Tijdsaanduidende zelfstandige naamwoorden, tijdseenheden: enkelvoud of meervoud?
De meeste tijdsaanduidende zelfstandige naamwoorden worden, zoals andere zelfstandige naamwoorden, in het meervoud gezet na een bepaald hoofdtelwoord dat groter is dan één en na hoeveel, zoveel en een paar. Ook na nul en na de meeste kommagetallen volgt een meervoud. In België komt het woord maand in deze combinaties geregeld in het enkelvoud voor, maar dat gebruik is geen standaardtaal.
- drie dagen, 24 weken, negen maanden, duizend seconden, zes eeuwen, nul dagen, 0,10 seconden, 3,2 minuten, 10,01 seconden, 1,5 minuten
- hoeveel dagen, zoveel weken, een paar maanden, hoeveel seconden, een paar eeuwen
Na een breukgetal of een gemengd getal (een combinatie van een geheel getal en een breuk) staan deze tijdsaanduiders, zoals andere zelfstandige naamwoorden, in het enkelvoud.
- drie vierde maand, een kwart seconde, een halve dag, zes en een tiende seconde, twee en een halve eeuw, drie en een kwart maand, anderhalve minuut
Na één volgt vanzelfsprekend een enkelvoud. Ook bij de kommagetallen tussen nul en twee waarbij de enige decimaal die geen nul is, een één is, wordt de enkelvoudsvorm gebruikt. Het gaat om de getallen 0,1; 0,01; 0,001; 0,0001 enzovoort en 1,1; 1,01; 1,001; 1,0001 enzovoort.
- 1 minuut, 0,1 minuut, 1,01 seconde
De tijdsaanduiders jaar, uur en kwartier (toevallig drie woorden die op een r eindigen) zijn bijzondere gevallen. Zoals de meeste andere hoeveelheidsaanduidende zelfstandige naamwoorden staan die tijdsaanduiders vaak in het enkelvoud in combinaties waarin andere zelfstandige naamwoorden in het meervoud voorkomen. Ze hebben dan een enkelvoudige vorm ondanks hun meervoudige betekenis (‘meer dan één').
- drie jaar, een paar jaar, 0,5 jaar
- tien uur, een paar uur, 3,2 uur
- drie kwartier, een paar kwartier