Gedaan met laden. U bevindt zich op: EPC NR: Resultaten - Advies op basis van het EPC NR Resultaten vermeld in het EPC NR

EPC NR: Resultaten - Advies op basis van het EPC NR

Zodra het EPC NR opgesteld is, kunt u samen met de eigenaar nagaan welke verbeteringen er nog mogelijk zijn en hoe die gerealiseerd kunnen worden.

Mogelijke maatregelen

Vooraleer de certificaten definitief in de energieprestatiedatabank in te dienen, bezorgt u eerst de proefcertificaten aan de opdrachtgever. U informeert de opdrachtgever over het resultaat en verduidelijkt hoe dit resultaat in de toekomst kan verbeterd worden. Dit advies kan (afhankelijk van de situatie) tweeledig zijn:

  • Maatregelen aan het gebouw en/of de installaties: overloop hiertoe samen de aanbevelingen, geef suggesties over welke maatregelen prioritair zijn en verduidelijk zaken die nog onduidelijk zijn.
  • Plaatsen van bijkomende verplichte of optionele metingen: alleen energiegebruik dat werd opgemeten kan meegenomen worden in het energielabel. Puur het plaatsen van extra meettoestellen kan dus leiden tot een beter label, maar de impact hangt sterk af van de situatie. Adviseer indien nodig de eigenaar hierover. Vermeld ook zeker (voor de bepaling van het hernieuwbaar aandeel) de verplichting tot jaarlijkse meteropname, die vermeld staat in: Taken en verantwoordelijkheden voor de eigenaar bij het EPC NR (Vlaanderen.be).

Zijn er geen bijkomende vragen of onduidelijkheden meer, dan dient u het definitief certificaat in de energieprestatiedatabank in. U drukt alle certificaten voor de opdracht af en bezorgt ze ondertekend aan de opdrachtgever. Zeker bij meer complexe gebouwen en sites kan het nuttig zijn dat de eigenaar ook het projectdossier krijgt. U bespreekt met de eigenaar wat mogelijk is binnen de voorziene opdracht.

Advies rond opstellen van het EPC NR

Los van de verplichting kan het in sommige gevallen wel interessant om een nieuw EPC NR te laten opmaken, zelfs indien het bestaande EPC nog geldig is.

Het EPC NR is 5 jaar geldig. De geldigheidsduur van het EPC bouw voor niet-residentiële eenheden is ook verlaagd naar 5 jaar (EPB aangiftes ingediend vanaf juni 2023).

Voorbeeld - Wanneer een geldig EPC NR vervangen?

Het EPC NR is 5 jaar geldig. De eigenaar kan echter steeds zelf kiezen om het EPC te vernieuwen vóór de geldigheid verstrijkt. Dit is aan te raden wanneer het door wijzigingen van gebruiksomstandigheden of aanpassingswerken te verwachten is dat het energielabel of de energiescore sterk wijzigen. Dit kan bijvoorbeeld als:

  • De niet-residentiële functie van de gebouweenheid wijzigt, bv. een school wordt omgebouwd tot een horecazaak.
  • De gebruiker en/of het gebruikersgedrag wijzigen: de eenheid krijgt een nieuwe huurder of de huidige huurder wijzigt zijn gebruik van de eenheid ingrijpend.
  • Er worden aanpassingswerken aan de gebouweenheid uitgevoerd, bv. het dak wordt geïsoleerd, de ketel wordt vervangen, … .
  • Er wordt een hernieuwbare technologie geplaatst: bv. plaatsing van PV-installaties.

In deze gevallen is het vernieuwen van het EPC NR niet verplicht maar wel zeer sterk aan te raden. Zo krijgt de eigenaar het beste zicht op het huidige energielabel van de eenheid en welke maatregelen eventueel nog nodig zijn om de toekomstige minimumeisen voor dit label te halen.

Eenheden met bestemming residentieel, industrieel of landbouw, kunnen meegenomen worden in de scope maar voor deze eenheden mag geen EPC NR opgemaakt worden. Kies dus zeker de juiste bestemming.

In de databank is de bestemming van een eenheid niet gekend. Voor elke eenheid die u invoert als een niet-residentiële eenheid, worden bij indienen van de opdracht bestaande EPC’s residentieel, kNR, … voor deze eenheid overschreven, en deze vervallen. Een eenheid kan maar één geldig EPC hebben, ongeacht het type.

Advies op basis van de energiescore

Aangezien er aan de energiescore geen expliciete eisen worden gesteld, is deze niet direct een aanleiding tot strikte adviezen. Een hoge energiescore is natuurlijk een indicatie dat de huidige staat van de eenheid, los van het gebruik, minder goed is. Welke maatregelen interessant kunnen zijn op vlak van de gebouwschil en de installaties hangt sterk af van de situatie.

