titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-niveau behoudt gedurende de verdere uitoefening van het mandaat de bezoldiging en de toelagen, vermeld in artikel V 12, §2 en het recht op het mobiliteitskrediet vermeld in het artikel V 12bis.

De titularis van de functie van algemeen directeur behoudt gedurende de verdere uitoefening van het mandaat de bezoldiging en de toelagen, vermeld in artikel V 12, §3.

§4. De regeling van de mobiliteit, vermeld in artikel V 39bis, is van overeenkomstige toepassing op de titularissen van de terugvalgraad van directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal.”.

Art. 19. Artikel V 17bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2018, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. 17bis. §1. Als het mandaat van de titularis van een managementfunctie van N-niveau wordt beëindigd door de afschaffing van de betrekking, biedt de indienstnemende overheid de titularis in de interne arbeidsmarkt een vacante projectleidersfunctie van N-niveau aan.

§2. In overleg met het personeelslid stelt de indienstnemende overheid de arbeidsvoorwaarden en de looptijd vast verbonden aan de nieuwe mandaatfunctie.

In overleg met het personeelslid dat al contractueel mandaathouder op N-niveau of algemeen directeur is bij de diensten van de Vlaamse overheid, past de opdrachtgever de arbeidsvoorwaarden aan van de arbeidsovereenkomst die overeenkomstig artikel V 9, §1, met het personeelslid werd gesloten.

Met het personeelslid dat overeenkomstig artikel V 9, §2 en V 9bis is toegelaten tot de proeftijd of is benoemd in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal, sluit de indienstnemende overheid een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, vermeld in artikel V 9, §2 , tweede lid.”.

Art. 20. Aan deel V, titel 1, hoofdstuk 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2018, wordt een artikel V 17ter toegevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. 17ter. §1. De indienstnemende overheid kan de arbeidsovereenkomst, die is gesloten op basis van artikel V 9, V 10 of V 15 , beëindigen overeenkomstig het arbeidsrecht.

Het personeelslid heeft het recht om naar aanleiding van een ontslagintentie te worden gehoord door de indienstnemende overheid en hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

De indienstnemende overheid motiveert de ontslagbeslissing.

§2. Er wordt een einde gemaakt aan de aanstelling van het personeelslid dat vastbenoemd is in de graad van directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal met toepassing van de procedure inzake definitieve beroepsongeschiktheid, vermeld in artikel XI 8.”.

Art. 21. In artikel V 18 van hetzelfde besluit wordt de zinsnede “en, na externe aanwerving, ingenomen wordt door ambtenaren” opgeheven.

Art. 22. In artikel V 20, §3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt de zinsnede “artikel III 3, §2, en III 9” vervangen door de zinsnede “artikel III 10 en III 16, §2”.

Art. 23. In artikel V 23 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 29 april 2011 en 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:

“§3. Onverminderd afwijkende decretale bepalingen stelt de opdrachtgever de gekozen kandidaat voor aan de indienstnemende overheid via de functioneel bevoegde minister.”;

2° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art. 24. Artikel V 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2011, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 24. §1. Behalve in de gevallen vermeld in paragraaf 2, neemt de indienstnemende overheid de geselecteerde kandidaat voor de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

De arbeidsovereenkomst bepaalt de arbeidsvoorwaarden in overleg tussen de kandidaat die voor de functie geselecteerd is, en de opdrachtgever, op basis van een modelovereenkomst, die vastgesteld is door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, en die ook rekening houdt met de bepalingen van dit besluit.

§2. Als de geselecteerde kandidaat voor de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad op 1 juni 2024 al ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid, laat de indienstnemende overheid hem toe tot de proeftijd in de graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad.

Als het personeelslid tot een statutaire proeftijd wordt toegelaten bepaalt de strategische adviesraad de nadere regelen van de proeftijd en evalueert de proeftijd.

Met behoud van de toepassing van het tweede lid, zijn artikel III 23, §2, artikel III 25, artikel IV 11, artikel IV 13, artikel XI 11 en artikel XI 12 van toepassing, op voorwaarde dat:
1° in de vermelde artikelen het woord “lijnmanager” gelezen wordt als “de strategische adviesraad”;
2° in de vermelde artikelen de woorden “de benoemende overheid” gelezen worden als “de indienstnemende overheid”;
3° de eerste zin van in artikel XI 11 gelezen wordt als volgt: “Het ontslag van de ambtenaar op proef gaat in op de eerste werkdag die volgt op de beslissing tot ontslag.”;
4° in artikel XI 12, §3, de woorden “de benoemende overheid” worden gelezen als “de indienstnemende overheid” en de woorden “de functionele chef “ worden gelezen als “de voorzitter van de strategische adviesraad”.

De indienstnemende overheid benoemt het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad bij de diensten van de Vlaamse overheid nadat hij met goed gevolg de proeftijd heeft doorlopen.

Bij een negatieve eindevaluatie van de proeftijd heeft de ambtenaar op proef het recht om te worden gehoord door de functioneel bevoegde minister en kan hij zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. De functioneel bevoegde minister stelt een verslag op voor de Vlaamse Regering.

In afwijking van het vijfde lid heeft de ambtenaar op proef bij de Vlaamse Onderwijsraad het recht om te worden gehoord door de algemene raad.

Als de Vlaamse Regering op basis van het verslag van de functioneel bevoegde minister of de algemene raad van de Vlaamse Onderwijsraad de negatieve eindevaluatie van de proeftijd bekrachtigt, wordt de ambtenaar op proef ontslagen uit zijn graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad en teruggeplaatst in zijn vorige graad of in zijn voorgaande contractuele functie.”.

Art. 25. In artikel V 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “de ambtenaar” vervangen door de woorden “het personeelslid”.

Art. 26. In artikel V 28 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt:

“De indienstneming van deze plaatsvervanger aangewezen volgens de in het vorige lid vermelde procedure, gebeurt bij vervangingscontract.”.

