Standaardtaal - Verschillen tussen België en Nederland
Zowel Vlamingen als Nederlanders spreken Nederlands. Hun woordenschat en grammatica zijn nagenoeg identiek. Hebben, van, zeven, verboden, schort, verstoppen, slingerplant, de, grot, paljas: Vlamingen en Nederlanders kennen en gebruiken die woorden. Het belangrijkste verschil is dat ze die met een andere, meestal onmiddellijk herkenbare tongval uitspreken. Soms zijn de uitspraakverschillen opvallender: zo neemt een Nederlander de [trem] naar de [teeraapuit] en gaat een Vlaming met de [tram] naar de [teeraapeut]. Die verschillende uitspraken leveren weinig problemen op. Het Nederlands dat Nederlanders en Vlamingen gemeen hebben, is ‘standaardtaal in het hele taalgebied’.
Zijn er verder dan helemaal geen verschillen? Natuurlijk wel. Als u even naar een Nederlands tv-journaal kijkt, valt het meteen op: de Nederlandse nieuwslezer zegt dingen soms anders dan zijn Vlaamse collega. Een Nederlander die naar een VRT-journaal kijkt, valt hetzelfde op. Beide nieuwslezers spreken een vorm van het Nederlands die hun eigen kijkerspubliek als verzorgd en als standaardtaal beschouwt, maar er zitten woorden en uitdrukkingen bij die in het andere deel van het taalgebied onbekend zijn, wat exotisch klinken of een andere betekenis hebben. Die woorden, constructies en ‘manieren van zeggen’ behoren alleen in het noordelijke of het zuidelijke deel van het taalgebied tot de standaardtaal, dat wil zeggen dat ze alleen daar algemeen bekend en bruikbaar zijn.
Vaak zijn taalgebruikers zich niet bewust van de geografische gebruiksbeperking. Neem de uitdrukking vijgen na Pasen. Die klinkt Vlamingen heel gewoon en vertrouwd in de oren. Nederlanders kennen vijgen na Pasen niet. Zij zeggen mosterd na de maaltijd, een uitdrukking die in België dan weer veel minder bekend is.
Standaardtaal in België
Er bestaan dus woorden en combinaties die alleen in Nederland gangbaar zijn, net zoals er ook woorden en combinaties zijn die – zonder tussentaal of dialect te zijn – alleen in België worden gebruikt. Hier volgen een aantal categorieën van woorden en uitdrukkingen die standaardtaal in België zijn.
1. Woorden voor cultuurgebonden fenomenen die typisch zijn voor de (Nederlandstalige) Belgische samenleving
Het gaat om overheidsinstellingen, onderwijsvormen, streekgebonden gewoonten en gerechten, religieuze gebruiken enzovoort. Die cultuurgebonden fenomenen komen in Nederland niet voor.
- arrondissement, belfort, Chiro, doopsuiker, eindtermen, franskiljon, gewestweg, kajotter, leurderskaart, maaltijdcheque, nieuwjaarsbrief, onderzoeksrechter, paasklok, reuzenommegang, schepencollege, tso, vieruurtje, waterzooi, zeeklas
2. Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen waarvoor in Nederland geen specifieke tegenhangers bestaan en die daar doorgaans worden omschreven
Het gaat om fenomenen of betekenisinhouden die ook in Nederland bestaan, maar waarvoor Nederlanders geen specifieke woorden of uitdrukkingen hebben. Een Nederlander kent de uitdrukking een baksteen in de maag hebben bijvoorbeeld niet en zal een omschrijving gebruiken als een eigen huis willen (laten) bouwen.
