Gedaan met laden. U bevindt zich op: Tips toegankelijke communicatie Dienstverlening en communicatie

Tips toegankelijke communicatie

Wilt u inzetten op toegankelijke communicatie die iedereen begrijpt? Lees onze tips.

Toegankelijkheid van informatie en communicatie gaat verder dan duidelijke taal. Het gaat ook over inclusieve inhoud, leesbaarheid en opmaak, waaronder lettertypes, kleuren en contrasten. En over zowel interne als externe communicatie, binnen of buiten uw gebouw, domein, dienstverlening of evenement. Ook correcte communicatie over die elementen is belangrijk: hoe toegankelijk zijn ze precies? Zo weten mensen wat ze kunnen verwachten. Voorzie informatie zowel op papier als digitaal. Denkt u ook aan de digitale toegankelijkheid?

Tip 1: Weet voor wie u schrijft.

Toegankelijke communicatie is goed voor iedereen: jong, oud, met of zonder een handicap en in alle omstandigheden. Bijvoorbeeld wanneer we pas wakker zijn, een lange dag achter de rug hebben of veel aan ons hoofd hebben.

Het is extra belangrijk voor mensen met een beperking en ouderen. Wist u dat een op de vijf Belgen 65 jaar of ouder is? En een op de zeven mensen jonger dan 65 jaar heeft een vorm van beperking.

Hou rekening met specifieke communicatiebehoeften van een bepaalde doelgroep. Voorzie bijvoorbeeld een tolk Vlaamse Gebarentaal in filmpjes voor doven of slechthorenden. Ondertiteling is voor iedereen handig, ook voor wie in de trein of een wachtzaal zit en andere mensen niet wilt storen met geluid.

Tip 2: Gebruik gepaste taal.

Zeg bijvoorbeeld niet ‘gehandicapten’, ‘invaliden’ of ‘mindervaliden’, maar wel ‘mensen met een handicap’ of ‘personen met een beperking’. Sommige organisaties voor mensen met een handicap verkiezen het woord ‘handicap’, andere kiezen voor ‘beperking’. Een beperking kan ook tijdelijk zijn, zoals een gebroken arm of been.

Zeg bijvoorbeeld niet ‘oudjes’ of ‘gepensioneerden’, maar wel ‘ouderen’ of benoem de leeftijdscategorie, zoals ‘zestigplussers’ of ‘tachtigers’. Zeg niet ‘rusthuis’ of ‘bejaardentehuis’, maar wel ‘woonzorgcentrum’.

Benoem mensen in hun rol waar dat kan, bijvoorbeeld ‘inwoners met een handicap’ of ‘oudere fietsers’, want ‘personen met een handicap’ en ‘ouderen’ zijn best onpersoonlijk. Heeft u het over mensen met een specifieke handicap, zoals doven of slechthorenden, blinden of slechtzienden, mensen met een verstandelijke beperking of autisme, gebruik de juiste benaming.

Zeg niet ‘autist’ of ‘iemand die lijdt aan een autismespectrumstoornis’, maar wel ‘iemand met autisme’. Zeg niet ‘ADHD’er’, maar ‘iemand met ADHD’. Autisme, ADHD, dyscalculie en dyslexie zijn voorbeelden onder de noemer neurodivergentie. De hersenen van neurodivergente mensen verwerken informatie anders. Zij hebben een andere gevoeligheid voor prikkels en hebben vaak meer voorspelbaarheid nodig. De diversiteit aan informatieverwerking bij de mens noemen we neurodiversiteit.

Tip 3: Gebruik toegankelijke taal.

Dat betekent:

  • korte, eenvoudige zinnen
  • actieve zinsconstructies
  • eenvoudige woorden
  • geen vakjargon, formele woorden of gezegdes
  • geen beeldspraak
  • geen afkortingen.

Gebruik bovendien dezelfde woorden voor dezelfde begrippen, om verwarring te vermijden. Ook als u hierdoor herhaalt.

Een moeilijk woord in uw tekst? Zoek een synoniem dat makkelijker is. Team Taaladvies van de Vlaamse overheid biedt een overzicht van oplossingen voor formele woorden, zoals de veel voorkomende ‘aangezien’, ‘indien’, ‘echter’, ‘gelieve’ en ‘slechts’. Vlaanderen geeft ook tips voor Heerlijk Heldere taal. Net zoals Wablieft, het centrum voor duidelijke taal(opent in nieuw venster).

Tip 4: Zorg voor toegankelijke opmaak.

Dat verbetert de leesbaarheid van teksten. Bijvoorbeeld:

  • tekstregels links uitlijnen
  • een logische en duidelijke opbouw
  • voldoende witruimte
  • lijstjes met opsommingstekens waar het kan.

Let op met kleurgebruik, want dat beïnvloedt ook de leesbaarheid. Er moet voldoende contrast zijn tussen de tekst en de achtergrond. En mensen met kleurenblindheid willen uw informatie ook begrijpen. Geeft u kleuren een betekenis, zoals rood = fout, groen = juist? Gebruik dan een bijkomende manier om die informatie duidelijk te maken, zoals met tekst of een verschillend patroon.

De tekstachtergrond moet voldoende ondoorzichtig en rustig zijn, dus geen tekeningen of foto’s als achtergrond, tenzij met een gevuld tekstkader.

Gebruik een schreefloos lettertype (sans serif). Dat is een lettertype zonder dwarsstreepjes aan de uiteinden van de letters. Arial, Calibri, Helvetica en Verdana zijn goede keuzes. Gebruik geen onderstreept of schuingedrukt (cursief) lettertype. Dat laatste kan alleen voor anderstalige woorden.

Gebruik afbeeldingen of pictogrammen om teksten te verduidelijken. Denk hierbij aan de alternatieve tekst (alt-tekst) voor mensen die de afbeelding niet kunnen zien.

Tip 5: Denk aan digitale toegankelijkheid.

Wie online communicatie zegt, zegt digitale toegankelijkheid. Dat betekent dat u websites, applicaties, multimedia en alle digitale documenten zo ontwerpt dat ze toegankelijk voor iedereen zijn. En dat is een wettelijke verplichting voor overheidsorganisaties. Lees er alles over op onze webpagina over digitale toegankelijkheid.

Publicatie

Toegankelijke communicatie is een onderdeel van inclusieve communicatie. 9 organisaties die werken met en voor mensen met een handicap, LGBTI+ mensen of allebei, maakten samen een gids over inclusief communiceren.

Liever advies op maat?

Tijdens een doorlichting van uw communicatie screent Inter uw gemeentelijk infoblad, brochure, website of sociale media op toegankelijkheid. U krijgt advies aan de hand van specifieke voorbeelden uit uw eigen werk. Lees meer over de doorlichting toegankelijke communicatie.