Gedaan met laden. U bevindt zich op: WB 81 - BVR 29 maart 2024 (4) Overzicht wijzigende besluiten VPS

WB 81 - BVR 29 maart 2024 (4)

29 maart 2024 - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de modernisering van het hr-beleid, ziekteregeling

Rechtsgronden

Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
- het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
- het Bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel III.23.

Vormvereisten

De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, heeft zijn akkoord gegeven op 23 maart 2023.
- Het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 423.1341 gesloten op 12 januari 2024.
- De Raad van State heeft advies nr. 75.503/3 gegeven op 18 maart 2024, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer

Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.

Na beraadslaging,

DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1. In artikel VII 20 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2021, wordt paragraaf 6 vervangen door wat volgt:

Ҥ6. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van een ambtenaar worden niet verminderd gedurende de volgende verloven:
1° het geboorteverlof waarin de ambtenaar geen recht heeft op een volledig salaris;
2° het ziekteverlof waarin de ambtenaar recht heeft op een herleid salaris.”.

Art. 2. Aan artikel X 10, vijfde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:

“5° het ziekteverlof waarin de ambtenaar recht heeft op een herleid salaris.”.

Art. 3. In deel X van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2022, wordt titel 4, die bestaat uit artikel X 17 tot en met X 24, vervangen door wat volgt:

“Titel 4. Ziekteverlof

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Art. X 17. §1. Het personeelslid dat niet in staat is om zijn werk te verrichten door een ziekte of een ongeval, is arbeidsongeschikt.

Arbeidsongeschiktheid heeft altijd betrekking op een volledige werkdag.

Een nieuwe periode van arbeidsongeschiktheid wordt geacht te beginnen ten opzichte van een vorige periode van arbeidsongeschiktheid, als zij is voorafgegaan door een daadwerkelijke werkhervatting, of wanneer het personeelslid kan aantonen dat het werkelijk arbeidsgeschikt is geweest tussen beide periodes.

§2. Het personeelslid dat afwezig is wegens arbeidsongeschiktheid, heeft ziekteverlof.

§3. Tenzij het anders bepaald is, wordt het ziekteverlof gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

§4. Het personeelslid dat zijn werkdag daadwerkelijk heeft aangevat, maar het werk niet kan voortzetten door een ziekte die of een ongeval dat zich voordoet in de loop van die werkdag, behoudt het recht op salaris voor die dag. De voormelde dag telt niet als een dag ziekteverlof.

§5. De Vlaamse minister van Bestuurszaken bepaalt de minimale voorwaarden en modaliteiten met betrekking tot de re-integratie van de ambtenaren en contractuele personeelsleden in uitvoering van de Codex over het Welzijn op het Werk.

Hoofdstuk 2. Verloningsregeling tijdens de arbeidsongeschiktheid in geval van ziekte of ongeval van gemeen recht

Art. X 18 §1. Gedurende de eerste zestig dagen van de arbeidsongeschiktheid door een ziekte of een ongeval van gemeen recht behoudt de ambtenaar zijn salaris overeenkomstig zijn prestatieregime.

De periode van zestig dagen, vermeld in het eerste lid, start op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid.

§2. Als een contractueel personeelslid de statutaire proeftijd aanvat bij de diensten van de Vlaamse overheid tijdens een periode waarin hij de aanvulling ontvangt, vermeld in artikel X 20, §2, 2°, a), in voorkomend geval samen gelezen met artikel X 20, §3, eerste lid, is paragraaf 1 van toepassing voor de resterende periode van de zestig dagen, vermeld in paragraaf 1.

Art. X 19. §1. De ambtenaar ontvangt vanaf de volgende tijdstippen de volgende herleide salarissen:
1° 80% van het salaris overeenkomstig de prestatieregime vanaf de eenenzestigste dag arbeidsongeschiktheid.
2° 75% van het salaris overeenkomstig de prestatieregime vanaf de honderdeenentachtigste dag van de arbeidsongeschiktheid.

