VB 23035 - Kanscontract aandelen
- Nummer
- 23035
- Datum beslissing
- 21 augustus 2023
- Publicatiedatum
- 5 oktober 2023
Heffing
- Erfbelasting
- Schenkbelasting
Wettelijke basis
- art. 2.7.1.0.3. VCF
- art. 2.7.1.0.5. VCF
- art. 2.8.1.0.1. VCF
- art. 2.8.4.1.1. VCF
- art. 3.17.0.0.2. VCF
I. Voorwerp van de aanvraag
1. De rulingaanvraag strekt ertoe bevestiging vanwege de Vlaamse Belastingdienst te verkrijgen dat:
1.1. het voorgelegde kanscontract (Bijlage 7 bij de aanvraag) tussen de echtgenoten kwalificeert als een kanscontract onder bezwarende titel;
1.2. de voorgenomen verrichting niet onderworpen zal worden aan schenkbelasting en dat aldus de artikelen 2.8.1.0.1 VCF en 2.84.1.1, §2, VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.3. de voorgenomen verrichting niet onderworpen zal worden aan erfbelasting en dat aldus de fictiebepalingen van artikel 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing zullen zijn;
1.4. de voorgenomen verrichting geen fiscaal misbruik uitmaakt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
2. De Aanvragers verzoeken uitdrukkelijk, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1, VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing wordt getroffen langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.
II. Omschrijving van de verrichting(en)
II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen
3. De aanvraag wordt ingediend door:
3.1. de heer X, van Belgische nationaliteit, met rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.1970; en
3.2. mevrouw Y, van Belgische nationaliteit, met rijksregisternummer […], geboren te […] op xx.xx.1979;
hierna gezamenlijk de "Aanvragers" genoemd.
Aanvragers wonen samen te […]. Aanvragers hebben hun woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaams Gewest gevestigd.
Als bijlage vindt u een kopie van de identiteitskaart van de Aanvragers (Bijlage 1-2 bij de aanvraag).
4. De Aanvragers zijn oorspronkelijk gehuwd onder het wettelijk stelsel naar Belgisch recht ingevolge huwelijksovereenkomst verleden op xx.xx.1999 voor notaris […] te […] (Bijlage 3 bij de aanvraag).
Aanvragers hebben hun huwelijksovereenkomst voor een eerste maal gewijzigd, doch met behoud van het stelsel, ingevolge akte verleden op xx.xx.1999 voor notaris […] te […].
Ze hebben hun huwelijksovereenkomst voor een tweede maal gewijzigd, doch met behoud van het stelsel, ingevolge akte verleden op xx.xx.2005 voor notaris […] te […] (Bijlage 4 bij de aanvraag).
De Aanvragers hebben hun huwelijksovereenkomst laatst gewijzigd ingevolge akte verleden op xx.xx.2007 voor notaris […] te […], waarbij zij het stelsel van scheiding van goederen met toevoeging van een beperkte gemeenschap naar Belgisch recht hebben aangenomen (Bijlage 5 bij de aanvraag).
5. Aanvragers hebben twee gemeenschappelijke kinderen:
5.1. Mevrouw A, geboren op xx.xx.2001;
5.2. Jongeheer B, geboren op xx.xx.2010.
II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)
6. De Aanvragers zijn aandeelhouders van de naamloze vennootschap "C" met maatschappelijke zetel te […] en met ondernemingsnummer […] (Bijlage 6 bij de aanvraag). Aanvragers houden elk 75 aandelen van de naamloze vennootschap "C" aan, ingevolge de toekenning aan de respectieve eigen vermogens voorzien in de wijzigingsakte van xx.xx.2007 (Bijlage 5 bij de aanvraag).
Zij wensen met betrekking tot de voormelde aandelen, die tot hun respectievelijke eigen vermogens behoren, een kanscontract af te sluiten.
Elk van de Aanvragers staat zodoende zijn/haar aandelen in volle eigendom af aan de andere, onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden, en elk van de Aanvragers verkrijgt als tegenprestatie voor deze afstand een gelijke kans om de volle eigendom van de aandelen toebehorende aan de andere echtgenoot, te verwerven, indien hij of zij het langst leeft.
