Grondwaterstand
De natte laatste weken van 2023 hebben geleid tot aanzienlijk verhoogde grondwaterstanden. In 98% van de meetplaatsen werden er normale tot hoge, en zelfs zeer hoge, grondwaterstanden voor deze tijd van het jaar geregistreerd. De laatste keer dat dergelijke hoge grondwaterstanden in de winter werden waargenomen, dateert van 2000-2001.
De freatische grondwaterstand schommelt tijdens het jaar: hoog op het einde van de winter en laag op het einde van de zomer. De grondwaterstandindicator (opent in nieuw venster)geeft de toestand van het grondwater t.o.v. alle peilen gedurende het jaar (absolute vergelijking) en de toestand voor de tijd van het jaar (relatieve vergelijking). De meetplaatsen die gebruikt worden in het indicatorrapport zijn zo geselecteerd dat de grondwaterstand er zo min mogelijk beïnvloed wordt door waterwinning, drainage of andere menselijke ingrepen. De indicator geeft dus een beeld van de klimatologische variatie van de grondwaterstand.
Op 7 januari 2024 vertoonde 88% van de meetlocaties een hoge (21%) tot zeer hoge (67%) freatische grondwaterstand voor de tijd van het jaar. 10% vertoonde een normale en 2% een lage grondwaterstand.
Bij aanvang van januari 2024 is de situatie beduidend natter dan in het begin van 2023 (met 15% van de meetplaatsen die als hoog tot zeer hoog worden geklasseerd) en 2022 (waarbij 25% als hoog tot zeer hoog wordt gecategoriseerd). Vanaf het begin van september 2022 tot eind 2023 hebben we een opmerkelijke omschakeling gezien van een zeer droge naar een zeer natte situatie. Het is sinds de periode 2000-2001 geleden dat we nog dergelijk hoge grondwaterstanden voor deze tijd van het jaar hebben waargenomen in de winter.
Evolutie grondwaterstanden op lange termijn
Bekeken over de langere periode van 2000 tot 2022 vertoonde 50% van de meetplaatsen een daling van de grondwaterstanden. In 27% van de meetplaatsen was er geen duidelijke trend, bij 23% van de meetplaatsen werd een stijging opgetekend.
Tussen 2000 en 2022 vertoonden de freatische grondwaterlagen veel vaker een daling dan een stijging. De effecten van de opeenvolgende droogteperiodes in de periode 2017-2020 en 2022 zijn in die lagen dus meer zichtbaar dan in de afgesloten lagen. De aanvulling van het grondwater gebeurt vooral in de winter, maar is ook afhankelijk van de neerslag en de hoeveelheid water die verdampt gedurende het hele jaar. De winterneerslag vertoont de recente decennia dan wel een stijging, maar dat wordt gecompenseerd door de algemene toename van de temperaturen en dus ook van de verdamping. Over de periode 2000-2022 vertoonde 63% van de meetpunten in de freatische lagen een daling, slechts 3% een stijging.
In de afgesloten waterlagen was er bij 37% van de meetpunten een daling, bij 43% een stijging. Afgesloten lagen zijn de diepere grondwaterlagen die bovenaan afgesloten zijn door een ondoorlaatbare laag. In de afgesloten waterlagen is niet het weer maar de grondwaterwinning de belangrijkste beïnvloedende factor.
De data zijn afkomstig van het Ondersteunend Centrum DOV (opent in nieuw venster)en Statistiek Vlaanderen.