Art. 27. In het opschrift van hoofdstuk 3bis van titel 2 van deel V van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt het woord “horizontale” opgeheven.

Art. 28. Aan artikel V 29bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: “§2. In overleg met de geselecteerde kandidaat die contractueel is aangeworven in de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad bij de diensten van de Vlaamse overheid past de opdrachtgever de arbeidsvoorwaarden van de arbeidsovereenkomst aan, die overeenkomstig artikel V 24, §1, met het personeelslid werd gesloten. De indienstnemende overheid wijst, op voorstel van de opdrachtgever, de geselecteerde kandidaat die ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid aan in de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad.”.

Art. 29. Artikel V 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 32. §1. De indienstnemende overheid kan de aanstelling van een titularis van de functie, vermeld in artikel V 24, §1, die met een arbeidsovereenkomst aangeworven is, beëindigen overeenkomstig het arbeidsrecht.

De titularis heeft het recht om naar anleiding van een ontslagintentie te worden gehoord door de indienstnemende overheid en hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

De indienstnemende overheid motiveert de ontslagbeslissing.

§2. Er wordt een einde gemaakt aan de aanstelling van het hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad dat vastbenoemd is in die graad met toepassing van de procedure inzake definitieve beroepsongeschiktheid, vermeld in artikel XI 8.”.

Art. 30. Artikel V 34 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 31. Artikel V 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 29 mei 2009 en 13 maart 2015, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 35. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling vult een vacature in het middenkader op een van volgende manieren in:
1° via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt, overeenkomstig artikel V 36 en volgende, in combinatie met de mobiliteit overeenkomstig artikel V 39bis;
2° uitsluitend via mobiliteit overeenkomstig artikel V 39bis;
3° zonder selectieprocedure, overeenkomstig artikel III 50:
a) via een interne wijziging van dienstaanwijzing, of
b) op voorstel van de lijnmanager van het Agentschap Overheidspersoneel en na akkoord van de N-1 titularis en de betrokken N-functie, via een wijziging van dienstaanwijzing over de grenzen van entiteiten heen.

Die manieren om de vacature in te vullen, brengen altijd de aanwijzing in een nieuw mandaat met zich mee en de aanvang van een nieuwe mandaatperiode van zes jaar, die verlengbaar is volgens de bepalingen van deze titel.”.

Art. 32. Artikel V 39 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, 24 juni 2016 en 26 april 2019, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 39. §1. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kiest de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).

§2. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling neemt de geselecteerde kandidaat voor de N-1 functie in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A.

In afwijking van het eerste lid wijst het hoofd van de entiteit, raad of instelling de geselecteerde kandidaat volgens het principe van artikel V 1bis statutair aan in de mandaatfunctie van N-1 niveau met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A als de mandaatfunctie een gezagsfunctie is. De geselecteerde kandidaat legt de eed af in handen van het hoofd van de entiteit, raad of instelling.

In afwijking van het eerste en het tweede lid laat het hoofd van de entiteit, raad of instelling de geselecteerde kandidaat die op 31 mei 2024 al ambtenaar is bij de diensten van de Vlaamse overheid toe tot een proeftijd in de graad van hoofdadviseur als de kandidaat nog niet is benoemd in de graad van hoofdadviseur. Hij wijst hem in ieder geval aan in de vacantverklaarde managementfunctie van N-1 niveau met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A.

§3. Als de geselecteerde kandidaat contractueel in dienst komt overeenkomstig paragraaf 2, eerste lid, stelt de arbeidsovereenkomst de arbeidsvoorwaarden vast in overleg tussen de kandidaat die voor de mandaatfunctie geselecteerd is, en het hoofd van de entiteit, raad of instelling, rekening houdend met de bepalingen van dit besluit.

§4. Als de geselecteerde kandidaat overeenkomstig paragraaf 2, derde lid, tot de proeftijd wordt toegelaten bepaalt het hoofd van de entiteit, raad of instelling bij de aanvang van de proeftijd de nadere regels van de proeftijd en evalueert de proeftijd. Hij beoordeelt ook de proeftijd in de graad van hoofdadviseur op basis van de prestaties die geleverd zijn in de mandaatfunctie op N-1 niveau.

Op de proeftijd zijn artikel III 23, III 25, IV 11 en artikel IV 12, §2 en §3, van dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Het eindevaluatieverslag wordt betekend aan de ambtenaar op proef binnen dertig kalenderdagen na het evaluatiegesprek.

Als het eindevaluatieverslag niet binnen dertig kalenderdagen wordt betekend aan de ambtenaar op proef, wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar op proef.

Nadat de ambtenaar op proef met goed gevolg de proeftijd doorlopen heeft, wordt hij vastbenoemd in de graad van hoofdadviseur met de rang A2M overeenkomstig §2, derde lid.

Een negatieve eindevaluatie van de proefperiode heeft het einde van het mandaat en de terugplaatsing in de vorige graad tot gevolg.

Tot de dag waarop hij teruggeplaatst wordt in zijn vorige graad of waarop het ontslag ingaat, behoudt de ambtenaar op proef zijn hoedanigheid.

Het hoofd van de entiteit, raad of instelling betekent de beslissing tot vaste benoeming of tot beëindiging van het mandaat en de terugplaatsing in de vorige graad aan de ambtenaar op proef.

Artikel XI 11 en XI 12 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing.”.

Art. 33. In het opschrift van hoofdstuk 2bis van titel 3 van deel V van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt het woord “horizontale” opgeheven.

Art. 34. Artikel V 39bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 39bis. §1. Bij invulling van een N-1 functie via mobiliteit zijn artikel V 37 en V 38 niet van toepassing. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling organiseert de selectie en bepaalt voor de specifieke vacature bijkomende competenties of andere vereisten. In afwijking van artikel V 36, §4, stelt het hoofd van de entiteit, raad of instelling een selectiereglement vast.