§2. Als een contractueel personeelslid de statutaire proeftijd aanvat bij de diensten van de Vlaamse overheid tijdens een periode waarin hij de aanvulling ontvangt, vermeld in artikel X 20, §2, 2°, b), in voorkomend geval samen gelezen met artikel X 20, §4, tweede lid, is paragraaf 1, 1° van toepassing tot en met de honderdtachtigste dag van de arbeidsongeschiktheid.

Als een contractueel personeelslid na de honderdtachtigste dag van de arbeidsongeschiktheid de statutaire proeftijd aanvat bij de diensten van de Vlaamse overheid, is paragraaf 1, 2° van toepassing voor de resterende periode van de arbeidsongeschiktheid.

§3. Als zich na het einde van een periode van arbeidsongeschiktheid waarin de ambtenaar in kwestie recht had op het salaris, vermeld in artikel X 18, §1, binnen de veertien dagen waarin een werkhervatting heeft plaatsgevonden een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet, heeft de voormelde ambtenaar niet opnieuw recht op het salaris, vermeld in artikel X 18, §1.

De periode van veertien dagen, vermeld in het eerste lid, start op de dag die volgt op het einde van de vorige periode waarvoor toepassing gemaakt werd van artikel X 18, §1.

Het salaris, vermeld in artikel X 18, §1, is wel verschuldigd:
1° voor het resterend gedeelde van de zestig dagen, vermeld in artikel X 18, §1, als deze periode van zestig dagen tijdens de vorige periode van arbeidsongeschiktheid niet volledig werd uitgeput. Vanaf de eenenzestigste dag is de regeling van paragraaf 1, 1°, van toepassing.
2° als het personeelslid met een geneeskundig getuigschrift bewijst dat de nieuwe arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte of aan een ander ongeval.

§4. Als zich na het einde van een periode van arbeidsongeschiktheid waarin de ambtenaar het herleide salaris, vermeld in paragraaf 1, 1° heeft ontvangen, binnen de veertien dagen na een werkhervatting een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet, behoudt de ambtenaar het herleid salaris tot en met de honderdtwintigste dag na de zestigste dag, vermeld in artikel X 18, §1, in voorkomend geval samen gelezen met artikel X 19, §3, derde lid, 1°.

Het herleid salaris, vermeld in paragraaf 1, 1°, is wel verschuldigd voor het resterend gedeelte van de periode van het herleid salaris, vermeld in paragraaf 1, 1°, als dit herleid salaris tijdens de vorige periode van arbeidsongeschiktheid niet volledig werd uitgeput. In voorkomend geval is de regeling van paragraaf 1, 2°, van toepassing zodra het herleid salaris volledig is uitgeput.

Als de ambtenaar evenwel met een geneeskundig getuigschrift bewijst dat de nieuwe arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte of aan een ander ongeval, dan heeft het personeelslid opnieuw recht op het salaris, vermeld in artikel X 18, §1.

Als zich na het einde van een periode van arbeidsongeschiktheid waarin de ambtenaar het herleide salaris, vermeld in paragraaf 1, 2° ontvangt, binnen veertien dagen waarin een werkhervatting heeft plaatsgevonden een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet, behoudt de ambtenaar het herleide salaris. Als de ambtenaar evenwel met een geneeskundig getuigschrift bewijst dat de nieuwe arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte of aan een ander ongeval, dan heeft het personeelslid opnieuw recht op het salaris, vermeld in artikel X 18, §1.

§5. Paragraaf 3 en 4 zijn niet van toepassing in periodes van arbeidsongeschiktheid als vermeld in paragraaf 6.