7. Het voorgenomen kanscontract is ingegeven vanuit de intentie van de Aanvragers om de langstlevende onder hen te beschermen bij overlijden van de eerststervende. Op die manier kunnen Aanvragers zichzelf een stevige uitgangspositie toekennen voor het geval zij zelf de langstlevende zijn. Aanvragers wensen vandaag zekerheid te bekomen dat de langstlevende van hen de voornoemde aandelen in natura zal verwerven, zodat hij/zij zijn/haar levensstandaard kan behouden, zonder hierbij inspraak te moeten dulden van de kinderen. De beweegredenen van de Aanvragers worden hierna nog verder toegelicht.
Een kopie van het voorgenomen kanscontract wordt als bijlage bij deze rulingaanvraag gevoegd (zie Bijlage 7 bij de aanvraag).
III. Motivering van de aanvraag
8. In het standpunt nr. 17044 dd. 15 juli 2022 (oorspronkelijk gepubliceerd op 29 januari 2018) zette de Vlaamse Belastingdienst de voorwaarden uiteen waaraan een beding van aanwas moet voldoen opdat het vanuit fiscaal oogpunt aanvaard zou worden dat de betrokken goederen niet onderworpen zijn aan de erfbelasting of de schenkbelasting.
Overeenkomstig het standpunt, wordt het beding van aanwas omschreven als een overeenkomst tussen twee of meerdere partijen waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom - of in vruchtgebruik - op een bepaald goed, dat ze samen aankopen of dat zij reeds in onverdeeldheid bezitten, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de overlevende deelgenoten. De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om het aandeel van de andere in het goed te verwerven, indien hij de langstlevende is.
Zo moet een beding van aanwas (1) opgenomen zijn in een authentieke akte indien het betrekking heeft op onroerende goederen, (2) beperkt zijn via een beschikking onder bijzondere titel en (3) ten bezwarende titel zijn.
Het feit dat een aanwasbeding tussen echtgenoten wordt afgesloten, maakt dit beding op zich niet ongeldig, zoals bevestigd wordt door de Vlaamse Belastingdienst in voormeld standpunt. Wanneer een aanwasbeding wordt afgesloten tussen echtgenoten moet het slaan op de goederen die behoren tot de eigen vermogens van de echtgenoten (zoals dat in casu het geval is).
Verder stelt het standpunt nr. 17044 dat een beding van aanwas van niet-onverdeelde goederen theoretisch gezien niet bestaat. Wanneer het om een kanscontract gaat (ten bezwarende en bijzondere titel) kan dezelfde fiscale regeling gevolgd worden als bij een beding van aanwas. Dit is in casu het geval, aangezien het om een aandelen van dezelfde vennootschap gaat, die niet in onverdeeldheid toebehoren, maar wel voor een gelijk deel tot de respectieve eigen vermogens van de echtgenoten. Hierna hanteren we dan ook de term kanscontract.
In casu voldoet het kanscontract aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet door de Vlaamse Belastingdienst in het standpunt nr. 17044 dd. 15 juli 2022, zodat het moet worden beschouwd als een kanscontract ten bezwarende titel. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
8.1. ONDERHANDS CONTRACT
Het beschreven contract zal onderhands (niet authentiek) worden afgesloten.
In het standpunt nummer 17044 dd. 15 juli 2022 stelt de Vlaamse Belastingdienst uitdrukkelijk dat het aanwasbeding of kanscontract enkel in een authentieke akte moet worden opgenomen indien het betrekking heeft op onroerende goederen.
Aangezien het kanscontract in casu enkel betrekking heeft op roerende goederen (i.e. aandelen van de naamloze vennootschap "C"), belet niets Aanvragers om het kanscontract onderhands af te sluiten.
8.2. HET KANSCONTRACT IS TEN BIJZONDERE TITEL
In het standpunt nummer 17044 d.d. 15 juli 2022 stelt de Vlaamse Belastingdienst dat het beding van aanwas onder bijzondere titel is "wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden".
Dat is in casu het geval aangezien het kanscontract enkel betrekking heeft op specifiek omschreven roerende goederen en de goederen die er - bij wijze van zakelijke subrogatie - voor in de plaats zullen komen (cfr. artikel 3 kanscontract). Bovendien voorziet het kanscontract in casu uitdrukkelijk dat inbrengen van nieuwe goederen niet toegelaten zijn (cfr. artikel 5 kanscontract).
