Gedaan met laden. U bevindt zich op: Veelgestelde vragen: technologiekeuze Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Ventilus

Veelgestelde vragen: technologiekeuze

Welke onderzoeken zijn er gevoerd om de technologie te kiezen?

Een hoogspanningsverbinding kan met verschillende technologieën worden gebouwd en uitgebaat. De technologie die wordt gekozen, moet betrouwbaar zijn en aansluiten bij de behoeften van het elektriciteitsnet.

Voor Ventilus werd die technologiekeuze uitgebreid onderzocht:

  • Ter voorbereiding van de startnota in 2019 werd enerzijds een vergelijkende technologiestudie uitgevoerd door een internationaal adviesbureau. Anderzijds werd aanvullend een analyse uitgevoerd door verschillende academici van 5 Belgische universiteiten.

  • Daarna voerde een groep van zes onafhankelijke experten in 2020 een dubbelcheck van die technologiestudie uit.

  • Op verzoek van de burgerplatformen werd die aangevuld met een advies van het HVDC Centre in Schotland, gespecialiseerd in gelijkstroom.

  • Vlaams minister Zuhal Demir stelde in 2021 Guy Vloebergh aan als intendant. Ook hij en zijn team onderzochten de meeste geschikte technologie en gingen onafhankelijk in gesprek met alle betrokkenen.

  • Tot slot boog, op verzoek van de burgemeesters van de betrokken gemeenten, ook de Duitse professor Dirk Westermann zich in 2022 over de technologiekeuze voor het project.

Alle onderzoeken kwamen tot dezelfde conclusie: op technisch vlak is een bovengrondse luchtlijn in wisselstroom, met een gedeeltelijk ondergronds traject van 8 tot maximaal 12 km, de aangewezen keuze voor Ventilus.

Waarom kan de hoogspanningsverbinding niet ondergronds?

Een ondergrondse verbinding op basis van gelijkstroomtechnologie is niet mogelijk. De Intendant concludeert het volgende in zijn rapport: “Een ondergronds Ventilus-traject op gelijkstroom is technisch realiseerbaar, maar komt niet tegemoet aan een aantal essentiële plandoelstellingen (robuust en toekomstgericht).

Het onderzoek heeft wel uitgewezen dat ondergrondse opties voor dergelijke elektriciteitsvolumes niet langer compleet ondenkbaar zijn, alleen niet binnen het beoogde tijdsperspectief. Daarom wordt verder onderzoek naar HVDC-technologie en ondergrondse verbindingen zeker aangeraden zodat de toepasbaarheid ervan bij toekomstige investeringen in het elektriciteitsnet verhoogt.

De Ventilus-lijn kan in wisselstroom beperkt ondergronds. In het ontwerp GRUP zijn over een afstand van ongeveer 10 km 380kV-kabels ondergronds voorzien.

De ondergrondse aanleg van de volledige lijn in wisselstroom is voor Ventilus niet mogelijk. Dit werd technisch uitgebreid onderzocht en bevestigd in het advies van de Intendant en in het advies van Prof. Westerman.

Vanuit technisch perspectief kan geconcludeerd worden dat het Ventilus-project (bovengrondse hoogspanningslijn van 2 x 3 GW met gedeeltelijke ondergrondse aanleg van 8 km tot maximaal 12 km) momenteel de enige oplossing is om op een robuuste en toekomstgerichte wijze de noodzakelijke stappen in de energietransitie te realiseren tegen 2030.

In België bestaan hoogspanngingsverbindingen op gelijkstroom ook; er zijn al twee werkende gelijkstroomverbindingen in dienst, namelijk Nemo Link en Alegro. Alleen dienen zij een heel ander doel dan Ventilus en is een dergelijke verbinding niet technisch bruikbaar voor het project Ventilus. Dit heeft de Intendant in zijn rapport eveneens bevestigd.

Wanneer is de technologie er om de Ventilus-verbinding aan te leggen als ondergrondse gelijkstroomverbinding? Klopt het dat Ventilus er kan komen in 2030 met een ondergrondse gelijkstroomverbinding?

In het rapport van prof. Westermann is opgenomen dat de technologie voor een ondergrondse verbinding pas in de loop van het decennium na 2030 beschikbaar zal zijn: “However, the technologies required for this in terms of equipment technology are not yet fully developed and the control software for the operation of such DC networks is also still far from the state of the art. In my estimate, this will only be available in the decade after 2030.” Met andere woorden de benodigde technologieën op gebied van apparatuur zijn nog niet volledig ontwikkeld en ook de besturingssoftware voor de werking van dergelijke gelijkstroomnetwerken staat onvoldoende op punt.

Zelfs indien de technologie beschikbaar zou zijn op kortere termijn, wordt de vooropgestelde timing voor Ventilus niet gehaald. De technologie moet operationeel en getest zijn vooraleer met de voorbereiding van het dossier (ruimtelijk uitvoeringsplan, milieu-onderzoek, omgevingsvergunning) kan worden gestart. Pas daarna moet dan nog een uitvoering en indienstname volgen. Dit zou betekenen dat zelfs al zou de technologie in 2035 beschikbaar zijn, Ventilus niet gerealiseerd zou kunnen worden voor 2040.

Een lid van de burgerplatforms publiceerde onlangs een nieuwe tekst die wil aantonen dat de Ventiluslijn toch ondergronds en in gelijkstroom zou kunnen. Werd deze tekst ook onderzocht?

Ja, de bewuste tekst werd doorgelicht, door professor Dirk Van Hertem (KU Leuven) en onderzoeker Joannes Laveyne (UGent), in opdracht van het Departement Omgeving.