§6. De ambtenaar die tijdens een verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte opnieuw arbeidsongeschikt wordt, ontvangt een herleid salaris, dat wordt berekend op het percentage dat de ambtenaar afwezig is wegens ziekteverlof. Het herleide salaris, vermeld in het eerste lid, bedraagt:

1° 80% van het salaris als de ambtenaar het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte heeft aangevat in de periode van zestig dagen, vermeld in artikel X 18, §1. De ambtenaar behoudt het voormelde herleide salaris gedurende de eerste honderdtachtig dagen, te rekenen vanaf de eerste dag van de eerste periode van arbeidsongeschiktheid die is gestart tijdens het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte waarin de ambtenaar het salaris, vermeld in artikel X 18, §1 ontvangt. Vanaf de honderdeenentachtigste dag na het begin van de voormelde eerste periode van arbeidsongeschiktheid ontvangt hij een herleid salaris van 75%;

2° 80% van het salaris als de ambtenaar het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte heeft aangevat in de periode vermeld in paragraaf 1, 1°. De ambtenaar behoudt het voormelde herleide salaris gedurende de eerste honderdtachtig dagen, te rekenen vanaf de eerste dag van de eerste periode van arbeidsongeschiktheid die is gestart tijdens het verlof voor deeltijdse prestaties Pagina 5 van 10 wegens ziekte waarin de ambtenaar het herleide salaris, vermeld in paragraaf 1, 1° ontvangt. De dagen van arbeidsongeschiktheid die aan het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte zijn voorafgegaan en waarvoor de ambtenaar een herleid salaris als vermeld in paragraaf 1, 1°, heeft gekregen, worden in mindering gebracht. Na voormelde periode van honderdtachtig dagen ontvangt hij een herleid salaris van 75%;

3° 75% van het salaris als de ambtenaar het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte heeft aangevat in de periode vermeld in paragraaf 1, 2°.

Art. X 20. §1. Het contractuele personeelslid dat arbeidsongeschikt is door een ziekte of een ongeval van gemeen recht, krijgt de toepasselijke loonregeling vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, samen gelezen met artikel VII 8.

In de periodes waarin de arbeidsovereenkomst is geschorst door ziekte of een ongeval van gemeen recht, en waarin het personeelslid geen aanspraak maakt op de hierboven vermelde loonregeling, heeft het contractuele personeelslid recht op een aanvulling op de ziekte-uitkering, gefinancierd door de werkgever.

De aanvulling op de ziekte-uitkering wordt uitbetaald via een externe beheerder zoals voorzien in artikel 3, §1van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen.

In afwachting van de toewijzing van deze opdracht aan en uitbetaling door een externe beheerder, betaalt de werkgever zelf de aanvulling uit, uitgezonderd voor de personeelsleden die een invaliditeitsuitkering ontvangen als vermeld in artikel 93 van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Die personeelsleden hebben recht op een aanvulling vanaf de uitbetaling ervan door een externe beheerder.

§2. Voor de aanvulling, vermeld in paragraaf 1, gelden de volgende regels:

1° de volgende personeelsleden zijn uitgesloten van deze aanvulling:
a) het personeelslid met een arbeidsovereenkomst voor studenten;
b) het personeelslid dat niet onder de Belgische sociale zekerheid valt;
c) het personeelslid van Sport Vlaanderen met een arbeidsovereenkomst voor occasioneel personeel;
d) de occasionele lesgever van de VDAB, vermeld in artikel 1, 10°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 houdende de agentschapspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
e) het personeelslid dat behoort tot het instructie- en technisch omkaderingspersoneel van de VDAB dat voor 1 juni 2024 in dienst is, met uitzondering van het personeelslid dat voor 1 juni 2024 in dienst is en er vrijwillig en definitief voor kiest om onder het toepassingsgebied van deze bepaling te vallen.