standaardtaal in België | omschrijving |
dovemansgesprek | dialoog tussen mensen die elkaar niet willen of kunnen begrijpen |
heenronde | eerste helft van een competitie |
langspeelfilm | film met een lange speelduur |
vluchtmisdrijf | het doorrijden na een ongeval te hebben veroorzaakt |
waterkans(je) | heel onzekere, uiterst kleine kans |
de hoofdvogel afschieten | de hoofdprijs winnen; een flater slaan, blunderen |
een straatje zonder eind | een uitzichtloze situatie |
een vergiftigd geschenk | een gunst of gift die op termijn voor negatieve resultaten of onaangename gevolgen kan zorgen |
(geen) hoge toppen scheren | (niet) succesvol zijn |
uit de lucht vallen | stomverbaasd zijn, nergens van weten |
3. Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen waarvoor in Nederland een ander woord of een andere uitdrukking gebruikelijk is
Het Belgisch-Nederlandse woord is weinig of niet gebruikelijk in Nederland en is daar meestal ook weinig of niet bekend. Op zijn beurt is het woord dat in Nederland wordt gebruikt, weinig of niet gebruikelijk in België en er meestal ook weinig of niet bekend. Bij de bakker bestelt een Belg koffiekoeken of boterkoeken; vergelijkbare koeken worden in Nederland koffiebroodjes genoemd. Bij deze woorden en uitdrukkingen zullen Belgische taalgebruikers niet snel een ander woord kiezen.
standaardtaal in België | standaardtaal in Nederland |
confituur | jam |
containerpark | milieupark |
croque-monsieur | tosti |
lintmeter | centimeter |
de kat bij de melk zetten | de kat op het spek binden |
dubbel en dik | dubbel en dwars |
poets wederom poets | leer om leer |
uit de biecht klappen | uit de school klappen |
zo oud als de straat | zo oud als de weg naar Kralingen |
4. Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen met een tegenhanger die in het hele taalgebied standaardtaal is
Belgische taalgebruikers gebruiken Belgisch-Nederlandse woorden vaak dooreen met synoniemen die in het hele taalgebied standaardtaal zijn. Ze beseffen daarbij niet altijd dat het Belgische woord niet in Nederland gebruikelijk is. Om uit te drukken dat iemand een goede bui heeft, wordt in België bijvoorbeeld goedgezind gebruikt naast goedgehumeurd, goedgemutst en goedgeluimd; in Nederland is goedgezind in die betekenis niet gebruikelijk.
standaardtaal in België | standaardtaal in het hele taalgebied |
blokletteren | koppen (als kop hebben in een krant) |
gelijkaardig | soortgelijk, gelijksoortig, vergelijkbaar |
inox | roestvrij staal |
luidop | hardop |
valavond | avondschemering, vooravond, zonsondergang |
andere katten te geselen hebben | wat anders aan zijn hoofd hebben |
dat is een ander paar mouwen | dat is andere koek, heel wat anders |
een boontje voor iemand hebben | een zwak, een voorliefde voor iemand hebben |
met iets verveeld zitten | met iets in zijn maag zitten, met iets zitten |
niet meer weten van welk hout pijlen te maken | met de handen in het haar zitten, ten einde raad zijn |
De varianten in de bovenstaande categorieën zijn standaardtaal in België en leveren meestal weinig of geen problemen op als Belgen met Nederlanders communiceren. Ze zorgen voor niet meer dan wat lichte ruis, die gewoon mee met de woordenstroom passeert. Bij een beperkt aantal varianten kunnen zich wel communicatieproblemen voordoen. Het gaat dan vooral om woorden en combinaties die in de standaardtaal in België een andere betekenis hebben dan in de standaardtaal in Nederland. ‘s Middags, bijvoorbeeld, betekent in België ‘rond het middaguur’; in Nederland wordt met ‘s middags ‘de tijd van 12 uur tot ‘s avonds’ bedoeld. Hieronder staan nog enkele andere voorbeelden.
betekenis in België | betekenis in Nederland | |
academicus | universiteitsmedewerker | iemand met een universitaire opleiding |
bank | hard zitmeubel | hard of zacht zitmeubel (bijvoorbeeld ook een sofa) |
enerverend | op de zenuwen werkend, irritant | op de zenuwen werkend, irritant; maar heeft ook een positieve betekenis: opwindend, spannend |
lopen | gaan, stappen; maar ook rennen | alleen gaan, stappen |
voortvarend | lichtvaardig, onbezonnen | energiek, doortastend |
aan de weg timmeren | bezig zijn met een werk van lange adem | in het oog lopen, de publiciteit zoeken |
het mes snijdt aan twee kanten | er zitten ook negatieve kanten aan | het levert voordeel op voor beide partijen |
met een sisser aflopen | de verwachtingen niet inlossen, mislukken (teleurstelling) | geen ernstige gevolgen hebben, minder erg aflopen dan men had gevreesd (opluchting) |
Geen standaardtaal in België
Belgisch-Nederlandse woorden en combinaties zijn pas standaardtaal in België als ze aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moeten ze in België algemeen gebruikt worden. Daarnaast moeten ze ook voor Belgische standaardtaalsprekers aanvaardbaar zijn.