Zij zijn het niet eens met de besluiten uit de tekst. Volgens hen houdt hij te weinig rekening met de doelstellingen van het Ventilusproject en bevat hij verkeerde interpretaties. De experten geven aan: ‘De specifieke problematiek relevant voor het Ventilus-voorstel wordt niet opgelost met technologie die vandaag beschikbaar is. (...) Er zijn geen producten op de markt die aan de vereisten voldoen, zeker niet binnen het tijdsbestek van Ventilus. Dat werd afgetoetst bij de leveranciers van HVDC-technologie.’

Worden niet te veel doelstellingen in dit dossier gekoppeld waardoor onherroepelijk voor een bovengronds tracé gekozen moet worden?

Uit het rapport van de intendant blijkt dat de doelstellingen van Ventilus niet gerealiseerd kunnen worden met de huidige gelijkstroomtechnologie.

De vraag rond het eventuele loskoppelen van de plandoelstellingen werd ook behandeld in het rapport van de intendant. Dit werd ook onderzocht door Prof. Westermann. Het loskoppelen van de doelstellingen zal niets aan de eindconclusie over de technologiekeuze veranderen. Het opsplitsen van de plandoelstellingen leidt ook niet tot andere oplossingen. Er is geen ondergronds alternatief om het elektriciteitsnet robuuster te maken. Integendeel, volgens de experten creëert de koppeling van de doelstellingen een aantal opportuniteiten.

Waarom werd de Duitse professor Dirk Westermann aangeduid om de technologiestudie opnieuw te controleren? Wat was zijn conclusie?

De Duitse professor Dirk Westermann werd door de Vlaamse Regering aangesteld om zich nogmaals te buigen over de technologiekeuze voor Ventilus. Dat was op vraag van de betrokken West-Vlaamse burgemeesters tijdens het overleg in september 2022. Elia was niet betrokken bij de aanstelling van Dirk Westermann, noch bij het onderzoek dat hij gevoerd heeft. Professor Westermann werd in zijn onderzoek enkel ondersteund door de intendant en zijn team.

Prof. Westermann concludeert dat gelijkstroom geen redelijk alternatief is voor het Ventilusproject. Een gelijkstroomverbinding in het Belgische wisselstroomnet integreren is misschien theoretisch mogelijk maar de nodige technologie bestaat op dit moment nog niet. Daarnaast brengt het risico’s met zich mee die niet in lijn zijn met de voorschriften op Belgisch en Europees vlak. De komende decennia vormt gelijkstroomtechnologie daarom geen betrouwbare oplossing voor de uitgangspunten waar Ventilus een antwoord op moet bieden. Een bovengrondse wisselstroomverbinding kan wel de nodige maturiteit en garanties bieden die nodig zijn. Dit bevestigt dat wisselstroom de enige aanvaardbare technologie is voor de uitbouw van dit project.

Lees het rapport van professor Westermann hier(opent in nieuw venster).

Waarom moet Ventilus 6GW kunnen transporteren?

Volgens experten is een verdere versterking van het elektriciteitsnet tot een capaciteit van 6GW (eigenlijk een verbinding van 2x3GW) vereist om een sterk West-Vlaams hoogspanningsnet uit te bouwen. Door de aanleg van nieuwe windparken op zee en de plannen voor een bijkomende interconnectie met een buurland, stijgt de nood aan voldoende transportcapaciteit. Een Ventilusverbinding met een capaciteit van 2 tot 3GW is onvoldoende om de correcte werking van het elektriciteitsnet te garanderen. Een incident of onderhoud op het net zou in dat geval tot stroomuitval kunnen leiden voor een hele regio. Bovendien is de verwachting dat er de komende decennia veel meer windenergie geproduceerd zal worden op het land. Een verbinding van 2 tot 3GW is daarom onvoldoende op middellange termijn.  Daarnaast is de algemene trend dat er meer elektriciteit wordt gebruikt in onze samenleving door de noodzaak om op een meer duurzame wijze om te springen met onze energievoorziening.

De geplande Ventilusverbinding zal daarnaast deel uitmaken van de ruggengraat (380kV) van het Belgische en Europese elektriciteitsnet. Elia is bezig om het 380kV-elektriciteitsnet volledig uit te bouwen via verbindingen met 2x3GW. Hierdoor is het bijkomend zinvol en aangewezen om ook het Ventilusproject te voorzien van een capaciteit van 6GW. 

Voor de onderzoeken gaat men uit van een gemiddelde jaarlijkse belasting van 30%. Is dat realistisch?

Op vraag van de burgerplatforms berekende prof. Dirk van Hertem als lid van het team Intendant ook of 30% een realistische waarde is voor het jaargemiddeld vermogen en welke invloed een capaciteitsverhoging op het jaargemiddeld magnetisch veld heeft. Uit dit onderzoek bleek dat een jaargemiddelde belasting van 30% overeenkomt met een hoge (conservatieve) inschatting van de vermogensstromen door de Ventilus-verbinding. Het is niet aannemelijk is dat de jaargemiddelde belasting van 30% op de Ventiluslijn in de toekomst verzwaard wordt. Een transmissielijn met een jaargemiddelde belasting van 30% wordt in de praktijk (internationaal) als een zwaar belaste lijn beschouwd.

In de scopingsnota (bijlage 2 par. 13.10.5.1) werd de gemiddelde jaarlijkse belasting berekend. Bij de voorziene onthaalcapaciteit van de kust naar het binnenland van 7 GW bedraagt de jaargemiddelde belasting 25.8%.

De jaargemiddelde belasting zal door het Departement Omgeving opgevolgd worden door middel van het monitoringsnetwerk en het opvragen van het register met de belastingscijfers.