De titularissen van een N-1 functie, de titularissen van de functie van hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad en de titularissen van een management- en projectleidersfunctie van N-niveau of van algemeen directeur, die beschikken over een evaluatie die niet met onvoldoende is besloten, kunnen zich kandidaat stellen naar aanleiding van de bekendmaking van een vacature.

Het hoofd van de entiteit, raad of instelling sluit de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement, uit van deelname aan de selectie.

Het hoofd van de entiteit, raad of instelling houdt een interview met de kandidaten om na te gaan welke kandidaat het best voldoet aan het competentieprofiel voor de functie.
§2. In overleg met de geselecteerde kandidaat wordt een arbeidsovereenkomst gesloten met het hoofd van de entiteit, raad of instelling van de vacature. De arbeidsovereenkomst vermeldt de indiensttredingsdatum.

Het sluiten van de nieuwe arbeidsovereenkomst heeft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de oorspronkelijke entiteit, raad of instelling of van de aanwijzing in de mandaatfunctie op N-1 niveau die een gezagsfunctie is, tot gevolg.

In afwijking van het eerste lid, wijst het hoofd van de entiteit de geselecteerde kandidaat volgens het principe van artikel V 1bis statutair aan in de mandaatfunctie van N-1 niveau met als graad afdelingshoofd of projectleider N-1 en als rang A2A als deze mandaatfunctie een gezagsfunctie is. De geselecteerde kandidaat legt de eed af in handen van het hoofd van de entiteit, raad of instelling.

§3. De geselecteerde kandidaat die op 31 mei 2024 ambtenaar was bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt overgeplaatst naar de entiteit, raad of instelling van de vacature en wordt aangewezen in het nieuwe mandaat op N-1 niveau. Hij behoudt de graad van hoofdadviseur waarin hij vastbenoemd is.

Het overplaatsingsbesluit vermeldt de termijn waarin het afdelingshoofd of de projectleider N-1 zijn nieuwe functie opneemt.

§4. In afwijking van paragraaf 3 wordt de titularis van de statutaire graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad, directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal vastbenoemd in de graad van hoofdadviseur en aangesteld als afdelingshoofd of projectleider N-1 zonder de proeftijd te doorlopen.

Voor de personeelsleden die overeenkomstig artikel VIIbis 1 van dit besluit vallen onder het toepassingsgebied van deel VIIbis, bij overgang van de graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad of de graad en terugvalgraad verbonden aan de topkaderfunctie naar de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider N-1, wordt de schaalanciënniteit of de periode die verworven is in de graad van hoofd van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad of de graad en terugvalgraad verbonden aan de topkaderfunctie, aangerekend op de schaalanciënniteit in de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider N-1 en in de graad van hoofdadviseur.”.

Art. 35. In artikel V 39ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° het woord “horizontale” wordt opgeheven;

2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 36. In artikel V 41 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, worden de woorden “de ambtenaar” vervangen door de woorden “het personeelslid”.

Art. 37. In artikel V 42 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° In paragraaf 3, derde lid wordt het woord “ambtenaar” vervangen door het woord “personeelslid” en de zinsnede “artikel V 35, §3” door de zinsnede “artikel V 35, 3°”;

2° In paragraaf 4 wordt het woord “ambtenaren” vervangen door het woord “personeelsleden”.

Art. 38. Artikel V 43 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en 1 februari 2013, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 43. §1. De titularis van een management- of projectleidersfunctie van het N-1 niveau krijgt een bezoldiging in de salarisschaal NA285.

§2. Het personeelslid met de graad van hoofdadviseur krijgt een bezoldiging in de salarisschaal NA212.

§3. Voor de toekenning en berekening van salaris, toelagen, vergoedingen en sociale voordelen, is de regeling, vermeld in deel VII van dit besluit, van toepassing.”.

Art. 39. In deel V, titel 3, hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt een artikel V 43bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. 43bis. §1. In afwijking van artikel V 43 van dit besluit, geldt voor de personeelsleden die overeenkomstig artikel VIIbis 1 van dit besluit onder het toepassingsgebied van deel VIIbis vallen, de verloningsregeling, vermeld in dit artikel.

§2. Aan de graad van hoofdadviseur met rang A2M wordt de volgende functionele loopbaan verbonden:
1° hoofdadviseur: A212;
2° hoofdadviseur met tien jaar schaalanciënniteit: A213.

§3. Aan de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider N-1 met rang A2A wordt de volgende functionele loopbaan verbonden:
1° afdelingshoofd/projectleider N-1: A285;
2° afdelingshoofd/projectleider N-1 met zes jaar schaalanciënniteit: A286.

§4. Bij overgang van de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider naar de graad van hoofdadviseur wordt de schaalanciënniteit die verworven is in het mandaat van afdelingshoofd of projectleider, aangerekend op de schaalanciënniteit in de graad van hoofdadviseur.

§5. Voor de toekenning en berekening van salaris, toelagen, vergoedingen en sociale voordelen, is de regeling, vermeld in deel VII en VIIbis, van toepassing.”.

Art. 40. Artikel V 44, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, en artikel V 45 van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt:

“Art. V 44. §1. De personeelsleden van het middenkader worden door de lijnmanager minstens jaarlijks geëvalueerd over hun prestaties en de wijze waarop ze die prestaties leveren overeenkomstig de bepalingen van deel IV, behoudens de afwijkende bepalingen van deel V, en in het bijzonder van dit artikel en van artikel V 45.

In afwijking van artikel IV 2 is de lijnmanager de enige evaluator voor de personeelsleden van het middenkader. Hij oefent alleen en als enige evaluator de bevoegdheden uit die in deel IV aan de evaluatoren worden toegekend. Artikel IV 7 is niet van toepassing.