Het kanscontract heeft immers betrekking op 150 aandelen van de NV C, die behoren tot de respectieve eigen vermogens van de echtgenoten, elk voor de helft.
Gelet op het voorgaande kwalificeert het kanscontract in casu aldus als een kanscontract ten bijzondere titel.
8.3. HET KANSCONTRACT IS TEN BEZWARENDE TITEL
8.3.1. PRINCIPE
Een kanscontract wordt traditioneel gekwalificeerd als een contract onder bezwarende titel. Het bezwarende karakter volgt uit het feit dat de partijen gelijke kansen bezitten om het goed in totaliteit te verkrijgen. Het is hierbij evenwel van belang dat er een effectieve kansengelijkheid tussen de partijen bestaat. De gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van het contract.[1]
De Vlaamse Belastingdienst stelt in het standpunt 17044 dat het aanwasbeding (of kanscontract) wordt aanzien als een contract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. De Vlaamse Belastingdienst vereist daarbij niet dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
De rechtspraak stelt zich soepel op bij de concrete beoordeling van de gelijke kansen. Een groot leeftijdsverschil vormt voor de hoven en rechtbanken geen beletsel voor de gelijkwaardigheid van kansen.[2] Zo aanvaarde de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout reeds een leeftijdsverschil van 16 jaar.[3] Ook het hof van beroep te Antwerpen oordeelde in die zin over een leeftijdsverschil van 14 jaar[4] en een leeftijdsverschil van 10 jaar[5].
8.3.2. IN CASU
Dat partijen voornemens zijn om een evenwichtig kanscontract met gelijkheid van kansen te sluiten, blijkt uit de volgende concrete omstandigheden.
8.3.2.1. GELIJKAARDIGE LEVENSVERWACHTING
Ten eerste hebben Aanvragers een gelijkaardige levensverwachting.
Zo hebben Aanvragers een gelijkaardige leeftijd, de heer x is 52 jaar (° xx.xx.1970) en mevrouw Y is 44 jaar (° xx.xx.1979). De Aanvragers zijn nog relatief jong.
Daarnaast verkeren Aanvragers in een goede gezondheid. Zulks werd voor elk van de Aanvragers bevestigd door een geneesheer in een medisch attest (Bijlage 8 bij de aanvraag).
Het leeftijdsverschil van iets meer dan 8 jaar kwalificeert onder de thans geldende rechtspraak als een kansengelijkheid aangezien deze in concreto moet worden beoordeeld en niet enkel mag worden gesteund op een objectieve leeftijd. Aanvragers verwijzen in dat kader naar:
- Antwerpen 10 februari 1988, T.Not. 1989, 320: verschil van 20 jaar;
- Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60: verschil van 16 jaar;
- Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitg.: verschil van 14 jaar;
- Antwerpen 30 juni 2015, T.Not. 2016, afl. 5, 364: verschil van 10jaar.
Voor zoveel als nodig verwijzen Aanvragers nog naar enkele voorafgaande beslissingen waarin er sprake was van een gelijkaardig (of zelfs groter) leeftijdsverschil en waar de Vlaamse Belastingdienst van oordeel was dat dit leeftijdsverschil geen afbreuk doet aan de kansengelijkheid en dus dat er sprake was van een kanscontract onder bezwarende titel:
- Voorafgaande beslissing nr. 20058 dd. 23 november 2020: verschil van 9 jaar;
- Voorafgaande beslissing nr. 20014 dd. 25 mei 2020: verschil van 7 jaar;
- Voorafgaande beslissing nr. 18013 dd. 19 maart 2018: verschil van 15jaa(;
- Voorafgaande beslissing nr. 17058 dd. 19 maart 2018: verschil van 6 jaar;
- Voorafgaande beslissing nr. 17046 dd. 19 februari 2018: verschil van 15 jaar;
- Voorafgaande beslissing nr. 17025 dd. 4 september 2017: verschil van 8jaar.
Recent heeft de Vlaamse Belastingdienst nog een leeftijdsverschil van 9 en 10 jaar aanvaard (Voorafgaande beslissing nr. 22022 dd. 23 mei 2022; voorafgaande beslissing nr. 22024 d.d. 23 mei 2022) waarbij de Aanvragers ook redelijk jong waren (55 en 46 jaar en 53 en 43 jaar respectievelijk) en in een goede staat van gezondheid verkeerden.
