Gedaan met laden. U bevindt zich op: Deel VIII. Tuchtregeling Inhoudstafel Deel VIII. Tuchtregeling

Deel VIII. Tuchtregeling

Titel 1. Tuchtstraffen

Titel 1 bevat Art. VIII 1 tot en met Art. VIII 6.

Art. VIII 1

De ambtenaar kan worden onderworpen aan een tuchtprocedure:

bij tekortkoming aan zijn plichten, bepaald in deel II;
na strafrechtelijke veroordeling.

Art. VIII 2

De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken:

blaam;
inhouding van salaris;
tuchtschorsing;
lagere inschaling;
terugzetting in graad;
ontslag van ambtswege;
afzetting.

Art. VIII 3

De inhouding van salaris wordt toegepast gedurende ten hoogste drie maanden en mag niet meer dan één vijfde van de nettobezoldiging bedragen.

Art. VIII 4

De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden en kan aanleiding geven tot een inhouding van salaris die niet hoger mag liggen dan één vijfde van de nettobezoldiging.

Tijdens de tuchtschorsing bevindt de ambtenaar zich in de administratieve toestand non-activiteit met behoud van salaris, onverminderd het eerste lid. De ambtenaar heeft geen recht op bevordering in graad en op verhoging in salaris en salarisschaal.

Art. VIII 5

De lagere inschaling is de toekenning van een lagere salarisschaal binnen dezelfde graad.

De ambtenaar neemt in de nieuwe salarisschaal rang in op de datum waarop de lagere salarisschaal uitwerking heeft.

De lagere inschaling mag er in geen geval toe leiden dat de betrokken ambtenaar een lager salaris geniet dan indien hij werd teruggezet in graad.

Voor een personeelslid dat aangeworven is vanaf 1 juni 2024 of een personeelslid dat ervoor gekozen heeft onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 1 van deel VII van dit besluit te ressorteren, betekent de lagere inschaling dat hij in zijn huidige schaal maximaal teruggezet wordt naar trap nul.[82]

Art. VIII 6

De terugzetting in graad is de toekenning van een graad van een lagere rang die binnen hetzelfde niveau of binnen een lager[9] niveau is ingedeeld.

De terugzetting in graad heeft tot gevolg dat de salarisschaal wordt toegekend die verbonden is aan de graad waarin de ambtenaar wordt teruggezet.

De ambtenaar neemt in de nieuwe graad rang in op de datum waarop de lagere graad uitwerking heeft.

Titel 2. Tuchtprocedure

Titel 2 bevat Art. VIII 7 tot en met Art. VIII 23

Hoofdstuk 1. De bevoegde overheden

Hoofdstuk 1 bevat Art. VIII 7 en Art. VIII 8.

Art. VIII 7

§ 1. Onverminderd de mogelijkheid van beroep zoals bepaald in deze titel bestaat een tuchtprocedure uit een voorstel en een uitspraak en desgevallend uit een definitieve uitspraak, na advies van de raad van beroep.

§ 2. De overheden die bevoegd zijn om ten aanzien van een ambtenaar een voorstel, uitspraak of definitieve uitspraak te doen, voldoen aan de volgende algemene voorwaarden:

de tuchtstraf wordt voorgesteld door een functionele chef van de ambtenaar;
de tuchtstraf wordt uitgesproken door een functionele chef van het voorstellend personeelslid; deze functionele chef is een personeelslid van tenminste rang A1.
de tuchtstraf wordt definitief uitgesproken door een functionele chef van het personeelslid dat in eerste instantie de tuchtstraf heeft uitgesproken.

Art. VIII 8

§ 1. Als de tuchtstraf werd voorgesteld door het hoofd van een entiteit, raad of instelling, wordt ze uitgesproken door het managementorgaan van het beleidsdomein.

In afwijking van het eerste lid wordt de tuchtstraf uitgesproken door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs als de tuchtstraf werd voorgesteld door het hoofd van de instelling.[12]

Als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door het hoofd van een entiteit, raad of instelling, wordt ze definitief uitgesproken door het managementorgaan van het beleidsdomein.

In afwijking van het derde lid wordt de tuchtstraf definitief uitgesproken door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door het hoofd van de instelling.[12]

Als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door het managementorgaan van het beleidsdomein, wordt ze definitief uitgesproken door de functioneel bevoegde Vlaamse ministers.[2]

In afwijking van het vijfde lid wordt de tuchtstraf definitief uitgesproken door de functioneel bevoegde Vlaamse minister als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs.[12]

§ 2. De afzetting en het ontslag van ambtswege worden, na advies van de raad van beroep, definitief uitgesproken door het hoofd van de entiteit, raad of instelling waaronder de betrokken ambtenaar ressorteert. Deze bevoegdheid kan niet gedelegeerd worden.

Indien het hoofd van een entiteit, raad of instelling de afzetting of het ontslag van ambtswege heeft voorgesteld of in eerste instantie uitgesproken, is § 1 van toepassing.