Een negatief aanvaardbaarheidsoordeel is de reden waarom veel tussentaalwoorden niet als standaardtaal in België worden beschouwd. Veel standaardtaalsprekers hebben bijvoorbeeld bezwaar tegen het veelvoorkomende gebruik van noemen als heten wordt bedoeld (Hoe noemt ze nu weer?). Daarom wordt dat gebruik niet als standaardtaal beschouwd: een eindredacteur zal in een krantenartikel de Amerikaanse president noemt Obama zonder twijfel corrigeren. Andere voorbeelden van woorden waarover een negatief aanvaardbaarheidsoordeel wordt geveld, zijn frigo (voor ‘koelkast’), mazout (voor ‘stookolie’), valling (voor ‘verkoudheid’) en camion (voor ‘vrachtwagen’).
De taalzuiveringstraditie
De verschillen tussen het Nederlands in Nederland en het Nederlands in België hangen nauw samen met de geschiedenis van beide delen van het taalgebied. Het Nederlands dat honderd jaar geleden in België werd gesproken, was doorspekt met dialect en uit het Frans overgenomen woorden en wendingen. Door de verfransing van de burgerij waren veel Franse invloeden in het Vlaamse taalgebruik doorgedrongen. In de loop van de twintigste eeuw groeide er een steeds sterkere aandacht voor taalzorg en taalzuivering van het Nederlands in België. De taalzorgers streefden naar volledige aansluiting bij het Nederlands van Nederland omdat dat taalgebruik het grootste prestige had. De taalzorg was niet alleen een wapen in de strijd tegen dialecten en Franse invloeden. Ze had ook een emancipatorisch doel: een verzorgde en beschaafde cultuurtaal was voor de Vlamingen een middel om in het leven vooruit te komen.
In de jaren vijftig en zestig, de gouden jaren van de taalzorg, werden ABN-kernen opgericht en werd er via allerlei media ABN-actie gevoerd: taalwenken in radio- en tv-programma’s, taalzorgrubrieken in kranten en tijdschriften. Er verschenen ook heel wat taalzuiveringsboeken. De strikt Noord-Nederlandse norm van de taalzuiveraars liet haast geen ruimte voor Vlaamse inbreng. Belgisch-Nederlandse woorden werden afgekeurd en door Noord-Nederlandse woorden vervangen, volgens het zeg-niet-zeg-wel-principe: ‘Zeg niet plaaster, maar zeg gips’ en ‘Zeg niet bilan, maar zeg balans’. Niet alleen dialectismen en gallicismen werden afgekeurd. Ook typisch Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen waarop taalkundig niets aan te merken viel, werden afgekeurd als ze in Nederland niet gebruikt werden: luidop werd hardop, plattekaas werd kwark. Om het met een boutade te zeggen: een nette Vlaming moest als een Nederlander leren spreken.
De strikt Noord-Nederlandse norm verliest de laatste decennia terrein. Het is duidelijk geworden dat er in de standaardtaal intussen twee polen gegroeid zijn: een vorm van standaardtaal zoals gebruikelijk in Nederland en een vorm van standaardtaal zoals gebruikelijk in België. Die twee polen hebben het overgrote deel van de woorden en constructies gemeenschappelijk, maar niet alles. In de plaats van de nuanceloze veroordeling van alle (Belgische) verschillen komt nu het inzicht dat een beperkte geografische taalvariatie helemaal niet verontrustend maar integendeel heel normaal is. Er groeit een toleranter normbewustzijn, met respect voor de eigenheid van de standaardtaal in België.