De personeelsleden van het middenkader die overeenkomstig artikel VIIbis 1 onder het toepassingsgebied van dit deel VIIbis vallen, zijn ook onderworpen aan de specifieke bepalingen voor deze groep van personeelsleden in deel IV. De afwijkingen, vermeld in paragraaf 2, doen geen afbreuk daaraan.

§2. In afwijking van artikel IV 21 en IV 22 is de lijnmanager bevoegd om de beslissing over de salarisevolutie, vermeld in artikel IV 21 en IV 22, te nemen voor het personeelslid met een management- en projectleidersfunctie op N-1 niveau.

De afwijkingen in deze paragraaf laten de jaarlijkse evaluatie van de personeelsleden in de terugvalgraad van hoofdadviseur onverlet.

Art. V 45. §1. De ambtenaar in het middenkader van wie het evaluatieverslag wordt besloten met de einduitspraak ‘loopbaanvertraging’ of ‘onvoldoende’ kan daartegen beroep instellen bij de raad van beroep overeenkomstig de bepalingen van artikel IV 17, IV 18 en IV 19.

Het beroep is opschortend.

De raad van beroep brengt een gemotiveerd advies uit binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het beroepschrift.

Onverminderd artikel I 16, §1, tweede lid, wordt het dossier vervolgens binnen de vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de functioneel bevoegde minister die binnen de vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies van de raad van beroep beslist of de uitspraak gehandhaafd wordt.

§2. Het personeelslid in het middenkader kan tegen de beslissing ‘onder verwachtingen’ beroep instellen bij een beroepsorgaan op het niveau van het beleidsdomein volgens de bepalingen van artikel IV 23, IV 24, IV 25, IV 26, IV 27 en IV 28.

Voor de behandeling van het beroep worden het Gemeenschapsonderwijs en de Vlaamse Onderwijsraad geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming en worden de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed en de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen geacht deel uit te maken van het beleidsdomein Omgeving.

In afwijking van artikel IV 23, §2 en §3, bezorgt het beroepsorgaan het advies en het volledige dossier van het personeelslid met een management- en projectleidersfunctie op N-1 niveau binnen de vijftien kalenderdagen aan de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling van het personeelslid.

De lijnmanager neemt een definitieve beslissing over de salarisevolutie binnen vijftien kalenderdagen na de ontvangst van het advies van het beroepsorgaan en bezorgt die beslissing aan het personeelslid.

De lijnmanager kan de beslissing ‘onder verwachtingen’ behouden of vervangen door een beslissing ‘volgens verwachtingen’.”.

Art. 41. In deel V, titel 3, hoofdstuk 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018, wordt een artikel V 45bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. 45bis. De titularis van een management- of projectleidersfunctie van N-1 niveau wordt door de lijnmanager voor het einde of de verlenging van een mandaat geëvalueerd met het oog op het opnemen van een volgend mandaat.”.

Art. 42. Artikel V 46 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, 10 januari 2014 en 24 juni 2016, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. V 46. §1. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling beëindigt het mandaat van een afdelingshoofd of projectleider:
1° bij een evaluatiebeslissing ‘onvoldoende’;
2° op verzoek van de betrokkene zelf;
3° in onderling overleg tussen de betrokkene en het hoofd van de entiteit, raad of instelling;
4° om organisatorische redenen bij afschaffing van de betrekking.

Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan een mandaat van afdelingshoofd of projectleider ook beëindigen na telkens zes jaar.

§2. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling beëindigt het mandaat van projectleider, met behoud van de toepassing van paragraaf 1, ook na de duurtijd van het project als die korter dan zes jaar is.

§3. Onverminderd de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid, vermeld in artikel XI 8, §1, of de ontslagregeling van contractuele personeelsleden, vermeld in artikel XI 13 en volgende van dit besluit, biedt het hoofd van de entiteit, raad of instelling aan de titularis van de mandaatfunctie op N-1 niveau van wie het mandaat wordt beëindigd en die niet wordt aangeworven in een volgend of in een ander mandaat een passende functie aan in de graad van hoofdadviseur.

§4. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling biedt aan de titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-1 niveau overeenkomstig artikel V 39, §2, eerste en tweede lid, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur aan. Door die arbeidsovereenkomst te ondertekenen stemt de titularis in met de beëindiging van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst in onderling akkoord, zonder dat een opzeggingstermijn of -vergoeding verschuldigd is.

Als de titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-1 niveau niet instemt met de nieuwe arbeidsovereenkomst, dan beëindigt het hoofd van de entiteit, raad of instelling de lopende arbeidsovereenkomst met toepassing van de regels van het arbeidsrecht.

In afwijking van het eerste lid behoudt de titularis van de mandaatfunctie op N-1 niveau die op basis van artikel V 39bis, §2, derde lid, statutair is aangesteld in een gezagsfunctie zijn statutaire aanstelling in de passende functie gedurende een periode van maximaal twee jaar na de beëindiging van het mandaat als de mandaatfunctie van die titularis eindigt op basis van artikel V 46, §1, eerste lid, 4°. Aan de statutaire aanstelling komt eerder een einde naar aanleiding van een doorstroom naar een andere functie op initiatief van het personeelslid. Na afloop van die periode biedt het hoofd van de entiteit, raad of instelling aan het personeelslid een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur aan in de toegewezen functie.

§5. In afwijking van paragraaf 4 wijst het hoofd van de entiteit, raad of instelling de titularis van de management- of projectleidersfunctie van N-1 niveau die vastbenoemd is in de graad van hoofdadviseur statutair aan in een passende functie.

§6. Als de passende functie in de graad van hoofdadviseur, vermeld in paragraaf 3, een gezagsfunctie is, laat het hoofd van de entiteit, raad of instelling in afwijking van de vermelde paragraaf het personeelslid, toe tot de proeftijd met het oog op een benoeming in de gezagsfunctie overeenkomstig artikel III 2, §2, van dit besluit.