2° de som van de aanvulling, de ziekte-uitkering en in voorkomend geval, het aanvullende loon, vermeld in artikel VII 8 bedraagt:
a) 100% van het bruto belastbare salaris vanaf de eerste dag tot en met de zestigste dag van de arbeidsongeschiktheid;
b) 80% van het bruto belastbare salaris vanaf de eenenzestigste dag tot en met de honderdtachtigste dag van de arbeidsongeschiktheid;
c) 75% van het bruto belastbare salaris vanaf de honderdeenentachtigste dag van de arbeidsongeschiktheid;

3° de aanvulling is niet verschuldigd als de arbeidsovereenkomst geschorst is door arbeidsongeschiktheid tijdens een periode van een gedeeltelijke werkhervatting met toepassing van artikel X 24quater, §4.

§3. Als zich na het einde van een periode van arbeidsongeschiktheid waarin contractuele personeelslid in kwestie recht had op de aanvulling, vermeld in paragraaf 2, 2°, a), binnen veertien dagen waarin een werkhervatting heeft plaatsgevonden een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet, heeft het contractuele personeelslid niet opnieuw recht op de aanvulling, vermeld in paragraaf 2, 2°, a).

De periode van veertien dagen, vermeld in het eerste lid, start op de dag die volgt op het einde van de vorige periode waarvoor toepassing gemaakt werd van paragraaf 2, 2°, a).

De in artikel X 20, §2, 2°, a) bedoelde aanvulling is wel verschuldigd:

1° voor het resterend gedeelde van de zestig dagen, vermeld in paragraaf 2, 2°; a), als deze periode van zestig dagen tijdens de vorige periode van arbeidsongeschiktheid niet volledig werd uitgeput. Vanaf de eenenzestigste dag geldt de regeling van in artikel X 20, §2, 2°, b).

2° als het personeelslid met een geneeskundig getuigschrift bewijst dat de nieuwe arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte of aan een ander ongeval.

§4. Als zich na het einde van een periode van arbeidsongeschiktheid waarin het contractuele personeelslid dat de aanvulling, vermeld in paragraaf 2, 2°, b) ontving, binnen veertien dagen waarin een werkhervatting heeft plaatsgevonden een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet, behoudt het personeelslid de voormelde aanvulling tot uiterlijk de honderdtwintigste dag na de zestigste dag, vermeld in paragraaf 2, 2°, a), in voorkomend geval samen gelezen met paragraaf 3, derde lid, 1°.

De aanvulling, vermeld in paragraaf 2, 2°, b) is wel verschuldigd voor het resterend gedeelde van de periode van de aanvulling, vermeld in paragraaf 2, 2°, b), als die aanvulling tijdens de vorige periode van arbeidsongeschiktheid niet volledig werd uitgeput. In voorkomend geval is de regeling van paragraaf 2, 2°, c), van toepassing zodra de aanvulling volledig is uitgeput.

Als het contractuele personeelslid evenwel met een geneeskundig getuigschrift bewijst dat de nieuwe arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte of aan een ander ongeval, dan heeft het personeelslid opnieuw recht op de in artikel X 20, §2, 2°, a) bedoelde aanvulling.

§5. Als zich na het einde van een periode van arbeidsongeschiktheid waarin het contractuele personeelslid dat de aanvulling, vermeld in paragraaf 2, 2°, c) ontving, binnen veertien dagen een nieuwe arbeidsongeschiktheid voordoet na een werkhervatting, behoudt het personeelslid de voormelde aanvulling.

Als het contractuele personeelslid evenwel met een geneeskundig getuigschrift bewijst dat de nieuwe arbeidsongeschiktheid te wijten is aan een andere ziekte of aan een ander ongeval, dan heeft het personeelslid opnieuw recht op de in artikel X 20, §2, 2°, a) bedoelde aanvulling.

Art. X 21. In afwijking van artikel X 18 en X 19 behoudt de ambtenaar zijn salaris tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid als die ambtenaar aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

1° voor 1 juni 2024 is die ambtenaar benoemd of toegelaten tot de statutaire proeftijd;
2° die ambtenaar treedt in dienst na 31 mei 2024 in een statutaire betrekking die voor 1 juni 2024 werd vacant verklaard.