8.3.2.2. GELIJKE INLEG
Ten tweede doen Aanvragers elk een gelijke inleg in het kanscontract.
Ze hebben elk een gelijk aantal aandelen in de naamloze vennootschap "C", zodat hun respectievelijke inbrengen per definitie een gelijke waarde hebben.
8.3.2.3. BEWOORDINGEN VAN HET KANSCONTRACT
Ook uit de bewoordingen van het kanscontract zelf blijkt dat partijen een evenwichtig kanscontract wensen te sluiten:
- Een strikt vervreemdingsverbod (cfr. artikel 2 kanscontract).
Het is partijen niet toegestaan eenzijdig het contract te wijzigen, de goederen in pand te geven, te vervreemden, te schenken etc. zonder akkoord van de andere echtgenoot. Aanvullend, ter versterking van dit vervreemdingsverbod, hebben partijen zich het verbod opgelegd om aan elkaar volmachten toe te staan. Elke daad van beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van elke partij vereisen. Voor daden van beheer wordt een uitzondering gemaakt omwille van praktische redenen.
- Het kanscontract wordt aangegaan voor een bepaalde duur van vijf jaar en wordt automatisch verlengd voor opeenvolgende periodes van vijf jaar, tenzij één van de partijen het contract opzegt, drie maanden voor het verstrijken van de lopende vijfjarige periode. Verder kan het contract slechts worden beëindigd mits gezamenlijk akkoord van beide Aanvragers (cfr. artikel 6 kanscontract) of ingevolge de beëindiging van hun huwelijk door de inleiding van een vordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed door één van hen of indien zij meer dan zes maanden feitelijk gescheiden leven om andere redenen dan overmacht, gezondheidstoestand, verzorgingsbehoeften, beroepsnoodwendigheden of om andere redenen die niet wijzen op een duurzame ontwrichting van de relatie (cfr. artikel 7 kanscontract).
Het opnemen van een ontbindende voorwaarde van echtscheiding, feitelijke scheiding of einde van de relatie in een kanscontract staat een zekere regeling niet in de weg. In dat geval wensen de echtgenoten immers de langstlevende niet langer te beschermen. De geldigheid van een dergelijke ontbindende voorwaarde wordt ook uitdrukkelijk aanvaard ingevolge rechtspraak van het Hof van Cassatie[6], alsook ingevolge wettelijke verankering[7]. Hoewel cliënten wel een ontbindende voorwaarde inschrijven bij echtscheiding, wordt via het kanscontract de (dagelijkse) onzekerheid vermeden over een eventuele herroeping van een schenking of wijziging van een testament.
8.3.2.4. BESLUIT
Uit al deze elementen samen, dient aldus te worden besloten dat het voorgenomen kanscontract ten bezwarende titel is. Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting ingevolge de artikelen 2.7.1.0.3, 3°, art. 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 jo 2.8.4.1.1, §2, VCF uit. Wij verwijzen dienaangaande naar de beslissingen door u genomen.[8]
8.4. NIET-FISCALE MOTIEVEN
De Aanvragers zien niet in op welke wijze de voorgenomen rechtshandeling de toepassing zou frustreren van enige fiscale bepaling, waarbij overigens het bewijs door Vlabel dient te worden aangetoond in het kader van de toepassing van fiscaal misbruik. Niettemin houden de Aanvragers er aan de niet-fiscale motieven uiteen te zetten die de keuze voor de voorgenomen rechtshandelingen verantwoorden.