Artikel III 22 tot en met III 27 en artikel IV 11 tot en met IV 13 van dit besluit inzake de toelating tot en de evaluatie van de proeftijd zijn van overeenkomstige toepassing.

Het personeelslid dat eerder vastbenoemd is in de graad van hoofdadviseur wordt met onmiddellijke ingang vastbenoemd in de gezagsfunctie.”.

Art. 43. Artikel V 47 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

“Art. V 47. Op verzoek van het personeelslid dat overeenkomstig artikel V 46 aanspraak maakt op een passende functie in de terugvalgraad kan een einde gesteld worden aan het behoren tot het middenkader via een overplaatsing in een passende functie binnen de diensten van de Vlaamse overheid.

Op zijn verzoek kan de titularis van de graad van hoofdadviseur worden overgeplaatst in een betrekking van dezelfde graad binnen de diensten van de Vlaamse overheid.”.

Art. 44. Artikel V 49 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:

“Art. V 49. In afwijking van artikel V 9, behoudt het personeelslid dat titularis is van een management- en projectleidersfunctie van N-niveau, of de titularis van de functie van algemeen directeur op 31 mei 2024 de statutaire aanstelling in het huidige mandaat voor de lopende duur van het mandaat.

Op basis van artikel V 15 sluit de opdrachtgever in overleg met de titularis van het mandaat, naar aanleiding van de eerstvolgende hernieuwing een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur overeenkomstig artikel V 9, §1.

Vanaf de hernieuwing, vermeld in het tweede lid, ontvangt de titularis van de management- en projectleidersfunctie de volgende compenserende jaartoelage tegen 100%:

Functieklasse

Compenserende toelage

D

4.220€

C

3.460€

B

3.000€

A

2.740€

De titularis met de functie van algemeen directeur ontvangt een compenserende jaartoelage van 1.330 euro tegen 100%.”.

Art. 45. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel V 51ter, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 januari 2010;
2° artikel V 51quater, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2012.

Art. 46. In artikel V 51sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de datum “1 juli 2016” wordt vervangen door de datum 1 juni 2024”;

2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

“De geselecteerde kandidaat voor de functie valt onder de rechtspositieregeling die van toepassing is voor de personeelsleden die in dienst zijn bij de diensten van de Vlaamse overheid vóór 1 juni 2024.”.

Art. 47. In artikel V 52bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de datum “1 juli 2016” wordt vervangen door de datum 1 juni 2024”;

2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

“De geselecteerde kandidaat voor de functie valt onder de rechtspositieregeling die van toepassing is voor de personeelsleden die in dienst zijn bij de diensten van de Vlaamse overheid vóór 1 juni 2024.”.

Art. 48. Artikel V 56 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 49. In artikel V 56quinquies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de datum “1 juli 2016” wordt vervangen door de datum 1 juni 2024”;

2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

“De geselecteerde kandidaat voor de functie valt onder de rechtspositieregeling die van toepassing is voor de personeelsleden die in dienst zijn bij de diensten van de Vlaamse overheid vóór 1 juni 2024.”.

Art. 50. Artikel V 56novies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt opgeheven.

Art. 51. In hetzelfde besluit wordt deel VI, dat bestaat uit artikel VI 1 tot en met VI 172 en dat werd ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en laatst werd gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, opgeheven.

Art. 52. In artikel VIII 15, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede “I 9, §1, tweede lid” vervangen door de zinsnede “I 16, §1, tweede lid”.

Art. 53. In artikel IX 6, derde lid, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede “I 9, §1, tweede lid” vervangen door de zinsnede “I 16, §1, tweede lid”.

Art. 54. Artikel X 63 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt vervangen door wat volgt:

“Art. X 63. Als een personeelslid binnen de diensten van de Vlaamse overheid een statutaire proeftijd, een mandaat of een tijdelijke contractuele tewerkstelling opneemt krijgt het personeelslid ambtshalve verlof voor opdracht voor de duur van de statutaire proeftijd, het mandaat of de tijdelijke contractuele aanstelling.

De ambtenaar op proef is van het verlof vermeld in het eerste lid uitgesloten.

Het ambtshalve verlof voor opdracht wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld. Tijdens het verlof heeft het personeelslid geen recht op salaris.”.

Art. 55. Aan deel X, titel 14, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021, wordt een artikel X 100 toegevoegd, dat luidt als volgt:

“Art. X 100. De ambtshalve onbetaalde verloven die zijn aangevat vóór 1 juni 2024 lopen verder overeenkomstig de regelingen die golden bij de toekenning van het verlof.”.

Art. 56. In artikel XI 2 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

“Voor de ambtenaar die voor het eerst werd toegelaten tot de proeftijd of benoemd op basis van een statutaire selectieprocedure die voor 1 juni 2024 werd gepubliceerd, geeft de afschaffing van zijn betrekking geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar of tot ontslag.”.

Art. 57. In artikel XI 8, §1, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021, wordt de zinsnede “I 9, §1, derde lid” vervangen door de zinsnede “I 16, §1, derde lid”.

Art. 58. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2023, wordt een deel XIter ingevoegd, dat luidt als volgt:

Deel XIter. Arbeidsvoorwaarden voor de personeelsleden van de Openbare Psychiatrische Ziekenhuizen (OPZ) Rekem en Geel

Titel 1. Arbeidsvoorwaarden

Art. XIter 1. §1. Het Vlaams personeelsstatuut zoals dit gold op 31 mei 2024 blijft van kracht voor de personeelsleden die voor 1 juni 2024 in dienst waren en vanaf 1 juni 2024 in dienst treden bij het OPZ Rekem of het OPZ Geel.