Hoofdstuk 3. Controle op de arbeidsongeschiktheid

Art. X 22. §1. Het personeelslid met ziekteverlof staat onder het toezicht van een geneeskundig controleorgaan. Het geneeskundig controleorgaan wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.

§2. Indien het personeelslid niet akkoord gaat met de beslissing van de controlearts, kan hij een beroep doen op een arbitrageprocedure.

§3. In het arbeidsreglement worden de nadere bepalingen over de ziektemelding, het ziekteattest en ziektecontrole en de arbitrageprocedure vastgesteld.

Hoofdstuk 4. Doorverwijzing naar de federale medische dienst bevoegd voor de definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar

Art. X 23.De lijnmanager kan de ambtenaar voor onderzoek doorverwijzen naar de federale dienst die bevoegd is voor de definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar, onder de hieronder bepaalde voorwaarden:
1° de ambtenaar is gedurende een onafgebroken periode van negen maanden arbeidsongeschikt; en
2° er loopt geen re-integratietraject bedoeld in de codex over het welzijn op het werk voor de ambtenaar.

De termijn van negen maanden is niet langer onafgebroken wanneer de ambtenaar effectief het werk hervat, tenzij de ambtenaar binnen de eerste veertien dagen van deze werkhervatting opnieuw arbeidsongeschikt wordt, in welk geval deze termijn wordt geacht onafgebroken te zijn.

Art. X 24. §1. De ambtenaar die arbeidsongeschikt is, heeft ook na de doorverwijzing naar de federale medische dienst bevoegd voor de definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar, ziekteverlof.

§2. Indien de federale medische dienst bevoegd voor de definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar meedeelt dat een ambtenaar een onderzoek in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling heeft belemmerd of geweigerd, dan vraagt de lijnmanager aan de ambtenaar om de redenen hiervan mee te delen binnen de veertien dagen. Indien de ambtenaar geen gevolg geeft aan deze vraag of geen geldige reden aantoont, wordt zijn ziekteverlof gelijkgesteld met de administratieve toestand van non-activiteit vanaf de dag waarop hij het onderzoek heeft belemmerd of geweigerd, tot de dag waarop hij het werk herneemt of uit dienst treedt.

Art. X 24bis.§1. In afwijking van artikel X 23 kan de lijnmanager de ambtenaar die:
1° voor 1 juni 2024 is benoemd of toegelaten tot de statutaire proeftijd;
2° wordt toegelaten tot de statutaire proeftijd na 31 mei 2024 in een statutaire betrekking die voor 1 juni 2024 werd vacant verklaard. en die tijdens zijn loopbaan 666 werkdagen afwezig is geweest wegens ziekte naar de federale medische dienst bevoegd voor de definitieve ongeschiktverklaring doorverwijzen.

De berekening van de afwezigheid wegens ziekte van de ambtenaren met een specifieke werktijdregeling gebeurt pro rata.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt rekening gehouden met de dagen van ziekteverlof die de ambtenaar in zijn hoedanigheid van ambtenaar heeft opgenomen voor en na 1 juni 2024 en met de dagen waarop men afwezig was als gevolg van verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte.

§2. Artikel X 24 is overeenkomstig van toepassing.

Hoofdstuk 5. Verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte

Art. X 24ter. §1. Een ambtenaar die arbeidsongeschikt is door een ziekte of ongeval van gemeen recht kan in het kader van de re-integratie in een voltijds arbeidsregime de arbeid deeltijds hervatten onder de vorm van een verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte.

Het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte wordt toegekend door het geneeskundig controleorgaan, dat eveneens de duurtijd van het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte als het prestatieregime tijdens het verlof voor de deeltijdse prestaties wegens ziekte bepaalt.

