Gedaan met laden. U bevindt zich op: Sancties tegen besturen van de eredienst Erediensten en kerken

Sancties tegen besturen van de eredienst

Als een bestuur van de eredienst of de leden van het bestuursorgaan tekortkomingen vertonen in de uitoefening van hun taken en verplichtingen vermeld in het Erkenningsdecreet en in het Eredienstendecreet kan de bevoegde minister het bestuur van de eredienst op verschillende wijzen sanctioneren.

Er geldt een getrapt en gedifferentieerd sanctioneringsmechanisme:

  • Stap 1

    Wegwerking tekortkomingen op vraag van minister

    De bevoegde minister kan door middel van een aanmaning aan het bestuur van de eredienst vragen om de tekortkomingen weg te werken. Het bestuur van de eredienst of de bestuursleden krijgen van de bevoegde minister de mogelijkheid om binnen een bepaalde termijn de tekortkomingen weg te werken. De beslissing tot aanmaning wordt meegedeeld aan het representatief orgaan.

  • Stap 2

    Bewijs van wegwerking tekortkomingen

    Het bestuur van de eredienst moet een bewijs leveren aan de bevoegde minister dat het de tekortkomingen heeft weggewerkt. Bij geen of onvoldoende bewijs kan de bevoegde minister een sanctie opleggen.

  • Stap 3

    Sanctie door de bevoegde minister

    De bevoegde minister kan, al dan niet na een aanmaning om de tekortkomingen weg te werken of een waarschuwing van de Informatie- en screeningsdienst lokale geloofsgemeenschappen (ISD), beslissen om het bestuur te sanctioneren. Afhankelijk van de ernst van de tekortkoming kan de bevoegde minister beslissen tot:

    • opschorting of beperking van de financiële gevolgen van de erkenning voor een bepaalde termijn:
      • geheel of gedeeltelijk schrappen van investeringskredieten: geplande of lopende investeringen worden geheel of gedeeltelijk uitgesteld of stilgelegd
      • beperking van de exploitatiekredieten door kredieten voor specifieke uitgaven te schrappen of te beperken tot bepaalde percentages
      • ...
    • opschorting van de erkenning voor een bepaalde termijn
    • opheffing van de erkenning. De beslissing tot opheffing van de erkenning kan slechts genomen worden na advies van het representatief orgaan, het betrokken bestuur van de eredienst, de financierende overheid en de adviserende gemeente.

    De beslissing tot opschorting of beperking bevat de duur van de sanctie die eveneens de termijn is om tekortkomingen weg te werken en het bewijs hiervan te bezorgen aan de bevoegde minister. Als dat bewijs niet op tijd is bezorgd, kan de bevoegde minister de sanctie verlengen of een andere sanctie opleggen.

    Bij het bepalen van een mogelijke financiële sanctie kan de bevoegde minister advies vragen aan de financierende overheid aangezien deze het best geplaatst is om de proportionaliteit en de effectiviteit van de mogelijke financiële sanctie in de concrete situatie te beoordelen.

    Het representatief orgaan kan steeds op eigen initiatief de opheffing van de erkenning aan de bevoegde minister vragen. In dat geval worden geen adviezen gevraagd.