§2. Door de doorstroom van een functie bij het OPZ Rekem of het OPZ Geel naar een functie bij een andere entiteit van de diensten van de Vlaamse overheid ressorteert een personeelslid onder de toepassing van de bepalingen van de huidige rechtspositieregeling, met behoud van de toepassing van titel 2.

Door de doorstroom van een functie bij een andere entiteit van de diensten van de Vlaamse overheid naar een functie bij het OPZ Rekem of het OPZ Geel ressorteert een personeelslid onder het Vlaams personeelsstatuut zoals dit gold op 31 mei 2024, met behoud van de toepassing van titel 3. De verwijzingen onder titel 3 refereren naar de van kracht zijnde bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut tenzij uitdrukkelijk verwezen naar de bepalingen van het Vlaams personeelsstatuut zoals dit gold op 31 mei 2024.

Titel 2. Doorstroom van een functie bij het OPZ Rekem of het OPZ Geel naar een functie bij een andere entiteit van de diensten van de Vlaamse overheid

Hoofdstuk 1. Personeelsleden in dienst vóór 1 juni 2024

Afdeling 1. Hoedanigheid

Art. XIter. 2. De ambtenaar die onder toepassing van dit hoofdstuk valt, behoudt zijn hoedanigheid van ambtenaar tenzij het een tijdelijke betrekking betreft. De ambtenaar krijgt in dat geval een contract voor bepaalde duur en ambtshalve onbetaald verlof.

Art. XIter. 3. Het contractuele personeelslid dat onder de toepassing van dit hoofdstuk valt en een gezagsfunctie opneemt als vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd, vermeld in deel III, hoofdstuk 2, afdeling 4.

Het contractuele personeelslid, vermeld in het eerste lid, dat een andere functie dan een gezagsfunctie opneemt, behoudt zijn hoedanigheid.

Afdeling 2. Verloning

Art. XIter. 4. Het personeelslid dat via mobiliteit of bevordering overgaat naar een andere graad binnen de diensten van de Vlaamse overheid, wordt ingeschaald in de overeenkomstige salarisschaal van de nieuwe graad, conform artikel VIIbis 16, §1.

De inschaling, vermeld in het eerste lid, gebeurt op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan, met behoud van de geldelijke- en schaalanciënniteit op het moment van de overgang, vermeld in het eerste lid.

Art. XIter. 5. Het contractuele personeelslid, dat via mobiliteit overstapt, kan er vrijwillig voor kiezen om onder het toepassingsgebied van deel VII te ressorteren.

De keuze, vermeld in het eerste lid, wordt gemaakt conform artikel VII 2, §2. De inschaling bij de overstap, vermeld in het eerste lid, gebeurt conform artikel VII 2, §4.

Artikel XIter 6. Artikel VII 5bis en artikel VIIbis 1, derde lid, zijn van toepassing op het personeelslid dat via bevordering overstapt.

Afdeling 3. Ziekteregeling

Art. XIter. 7. De ambtenaar die bij de overstap ambtenaar blijft, valt onder de ziekteregeling, vermeld in artikel X 21. De ziektedagen die een ambtenaar heeft opgenomen vóór de voormelde overstap, worden aangerekend op het ziektekapitaal.

Het contractuele personeelslid dat bij een overstap contractueel blijft, valt onder de ziekteregeling, vermeld in artikel X 20.

Het contractuele personeelslid dat bij een overstap ambtenaar wordt, valt onder de ziekteregeling, vermeld in artikel X 18 en X 19.

Afdeling 4. Aanvullend pensioen

Art. XIter. 8. Het contractuele personeelslid dat onder toepassing van dit hoofdstuk valt, heeft recht op een aanvullend pensioen zoals vermeld in artikel VII 109novies.

Afdeling 5. Ambtshalve pensioen

Art. XIter 9. Aan de hoedanigheid van een ambtenaar die onder de toepassing van dit hoofdstuk valt, kan alleen een einde worden gemaakt in de gevallen, vermeld in artikel XI 1.

Afdeling 6. Evaluatie en raad van beroep

Art. XIter 10. De ambtenaar die onder de toepassing van dit hoofdstuk valt, wordt geëvalueerd conform deel IV.

Afdeling 7. Ontslagbescherming van contractuele personeelsleden

Art. XIter 11. Op het personeelslid dat overstapt naar een andere graad binnen de diensten van de Vlaamse overheid, is, vanaf de datum van de voormelde overstap, deel XI, titel 3, van toepassing.

Hoofdstuk 2. Personeelsleden in dienst vanaf 1 juni 2024

Afdeling 1. Hoedanigheid

Art. XIter 12. De ambtenaar die overstapt naar een functie die niet voorkomt in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, wordt tewerkgesteld met een contractuele tewerkstelling. Hij behoudt zijn hoedanigheid in geval van een niet-vrijwillige overstap gedurende ten minste twee jaar.

Als de ambtenaar, vermeld in het eerste lid, overstapt naar een gezagsfunctie, vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, behoudt hij zijn hoedanigheid.

Art. XIter 13. Het contractuele personeelslid dat overstapt naar een gezagsfunctie, vermeld in de lijst die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd, wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd, vermeld in deel III, hoofdstuk 2, afdeling 4.

Als het contractuele personeelslid, vermeld in het eerste lid, overstapt naar een andere functie dan een gezagsfunctie behoudt hij zijn hoedanigheid.

Afdeling 2. Verloning

Art. XIter 14. Het personeelslid dat via mobiliteit of bevordering overgaat naar een andere graad binnen de diensten van de Vlaamse overheid, wordt ingeschaald in de overeenkomstige salarisschaal van de nieuwe graad, conform artikel VIIbis 16, §1.

De inschaling, vermeld in het eerste lid, gebeurt op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan, met behoud van de geldelijke- en schaalanciënniteit op het moment van de overgang, vermeld in het eerste lid.