Op basis van de deelresultaten op bladzijde 2 van het certificaat (isolatie daken, vloeren, muren, vensters, verlichting,…) kan u verder nagaan wat de oorzaak is van een hoge energiescore. Indien het EPC NR wordt opgemaakt in het kader van een overdracht van de gebouweenheid, kunnen deze deelresultaten en de aanbevelingen gebruikt worden om na te gaan of er een renovatieverplichting van toepassing is voor de eenheid.

Advies op basis van het energielabel

Het advies op basis van het energielabel kan zich op verschillende vlakken situeren:

  • Niet alle verplichte metingen zijn beschikbaar: signaleer dit aan de eigenaar en leg duidelijk uit dat er wel een EPC NR kan afgeleverd worden, maar dat er nooit voldaan kan worden aan een minimale labeleis aangezien het energielabel niet bepaald kan worden. Geef aan welke metingen minstens nodig zijn en waarom deze niet beschikbaar zijn (bv. afwezigheid meter, defect,…). Geef hierbij ook aan welke optionele metingen kunnen overwogen worden, maar maak duidelijk onderscheid tussen verplichte en optionele metingen.
  • Alle verplichte metingen zijn beschikbaar: het energielabel kan bepaald worden. Bespreek het resultaat met de eigenaar en geef aan welke optionele metingen kunnen overwogen worden in de (nabije) toekomst, en welke impact ze kunnen hebben op het label.
  • Er is geen of onvoldoende productie en gebruik van hernieuwbare energie en/of restwarmtegebruik op de site: u adviseert de eigenaar welke ingrepen nuttig kunnen zijn en welke impact deze kunnen hebben op het energielabel.

In de praktijk kan u advies over bijkomende verplichte of optionele metingen en andere ingrepen op verschillende momenten geven, naargelang de situatie en de noden van de eigenaar. Dit moet dus zeker niet pas na het opstellen van het certificaat geformuleerd worden.

Enkele typische momenten waarop u advies over het energielabel en metingen kan geven zijn:

  • Na het initieel in kaart brengen van de energiestromen en de opwekkers: op basis van de eerste inspectie blijkt duidelijk dat een belangrijk deel van het hernieuwbare energiegebruik en/of restwarmterecuperatie niet wordt opgemeten
  • Na de analyse van de meetgegevens: bv. bepaalde verplichte meters blijken defect
  • Na het opstellen van het EPC NR: bv. het voorziene label wordt niet gehaald met de aanwezige meters en installaties

Wanneer zijn optionele metingen interessant?

Optionele metingen kunnen het energielabel op verschillende manieren verbeteren.

  • Hernieuwbare energieproductie en/of restwarmtegebruik wordt ingerekend (dit is bijna altijd een optionele meting en wordt anders dus niet ingerekend).
  • Er wordt gerekend met betere rendementen i.p.v. de defaultwaardes, zoals vastgelegd in de formulestructuur.
  • De overschatting van het niet-hernieuwbaar energiegebruik en/of onderschatting van het hernieuwbaar energiegebruik en/of restwarmtegebruik wordt verminderd of valt volledig weg

Vanaf 2030 moeten alle gebouwen een minimaal energielabel halen, voor publieke gebouwen is dit al vanaf 2028. Deze eis zal bijna nooit gehaald worden met alleen de verplichte metingen. Deze leiden immers vaak tot een ILTD van 0 %. Dit wil niet zeggen dat alle optionele metingen moeten opgenomen worden, sommige zullen slechts een zeer kleine impact hebben. De impact hangt af van de situatie.

Voor de bepaling van het energielabel maakt u de balans van inkomende en uitgaande energiestromen. Wanneer dus de productie uit een opwekker gemeten wordt, wordt deze indien nodig teruggerekend naar een hoeveelheid energie die de scope binnen kwam, rekening houdend met eventuele verliezen die bij de opwekker optreden. Deze omrekening gebeurt automatisch door de software, zoals vastgelegd in de formulestructuur(PDF bestand opent in nieuw venster) voor dit EPC, wat kan zorgen voor een minder precies resultaat. Direct meten van de hoeveelheid energie die de scope binnen komt geniet dus de voorkeur. Het is echter niet altijd mogelijk (bv. vaste brandstoffen) of wenselijk (bv. voorkeur eigenaar) de inkomende energiestroom direct te meten. Zie ook voorbeeld 2 hieronder.

Bij een ketel kan het werkelijke rendement berekend worden wanneer de hoeveelheid brandstof en productie van warmte beiden worden opgemeten. Indien er echter geen export van warmte is gekoppeld aan deze opwekkers, volstaat het om enkel de opgenomen brandstof te meten en hoeft dus de warmteproductie niet gemeten te worden. Beide stromen opmeten kan wel interessant zijn wanneer er export is uit deze opwekker.