Gedaan met laden. U bevindt zich op: Vervoer stoffelijke overschotten Begraving en crematie

Vervoer stoffelijke overschotten

De procedure voor het vervoer van een stoffelijk overschot hangt af van de bestemming.​​

Binnen het Vlaamse Gewest

Niet-gecremeerde stoffelijke overschotten worden vervoerd met een lijkwagen of op een andere passende wijze die veilig, hygiënisch en respectvol voor de overledene of overledenen is.

Het vervoer van de as is vrij. Een lijkwagen is niet verplicht.

Naar het Brussels hoofdstedelijk gewest en naar Wallonië

De overledene wordt gekist en vervoerd volgens de wetgeving die geldt in het gewest waartoe zijn gemeente behoort.

Voorbeelden:

  • een inwoner van een Brusselse gemeente die in Vlaanderen overlijdt, moet gekist en vervoerd worden volgens de regels die gelden in Brussel.
  • Een inwoner van een Waalse gemeente die in Vlaanderen overlijdt, moet gekist en vervoerd worden volgens de regels die gelden in Wallonië.
  • Een inwoner van een Vlaamse gemeente die in een Brusselse of Waalse gemeente overlijdt, moet gekist en vervoerd volgens de regels die gelden in Vlaanderen.

Binnen de Benelux

Lijken worden vervoerd in waterdichte kisten, met een lijkwagen of een ander daartoe geëigend vervoermiddel en onder de vereiste voorwaarden van hygiëne en welvoeglijkheid. Met het lijk mogen enkel grafkransen en bloemen worden vervoerd.

Het gebruik van ontsmettingsmiddelen is verplicht als het overlijden te wijten is aan een ziekte waarvoor een quarantaineverplichting geldt.

Voor het vervoer van lijken binnen de Benelux is een lijkenpas vereist. Dat is een vergunning tot begraven of crematie van de bevoegde overheid. De vergunning is opgesteld in het Nederlands, Frans of Duits en vermeldt:

  • de naam van de overledene
  • de datum van overlijden
  • de bestemming van het lijk.

Naar één van de landen uit de overeenkomst van Straatsburg van 26 oktober 1973

Als het stoffelijk overschot vervoerd wordt naar één van de landen uit de overeenkomst van Straatsburg van 26 oktober 1973, moet de doodskist aan volgende vereisten voldoen:

  • de kist is ondoordringbaar
  • de binnenkant bevat een absorberend materiaal
  • de kist heeft een luchtfilter om de inwendige en uitwendige druk gelijk te maken. Deze voorwaarde geldt als het land van vertrek dat noodzakelijk acht.

De doodskist bestaat uit:

  • een houten buitenkist waarvan de wanden ten minste 20 mm dik zijn en een binnenkist van zorgvuldig gesoldeerd zink of van een ander zichzelf afbrekend materiaal
  • of een houten kist waarvan de wanden ten minste 30 mm dik en die aan de binnenkant is bekleed met een zinken blad of met ander zichzelf afbrekend materiaal.

Het lijk wordt in een lijkkleed gewikkeld dat gedrenkt is in een antiseptische oplossing als het overlijden is veroorzaakt door een besmettelijke ziekte.

De doodskist bevat bij vervoer door de lucht een luchtfilter of moet een weerstandsvermogen hebben dat de bevoegde autoriteit van de Staat als voldoende erkent.

Als de doodskist als gewone vracht wordt vervoerd, dan wordt de kist zo verpakt dat ze niet als doodskist herkenbaar is. De verpakking bevat de vermelding dat ze voorzichtig moet worden behandeld.

Elk lijk gaat tijdens het internationale vervoer vergezeld van een speciaal document “lijkenpas of laissez-passer”, uitgegeven door de bevoegde autoriteit van de Staat van vertrek. Dat document volstaat om de aspecten van het lijkenvervoer te regelen.

Landen gebonden door de overeenkomst van Straatsburg van 26 oktober 1973

De overeenkomst geldt in België, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, IJsland, Letland, Luxemburg, Moldavië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Slovakije, Slovenië, Spanje, Turkije, Zweden en Zwitserland.

Naar Frankrijk

  • Het gebruik van een ondoordringbare houten kist van ten minste 22 mm dik is verplicht. Het gebruik van een kist van zink of van een ander metaal blijft zo nodig toegelaten, behalve als het overlijden te wijten is aan een besmettelijke ziekte.
  • Een lijkenpas is vereist. Dat document wordt afgegeven op basis van het overlijdensattest en het attest van niet-besmettelijke ziekte.
  • Zorgen ter conservering van het lijk, met inbegrip van balsemen, zijn niet vereist voor het vervoer van het lijk.
  • Als het lijk niet binnen de 72 uur na het overlijden op de plaats van de begraving of crematie kan geraken, dan gelden de strengere voorschriften van de overeenkomst van Straatsburg van 26 oktober 1976.
  • De toestemming van de gerechtelijke autoriteiten is vereist voor het vervoer van lijken als een autopsie moet worden uitgevoerd vóór het vervoer van het lijk met het oog op de begraving of crematie.

Naar Duitsland

Voor Duitsland is volgens het Verdrag van Berlijn van 10 februari 1937 enkel een lijkenpas nodig.

Naar andere landen

Voor andere landen geldt het besluit van de Regent van 20 juni 1947.

  • Het lijk moet gelegd worden in een metalen kist, waarvan de bodem bedekt is met een ongeveer 5 centimeter dikke laag opslorpende stof (turf, zaagmeel, fijngestampte houtskool, enz.), waaraan een bederfwerende stof is toegevoegd.
  • Is het overlijden aan een besmettelijke ziekte te wijten, dan wordt het lijk zelf gewikkeld in een lijkwade, gedrenkt met een bederfwerende oplossing.
  • De metalen kist wordt nadien hermetisch gesloten (gelast) en zo in een houten kist geplaatst dat zij er niet in kan bewegen. De houten kist heeft een dikte van ten minste 3 centimeter, haar voegen zijn goed dicht en gesloten met behulp van schroeven die niet meer dan 20 centimeter van elkaar verwijderd zijn. Ze worden door metalen banden versterkt.