Art. XIter 15. Het personeelslid ressorteert vanaf de datum van de overgang onder de toepassing van deel VII als de overgang de eerste dag van de maand plaatsvindt. Bij een overgang in de loop van de maand ressorteert het personeelslid onder de toepassing van deel VII vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de overgang.

De inschaling gebeurt conform artikel VII 2, §4.

Afdeling 3. Ziekteregeling

Art. XIter 16. Op de ambtenaar die onder de toepassing van dit hoofdstuk valt, is de ziekteregeling, vermeld in artikel X 18 en X 19 van toepassing.

Op het contractuele personeelslid dat onder de toepassing van dit hoofdstuk valt, is de ziekteregeling, vermeld in artikel X 20 van toepassing.

Afdeling 4. Aanvullend pensioen

Art. XIter 17. Het contractuele personeelslid dat onder de toepassing van dit hoofdstuk valt, heeft recht op een aanvullend pensioen, als vermeld in artikel VII 109novies.

Afdeling 5. Ambtshalve pensioen

Art. XIter 18. Aan de hoedanigheid van een ambtenaar die onder de toepassing van dit hoofdstuk valt, kan alleen een einde worden gemaakt in de gevallen, vermeld in artikel XI 1.

Afdeling 6. Evaluatie en raad van beroep

Art. XIter 19. De ambtenaar die onder de toepassing van dit hoofdstuk valt, wordt geëvalueerd conform deel IV.

Afdeling 7. Ontslagbescherming contractuele personeelsleden

Art. XIter 20. Op het contractuele personeelslid dat overstapt naar een andere graad binnen de diensten van de Vlaamse overheid, is, vanaf de datum van de voormelde overstap, deel XI, titel 3, van toepassing.

Titel 3. Doorstroom van een functie bij een andere entiteit van de diensten van de Vlaamse overheid naar een functie bij het OPZ Geel of het OPZ Rekem

Hoofdstuk 1. Personeelsleden in dienst vóór 1 juni 2024

Afdeling 1. Hoedanigheid

Art. XIter 21. De ambtenaar die een statutaire functie bij het OPZ Geel of OPZ Rekem opneemt wordt statutair benoemd in de nieuwe graad conform de bepalingen van deel III en deel VI van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024 . Ingeval van een bevordering zijn de regels van deel VI, titel 5 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024 van toepassing. De ambtenaar wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd conform artikel VI 36 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

De ambtenaar krijgt voor de duur van de statutaire proeftijd, vermeld in het eerste lid, ambtshalve verlof voor opdracht zoals bedoeld in artikel X 63.

De ambtenaar die een contractuele functie opneemt, kijft een contract voor bepaalde of onbepaalde duur

De ambtenaar krijgt ambtshalve verlof voor opdracht. In afwijking van artikel X 63 is dit verlof beperkt tot twee jaar.

Art. XIter 22. Het contractuele personeelslid dat een statutaire functie opneemt bij het OPZ Geel of OPZ Rekem, wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd in de nieuwe graad. conform deel III, hoofdstuk 3 of artikel VI 18, §2, tweede lid van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Het contractuele personeelslid krijgt voor de duur van de statutaire proeftijd, vermeld in het eerste lid, ambtshalve verlof voor opdracht.

Art. XIter 23. Het contractuele personeelslid dat een contractuele functie opneemt krijgt een contract van bepaalde of onbepaalde duur.

Afdeling 2. Verloning

Art. XIter 24. Een ambtenaar die bezoldigd wordt conform artikel VIIbis 16, §1, en via mobiliteit of bevordering overgaat naar een statutaire functie bij het OPZ Geel of OPZ Rekem, wordt ingeschaald op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan conform de bepalingen van deel VI, titel 4 of 5 in samenlezing met deel VII, titel 1 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

De inschaling, vermeld in het eerste lid, gebeurt met behoud van de opgebouwde geldelijke- en schaalanciënniteit.

Art. XIter 25. Een ambtenaar op wie artikel VII 12 van toepassing is, die via mobiliteit of bevordering overgaat naar een statutaire functie bij het OPZ Geel of OPZ Rekem, wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Om de geldelijke anciënniteit te bepalen is artikel VII 3 van toepassing.

De ambtenaar, vermeld in het eerste lid, behoudt het salaris dat hij kreeg vóór de overstap, tot hij in de nieuwe loopbaan een salaris krijgt dat tenminste daaraan gelijk is.

Art. XIter 26. Een ambtenaar die bezoldigd wordt conform artikel VIIbis 16, §1, en bij het OPZ Geel of OPZ Rekem een contractuele functie opneemt wordt bezoldigd in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

De persoon, vermeld in het eerste lid, behoudt tenminste de geldelijke anciënniteit die hij bezat op het moment van het opnemen van de contractuele functie.

Art. XIter 27. Een ambtenaar die bezoldigd wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel VII 12, en een contractuele functie opneemt bij het OPZ Geel of het OPZ Rekem, wordt verloond in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Om de geldelijke anciënniteit te bepalen, is artikel VII 3 van toepassing.

Art. XIter 28. Het contractuele personeelslid, dat bezoldigd wordt conform artikel VIIbis 9, dat een statutaire functie opneemt bij het OPZ Geel of OPZ Rekem wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, behoudt ten minste de geldelijke anciënniteit die hij bezat op het moment van het opnemen van de nieuwe statutaire functie.

Als een functionele loopbaan verbonden is aan de contractuele functie, vermeld in het eerste lid, gebeurt de inschaling op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan volgens de bepalingen in deel VI en deel VII van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Art. XIter. 29. Het contractuele personeelslid dat bezoldigd wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel VII 12 en een statutaire betrekking opneemt bij het OPZ Geel en het OPZ Rekem, wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Om de geldelijke anciënniteit te bepalen, is artikel VII 3 van toepassing.