De duurtijd vermeld in het tweede lid, bedraagt maximaal drie maanden en kan voor zover het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte blijft bijdragen tot de voltijdse hervatting van de arbeid, meermaals worden verlengd met een periode van maximaal drie maanden.

Het prestatieregime vermeld in het tweede lid bedraagt minimaal 50% van een voltijdse arbeidsduur.

§2. Het verlof voor deeltijdse prestaties vermeld in paragraaf 1 is gedurende de eerste zes maanden van het re-integratietraject een recht.

Vanaf de honderdeenentachtiste dag kan het verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte, na advies van het geneeskundig controleorgaan, worden toegestaan als het blijft bijdragen tot de voltijdse re-integratie van de ambtenaar en de lijnmanager instemt met de verderzetting van de deeltijdse prestaties wegens ziekte.

Van het minimum prestatieregime vermeld in paragraaf 1, vierde lid, kan worden afgeweken als de lijnmanager hiermee instemt.

§3. De afwezigheid van de ambtenaar tijdens de periode van een verlof voor deeltijdse prestaties wegens ziekte wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld.

Het contractuele personeelslid bevindt zich in dienstactiviteit, maar ontvangt geen salaris voor de periodes van afwezigheid waarvoor het een ziekte-uitkering, of een andere inkomensvervangende uitkering ontvangt.

§4. Aan het contractuele personeelslid wordt de gedeeltelijke werkhervatting toegekend overeenkomstig de regels die zijn opgenomen in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de ZIV-wetgeving. Tijdens de gedeeltelijke werkhervatting wordt het personeelslid niet beschouwd als arbeidsongeschikt.

De gedeeltelijke werkhervatting is gedurende de eerste zes maanden een recht. Vanaf de honderdeenenzestigste dag kan de gedeeltelijke werkhervatting, na advies van de adviserend arts van de mutualiteit, verder worden toegekend als de lijnmanager hiermee instemt.

Een contractueel personeelslid kan het werk gedeeltelijk hervatten met een arbeidsregime dat minder dan 50% van een voltijdse arbeidsduur bedraagt als de lijnmanager hiermee instemt.

Hoofdstuk 6. Arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval, beroepsziekte, ongeval op weg van en naar het werk of een ongeval van gemeen recht veroorzaakt door een derde

Art. X 24quater. §1. Het personeelslid dat arbeidsongeschikt is als gevolg van een van volgende oorzaken, heeft ziekteverlof:
1° een arbeidsongeval;
2° een beroepsziekte;
3° een ongeval op de weg van en naar het werk;
4° een ongeval van gemeen recht dat is veroorzaakt door een derde.

§2. Tijdens het ziekteverlof dat het gevolg is van een arbeidsongeval, een beroepsziekte of een ongeval op de weg van en naar het werk behoudt het personeelslid zijn salaris overeenkomstig zijn prestatieregime.

§3. De lijnmanager neemt de juridische beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg van en naar het werk en met betrekking tot de toekenning van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg van en naar het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.

Indien de tijdelijke arbeidsongeschiktheid minder dan dertig kalenderdagen duurt en indien het personeelslid een medisch attest van genezing zonder blijvende arbeidsongeschiktheid indient, deelt de lijnmanager per aangetekend schrijven een beslissing tot genezenverklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid mee aan het personeelslid.

§4. De ambtenaar ontvangt in de gevallen vermeld in paragraaf 1 het salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen is.

De Vlaamse Gemeenschap, het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, het extern verzelfstandigd agentschap, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs treedt in het geval, vermeld in het eerste lid, tot het bedrag van het salaris van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die het personeelslid mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval.”

Art. 4. In artikel XI 3, eerste lid, 2° worden de woorden “na uitputting van het ziektecontingent” geschrapt.

Art. 5. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2024.

Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 maart 2024

De minister-president van de Vlaamse Regering,

Jan JAMBON

De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen

Gwendolyn RUTTEN