De woordenboeken
De nieuwere visie op standaardtaal begint ook tot de woordenboeken door te dringen. Vroeger sprak de Noord-Nederlandse norm ook uit de woordenboeken, waarvan de meeste trouwens Noord-Nederlandse producten waren. Noord-Nederlands taalgebruik werd nauwkeurig gelabeld, met nuances als formeel, informeel, verouderd, schertsend en spreektaal. Bij Belgisch-Nederlandse woorden ontbraken die verfijnende labels en werd er heel lang maar één label gebruikt: Zuid-Nederlands of Belgisch-Nederlands. Daar komt nu stilaan verandering in.
Om de finesses en nuances van het Belgisch-Nederlandse taalgebruik te beschrijven, gebruiken woordenboeken nu meer labels, zoals Algemeen Belgisch-Nederlands en Belgisch-Nederlands, spreektaal. Zo helpen ze taalgebruikers – zowel in België als in Nederland – na te gaan welke status een woord heeft.
Een verdere stap zou kunnen zijn dat er ook een nauwkeuriger label komt voor woorden die alleen in Nederland standaardtaal zijn. Daar zijn woorden bij die in België wel bekend zijn, maar niet gebruikt worden – zoals doei, hartstikke, nou, onwijs, ouwehoeren – maar ook woorden die in België onbekend zijn, zoals chipknip, kinnesinne, ouwebeppen, sappelen, een wassen neus, de hand met iets lichten.
Taaladvies.net
De beschrijving van het Belgisch-Nederlands is een interessant maar complex en onaf verhaal. Van veel varianten moet de status nog beter worden onderzocht en beschreven. Taaladvies.net, de taaladviessite van de Nederlandse Taalunie, speelt daarin een voortrekkersrol.
De adviezen op Taaladvies.net over het Belgisch-Nederlandse taalgebruik zijn gebaseerd op onderzoek met een vaste methodologie: de informatie in de naslagwerken wordt kritisch bekeken, het woordgebruik in kranten wordt onderzocht en er wordt nagegaan of een informantenpanel van Vlaamse en Nederlandse standaardtaalgebruikers een bepaalde variant aanvaardbaar vindt. Op grond daarvan wordt een gefundeerde conclusie getrokken over de vraag of een variant standaardtaal is – in het hele taalgebied, alleen in België of alleen in Nederland – of helemaal geen standaardtaal. Gebruikers van Taaladvies.net kunnen dan zelf beslissen of ze een bepaalde variant al dan niet gepast vinden in een specifieke situatie.
Soms is het ook na onderzoek niet duidelijk of een variant tot de standaardtaal in België kan worden gerekend, omdat de Belgische standaardtaalgebruikers erg verschillend oordelen over de aanvaardbaarheid van die variant. Een variant kan in België door standaardtaalsprekers worden gebruikt en tegelijkertijd door andere standaardtaalsprekers worden afgekeurd. Vaak gaat het dan om klassieke gevallen uit de taalzuiveringstraditie, waarvan men zich herinnert ooit geleerd te hebben dat er iets mee aan de hand is. Voorbeelden van zulke twijfelgevallen zijn aan de prijs van (voor ‘tegen of voor de prijs van’), allergisch aan (voor ‘allergisch voor’), begoed (voor ‘gegoed’), kou hebben (voor ‘het koud hebben’), terug (voor ‘weer, opnieuw’), van zodra (voor ‘zodra’).
Bij zulke twijfelgevallen vermeldt Taaladvies.net dat het niet duidelijk is of de variant tot de standaardtaal in België kan worden gerekend. Gebruikers van Taaladvies.net kunnen ook in die gevallen zelf uitmaken of ze een variant in een specifieke situatie of voor een specifieke doelgroep gepast vinden. Die keuze is niet altijd eenvoudig te maken. In verzorgde spreek- en schrijftaal kunt u bij twijfel het voorzichtigheidsprincipe toepassen en kiezen voor woorden en combinaties die in het hele taalgebied standaardtaal zijn.
Behalve Taaladvies.net gebruiken ook de Grote Van Dale en andere woordenboeken labels om Belgisch-Nederlands taalgebruik te beschrijven, al zijn de oordelen soms tegenstrijdig. Ze behandelen ook niet altijd dezelfde kwesties. Niet alle gevallen zijn dus even duidelijk. Bij het gebruik van die bronnen kunt u in twijfelgevallen ook het voorzichtigheidsprincipe toepassen.