Art. XIter. 30. Het contractuele personeelslid dat bezoldigd wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel VII 12, en dat een contractuele functie opneemt bij het OPZ Geel en het OPZ Rekem, wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de functie in kwestie, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, behoudt ten minste de geldelijke anciënniteit die hij bezat op het moment van het opnemen van de nieuwe contractuele functie.

Art. XIter 31. Het contractuele personeelslid, vermeld in artikel VIIbis 9, dat een contractuele functie opneemt bij het OPZ Geel of OPZ Rekem wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, behoudt ten minste de geldelijke anciënniteit die hij bezat op het moment van het opnemen van de nieuwe contractuele functie.

Hoofdstuk 2. Personeelsleden in dienst vanaf 1 juni 2024

Afdeling 1. Hoedanigheid

Art. XIter 32. De ambtenaar die een statutaire functie opneemt bij het OPZ Geel of OPZ Rekem, wordt statutair benoemd in de nieuwe graad conform de bepalingen van deel III of deel VI van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024. In geval van een bevordering zijn de regels van deel VI, titel 5 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024 van toepassing. De ambtenaar wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd conform artikel VI 36 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

De ambtenaar krijgt voor de duur van de statutaire proeftijd, vermeld in het eerste lid, ambtshalve verlof voor opdracht zoals bedoeld in artikel X 63.

Art. XIter 33. De ambtenaar die een contractuele functie opneemt bij het OPZ Geel of OPZ Rekem krijgt een contract van bepaalde of onbepaalde duur.

Als een contractuele functie wordt opgenomen naar aanleiding van een beslissing van de Vlaamse Regering, behoudt het personeelslid zijn statutaire functie gedurende ten minste twee jaar.

De ambtenaar krijgt ambtshalve verlof voor opdracht. In afwijking van artikel X 63 is dit verlof beperkt tot twee jaar.

Art. XIter 34. Het contractuele personeelslid dat een statutaire functie opneemt bij het OPZ Geel of OPZ Rekem wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd in de nieuwe graad conform deel III, hoofdstuk 3 of artikel VI 18, §2, tweede lid van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Het contractuele personeelslid krijgt voor de duur van de statutaire proeftijd, vermeld in het eerste lid, ambtshalve verlof voor opdracht zoals bedoeld in artikel X 63.

Art. XIter 35. Het contractuele personeelslid dat een contractuele functie opneemt bij het OPZ Geel of Rekem, krijgt een contract van bepaalde of onbepaalde duur.

Afdeling 2. Verloning

Art. XIter 36. Een ambtenaar op wie artikel VII 12 van toepassing is, die via mobiliteit of bevordering overgaat naar een statutaire functie bij het OPZ Geel of OPZ Rekem, wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Om de geldelijke anciënniteit te bepalen is artikel VII 3 van toepassing.

De ambtenaar, vermeld in het eerste lid, behoudt het salaris dat hij kreeg vóór de overstap, tot hij in de nieuwe loopbaan een salaris krijgt dat tenminste daaraan gelijk is.

Art. XIter 37. Een ambtenaar die bezoldigd wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel VII 12, en een contractuele functie opneemt bij het OPZ Geel of het OPZ Rekem, wordt verloond in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Om de geldelijke anciënniteit te bepalen, is artikel VII 3 van toepassing.

Art. XIter. 38. Het contractuele personeelslid dat bezoldigd wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel VII 12 en een statutaire betrekking opneemt bij het OPZ Geel en het OPZ Rekem, wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de nieuwe graad, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Om de geldelijke anciënniteit te bepalen, is artikel VII 3 van toepassing.

Art. XIter. 39. Het contractuele personeelslid dat bezoldigd wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel VII 12, en dat een contractuele functie opneemt bij het OPZ Geel en het OPZ Rekem, wordt ingeschaald in de beginsalarisschaal van de functie in kwestie, zoals voorzien in artikel VII 12 van het Vlaams personeelsstatuut zoals het gold op 31 mei 2024.

Het personeelslid, vermeld in het eerste lid, behoudt ten minste de geldelijke anciënniteit die hij bezat op het moment van het opnemen van de nieuwe contractuele functie.

Art. 59. Bijlage 4 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 6 september 2019 en 24 januari 2022, wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Hoofstuk 2. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen

Art. 60. Aan artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2015 tot regeling van de delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de hoofden van de departementen en van de intern verzelfstandigde agentschappen wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt:

“De bevoegdheden die decretaal zijn toegewezen aan gezagsfuncties zoals gedefinieerd in en vermeld in bijlage 4 bij het Vlaams personeelsstatuut van 13 juni 2006, zijn niet delegeerbaar.”.

Hoofdstuk 3. Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2020 tot vaststelling van de regels voor het algemene personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid, de Vlaamse openbare instellingen en de strategische adviesraad SERV en voor het specifieke personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid

Art. 61. Artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2020 tot vaststelling van de regels voor het algemene personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid, de Vlaamse openbare instellingen en de strategische adviesraad SERV en voor het specifieke personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid wordt vervangen door wat volgt:

“Art. 6. De functioneel bevoegde minister vraagt het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, als:
1° een voorstel van beslissing, dat opgenomen is in een nota aan de Vlaamse Regering een verhoging van het personeelsaantal inhoudt;
2° een voorontwerp van decreet een impact heeft op de lijst met gezagsfuncties, opgenomen in bijlage 4 bij het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.”.

Hoofdstuk 4. Opheffing van het ministerieel besluit van 14 mei 2008 houdende de vaststelling van de bijkomende of specifieke opdrachten bij de diensten van de Vlaamse overheid

Art. 62. Het ministerieel besluit van 14 mei 2008 houdende de vaststelling van de bijkomende of specifieke opdrachten bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt opgeheven.

Art. 63. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2024.

Art. 64. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 maart 2024

De minister-president van de Vlaamse Regering,

Jan JAMBON

De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen

Gwendolyn RUTTEN