Overzicht van de installatie-eisen (voor bouwaanvragen van 01-01-2023 t.e.m. 31-12-2024)
Voor renovaties en nieuwe industriegebouwen gelden eisen op verschillende installaties in het gebouw: verwarming, sanitair warm water, ventilatiesystemen, koeling, verlichting. Voor nieuwbouw is er één specifieke installatie-eis voor centrale verwarming met water als afgiftemedium. De globale energieprestatie van een installatie is daar opgenomen in het E-peil.
Installatie-eisen voor nieuwbouw (met E-peileis)
De ontwerpvertrektemperatuur van het water in het verwarmingssysteem mag maximaal 45°C bedragen.
Bij de dimensionering van het verwarmingssysteem (vloerverwarming, volume van de radiatoren,…) moet daar rekening mee gehouden worden.
Installatie-eisen voor renovaties en nieuwbouw industrie
Er zijn installatie-eisen voor:
Ruimteverwarming
Installatie | Minimale eisen |
Het verwarmingssysteem met de ketel dient een minimale systeemefficiëntie te halen. Dat systeemrendement wordt bepaald op basis van het ketelrendement en een aantal eigenschappen van de installatie zoals de ontwerpretourtemperatuur, de isolatie van de leidingen, de regeling van de ketel, de monitoring, … | |
Het verwarmingssysteem met de warmtepomp dient een minimale systeemefficiëntie te halen. Dat systeemrendement wordt bepaald op basis van het rendement van de warmtepomp en een aantal eigenschappen van de installatie zoals de ontwerpretourtemperatuur, de isolatie van de leidingen, de regeling van de warmtepomp, de monitoring, … | |
De installatie heeft een maximaal elektrisch vermogen. Het totale afgiftevermogen bedraagt maximaal 15 W per m² bruikbare oppervlakte van het te renoveren gebouw of nieuwe gebouwdeel. | |
Externe warmtelevering | Vanaf de begrenzing van het systeem van externe warmtelevering, gelden er installatie-eisen die worden afgetoetst aan de hand van een minimale systeemfactor. Die wordt bepaald op basis van een minimale isolatie van de warmtewisselaar, isolatie van leidingen, regeling van de kamertemperatuur per zone, … |
Alle andere opwekkers | Onder “alle andere opwekkers” vallen onder andere: elektrische dx en/of dc warmtepompen, elektrische warmtepompen op waterlus en riothermie, gassorptiewarmtepompen, warmtepompen met gasaangedreven motor, restwarmte, ketels op vaste brandstoffen , WKK installaties, …. Voor deze opwekkers wordt het rendement van de warmteopwekker zelf niet meegenomen in de beoordeling van de installatie-eisen. Het verwarmingssysteem wordt enkel beoordeeld op basis van een systeemfactor die beoordeelt of het verwarmingssysteem adequaat gedimensioneerd, geïnstalleerd, afgesteld en gecontroleerd is. |
Sanitair warm water
Installatie | Minimale eisen |
De warmwaterproductietoestellen hebben een maximaal elektrisch vermogen. Het maximaal vermogen wordt bepaald in functie van de oppervlakte van het gebouw. | |
Circulatieleidingen en combilus leidingen moeten verplicht worden geïsoleerd. |
Ventilatiesystemen
Installatie | Minimale eisen |
Een nieuw geplaatst of gewijzigd ventilatiesysteem met mechanische toevoer en natuurlijke afvoer dient minimum in één energiebesparende maatregel te voorzien om zo een voldoende systeemfactor te bekomen. | |
Ventilatiesysteem C | Een nieuw geplaatst of gewijzigd ventilatiesysteem met natuurlijke toevoer en mechanische afvoer dient minimum in één energiebesparende maatregel te voorzien om zo een voldoende systeemfactor te bekomen. |
Ventilatiesysteem D | Een nieuw geplaatst of gewijzigd ventilatiesysteem met mechanische toevoer en mechanische afvoer dient minimum in één energiebesparende maatregel te voorzien om zo een voldoende systeemfactor te bekomen. Een centraal ventilatiesysteem D moet bovendien voorzien zijn van een warmteterugwinapparaat. |
Koeling
Installatie | Minimale eisen |
Het koelsysteem met een ijswatermachine dient een minimale systeemefficiëntie te halen. Dat systeemrendement wordt bepaald op basis van het rendement van de ijswatermachine en een aantal eigenschappen van de installatie zoals de isolatie van de leidingen, de regeling van de ijswatermachine, de monitoring, … |
Verlichting (enkel voor niet-residentiële gebouwen)
Installatie | Minimale eisen |
Vaste verlichtingstoestellen (aan plafond, muur en vloer) | Per ruimte geldt een maximaal equivalent specifiek geïnstalleerd vermogen. Dat maximaal vermogen is afhankelijk van het type ruimte. Bij het aftoetsen van de eis wordt het werkelijke geïnstalleerde specifiek vermogen gecorrigeerd in functie van aanwezigheidsdetectie, daglichtsturing en/of dimmen. |