Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 16041 - Aanwasbeding tussen samenwonende broer en zus Vlaamse Belastingdienst

VB 16041 - Aanwasbeding tussen samenwonende broer en zus

Voorafgaande beslissing
Nummer
16041
Datum beslissing
5 september 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de toevoeging van een beding van aanwas aan de onverdeeldheid die bestaat tussen de “broer”, en de “zus”, kan worden beschouwd als een kansbeding en ingegeven is door andere dan fiscale motieven en de voorgenomen verrichting dus niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichtingen

II. A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris ‘X’, namens:

  • de “broer”
  • de “zus”

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

3. Broer en zus zijn beiden ongehuwd en wonen hun ganse leven samen op een boerderij. Zij beschikken, behoudens de boerderij, over meerdere percelen land, die in onverdeeldheid zijn tussen hen beiden. Zij wensen een overeenkomst van aanwas te sluiten, teneinde – in geval van overlijden – alle goederen aan de langstlevende te laten toekomen.

Zoals vermeld in het standpunt nr. 15050 zal de vraag of er registratiebelasting verschuldigd zal zijn o.m. afhangen van het feit of de aanwas beschouwd wordt als een kansbeding, dan wel als een beding onder kosteloze titel. Tussen echtgenoten wordt een vermoeden van schenking gehanteerd, tenzij het tegendeel blijkt uit de bewoordingen van de akte. Tussen broer en zus is er een miniem leeftijdsverschil. Volgens de aanvrager is er hier dan ook sprake van een kansbeding waardoor bij de uitwerking van het aanwasbeding het verkooprecht zal worden geheven op de helft volle eigendom van de betrokken onroerende goederen.

4. Aangezien het gaat om onroerende goederen, lijkt volgens de aanvrager de fictiebepaling van art. 2.7.1.0.3 VCF niet van toepassing.

5. Aangezien er volgens de vraagsteller andere dan fiscale motieven aan de verrichting ten grondslag liggen kan de verrichting volgens hem niet kwalificeren als fiscaal misbruik.

III. Relevante bepalingen van de VCF

6. Artikel 2.7.1.0.3 VCF luidt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

7. Het artikel 3.17.0.0.2 VCF, zoals gewijzigd door het decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2015) voorziet in een antimisbruikbepaling voor alle Vlaamse belastingen opgenomen in de VCF, met ingang van 1 januari 2015 en

luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden."

IV. Motivering van de aanvraag

8. In casu betreft de overeenkomst van aanwas onroerende goederen. De aanwas zou geschieden in een verhouding tussen broer en zus die op heden als samenwoners beschouwd worden en waarbij het de bedoeling is om de onroerende goederen aan de langstlevende van hen beiden te kunnen laten toekomen teneinde het behoud van de bestaande situatie te kunnen continueren na het overlijden van de eerststervende. Beide partijen zijn gelijkwaardig en ook hun kansen om langst te leven worden als gelijkwaardig beschouwd.

V. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

9. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

10. Artikel 2.7.1.0.3 VCF is niet van toepassing op de voorgenomen verrichting aangezien de verrichting onroerende goederen betreft.

11. Indien uit de concrete omstandigheden (o.a. quasi-gelijke leeftijd en gelijke overlevingskansen) en de bewoordingen van de overeenkomst blijkt dat het om een werkelijk kanscontract gaat, wordt de aanwas fiscaal beschouwd als ten bezwarende titel en bij uitwerking belast met het verkooprecht.

12. Gelet op de motieven van de betrokkene en het feit dat een beding van aanwas niet eenzijdig kan worden gewijzigd zal de verrichting niet worden gekwalificeerd als fiscaal misbruik als bepaald in artikel 3.22.0.0.1 VCF.