Het voorzien in een regeling met betrekking tot de aandelen, is vooreerst ingegeven door de wens van elke echtgenoot om de levenskwaliteit en levensstandaard te kunnen behouden voor het geval zij zelf de langstlevende zijn, alsook om hen de nodige zekerheid en flexibiliteit te bieden. Een beding van aanwas sluit het dichtste aan bij hun bekommernissen om de volgende redenen:
- Een beding van aanwas is niet eenzijdig herroepelijk (tenzij om de 5jaar), het is enkel wijzigbaar mits toestemming van beide partijen. Een uitzondering werd voorzien voor het geval van echtscheiding, doch in dat geval vervalt ook de wens om de langstlevende te beschermen;
- De regeling is "reserve proof '. Dit wil zeggen dat de kinderen de toebedeling niet kunnen aanvechten op basis van inkorting;
- De echtgenoten hebben de zekerheid dat zij de goederen in natura bekomen bij het overlijden van de eerste van hen. De langstlevende zal immers bij overlijden van de eerste echtgenoot een voordeel met zakelijke werking verkrijgen, en meer bepaald dat hij/zij van rechtswege en onmiddellijk bij overlijden de volle en exclusieve eigendom verkrijgt van de aandelen van naamloze vennootschap "C";
- De kinderen van de Aanvragers zijn relatief jong (21 en 12 jaar respectievelijk). Omwille van de jonge leeftijd wensen de echtgenoten dat hun kinderen, bij een voortijdig overlijden van één van hen, de aandelen van de naamloze vennootschap "C" niet erven. De regeling beschermt de langstlevende echtgenoot tegen een mogelijke inmenging van hun kinderen en bewerkstelligt dat de langstlevende echtgenoot de controle en het beheer van de naamloze vennootschap '"C" behoudt.
Deze zekerheid kan niet gerealiseerd worden door middel van een legaat vermaakt in een testament (aangezien dit steeds eenzijdig herroepbaar en inkortbaar is door de kinderen) noch door een schenking dewelke tussen echtgenoten steeds herroepbaar is (tenzij ze zou verleden worden bij huwelijkscontract, doch een schenking is ook inkortbaar door de kinderen), noch door het finaal verrekenbeding (aangezien de langstlevende echtgenoot slechts een geldelijke vordering krijgt).
Gelet op het voorgaande, zijn de Aanvragers ervan overtuigd dat er voldoende niet-fiscale motieven in casu aanwezig zijn en dat de vooropgestelde verrichtingen geen fiscaal misbruik uitmaken in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.
IV. Beslissing
Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:
9. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.
10. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerrechtelijk vlak.
11. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:
- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:
“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;
- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:
“Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.
Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;
- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:
“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :
1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;
2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;
3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.
Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;
- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:
“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.
Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.
§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.
De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.
- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:
“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”
12. Het feit dat een beding van aanwas/kanscontract tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit contract op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas/kanscontract wordt afgesloten tussen echtgenoten, zoals in onderhavig geval, moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten, in casu de aandelen van de naamloze vennootschap “C”.
13. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.
14. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
15. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen (aandelen) die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.
16. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.
17. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.
18. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...
19. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.
20. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 52 jaar en 44 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten.
21. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).
22. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De aandelen behoren de echtgenoten voor een gelijk deel toe.
23. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF.
24. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.
Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.
Voetnoten
[1] R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 344; W. PINTENS, B.VAN DER MEERSCH en K. VANWINCKELEN, Inleiding tot het familiaal vermogensrecht, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 415 e.v.; Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 364.
[2] Antwerpen 10 februari 1988, T.Not.1989, 320; Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. MICHIELS.
[3] Rb. Turnhout 7 januari 2005, RAGB 2006, nr. 6, 60, noot D. MICHIELS.
[4] Antwerpen 4 juni 2012, rolnr. 2010/R/3289, onuitgegeven.
[5] Antwerpen 30 juni 2015, T.Not 2016, afl. 5, 364: “Louter het feit dat appellante (°1967) tien jaar jonger was dan de heer V. (°1957) houdt niet in dat bij het aangaan van de overeenkomst in 2000 er een ongelijkheid van kansen bestond. Partijen hadden op dat moment een leeftijd van 33 resp. 43jaar, die niet toeliet te voorspellen dat de ene meer kansen op vooroverlijden had dan de andere, gelet op de onzekerheden van het leven”.
[6] Cass. 21 oktober 2016, T.Not. 2017, 49, noot V. SAGAERT.
[7] Art. 4.243 BW; Zie ook in J. BAEL, “Het nieuwe basisartikel inzake het verbod van erfovereenkomsten: artikel 1100/1 van het Burgerlijk Wetboek na de aanpassing door de wet van 22 juli 2018.”, T.Not. 2018, nr. 12, (962) 988-989; E. DHAUWE, “2018: het jaar van het aanwasbeding. Aandachtspunten voor de praktijk”, Nieuwsbrief Successierechten 2019, afl. 2, (6) 8-9.
[8] O.a.: Voorafgaande beslissing nr. 17030 d.d. 2 oktober 2017, Voorafgaande beslissing 20025 d.d. 8 juni 2020