§ 3. Voor het hoofd van de entiteit, raad of instelling of de functie van N-niveau die overeenkomstig deel V van dit besluit aangewezen werd bij eenzijdige administratieve rechtshandeling wordt de tuchtstraf voorgesteld door de opdrachtgever, uitgesproken door twee Vlaamse ministers aangewezen door de Vlaamse Regering en definitief uitgesproken door de Vlaamse Regering. De betrokken ministers nemen geen deel aan de beraadslaging over de definitieve uitspraak door de Vlaamse Regering.

Hoofdstuk 2. De procedure

Hoofdstuk 2 bevat Art. VIII 9 tot en met Art. VIII 16.

Art. VIII 9

Het voorstel dat ertoe strekt een tuchtstraf op te leggen wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en meegedeeld aan de betrokken ambtenaar.

Het personeelslid dat het voorstel heeft gedaan, stuurt tezelfdertijd het voorstel aan de bevoegde overheid voor uitspraak.

Art. VIII 10

§ 1. De overheid die bevoegd is voor het uitspreken van de tuchtstraf roept, binnen 15 kalenderdagen volgend op de datum van het voorstel, de ambtenaar via een beveiligde zending[34] op om gehoord te worden in zijn verdediging.

§ 1bis. De belanghebbende en zijn raadgever mogen het tuchtdossier op hun verzoek raadplegen voordat de verdediging plaats heeft. Zij beschikken voor de inzage van het dossier over een termijn van ten minste vijftien kalenderdagen na ontvangst van de oproepingsbrief.[9]

§ 2. Van de zitting wordt er een proces-verbaal gemaakt waarvan de betrokkene of zijn raadgever een kopie krijgt. De ambtenaar of zijn raadgever kan binnen 15 kalenderdagen[9] na de mondelinge verdediging schriftelijk de middelen ter verdediging uiteenzetten. Het verweerschrift wordt bij het dossier gevoegd, indien het tijdig werd ingediend.

Art. VIII 11

De bevoegde overheid spreekt de tuchtstraf uit binnen 20 kalenderdagen[9] na het horen van de ambtenaar in zijn verdediging.

De tuchtstraf wordt aangezegd met een beveiligde zending[34] binnen de twee werkdagen na de uitspraak en gaat in op de derde werkdag volgend op de datum van de beveiligde zending[34], behalve ingeval van afzetting en ontslag van ambtswege. Enkel in het geval van afzetting en ontslag van ambtswege schort het beroep, ingesteld door de ambtenaar tegen deze tuchtstraffen, de uitwerking ervan op. De ambtenaar wordt in deze gevallen wel van rechtswege geschorst in het belang van de dienst vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de beveiligde zending[34] waarmee hem de tuchtstraf wordt meegedeeld, tot op de dag dat de tuchtstraf definitief is geworden in toepassing van artikel VIII 12.

Art. VIII 12

De tuchtstraf is definitief de dag na het verstrijken van de termijn voor instelling van het beroep of nadat de bevoegde overheid na advies van de raad van beroep haar beslissing heeft meegedeeld via een beveiligde zending[34].

Art. VIII 13

De ambtenaar tegen wie een tuchtstraf uitgesproken wordt, kan hiertegen gemotiveerd beroep instellen bij de raad van beroep binnen 15 kalenderdagen, ingaande de dag volgend op de ontvangst van de beveiligde zending[34] houdende mededeling van de uitspraak.

Art. VIII 14

De raad van beroep beraadslaagt binnen de 30 kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift.

Art. VIII 15.

Onverminderd artikel I 16, §1, tweede lid[83], stuurt de raad van beroep binnen 15 kalenderdagen na het uitbrengen van het gemotiveerd advies het dossier aan de overheid bevoegd voor het definitief uitspreken van de tuchtstraf.

Terzelfdertijd wordt het advies aan de verzoeker betekend.

Art. VIII 16

De bevoegde overheid voor de definitieve uitspraak neemt binnen de 15 kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad van beroep een beslissing.

Zij kan geen andere feiten ter sprake brengen dan de feiten die als motief gediend hebben voor het advies van de raad van beroep.

De beslissing van de bevoegde overheid wordt binnen twee werkdagen met een beveiligde zending[34] verstuurd aan de betrokken ambtenaar en meegedeeld ter informatie aan de secretaris van de raad van beroep.

Hoofdstuk 3. Algemene kenmerken van de tuchtprocedure

Hoofdstuk 3 bevat Art. VIII 17 tot en met Art. VIII 23.

Art. VIII 17

Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.

Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.

Art. VIII 18

Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen, kan niemand het voorwerp zijn van een tuchtvordering voor reeds gesanctioneerde feiten.

Art. VIII 19

De bevoegde overheid noch de raad van beroep kunnen een zwaardere tuchtstraf definitief uitspreken dan de straf die uitgesproken is voor het beroep.[6]

Zij mogen alleen feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.

Als de raad van beroep unaniem beslist dat de tuchtstraf ongegrond is, kan de raad aansluitend bij eenparigheid van stemmen beslissen om geen of een lichtere straf toe te kennen dan de straf die uitgesproken is voor het beroep.[6]

Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak.[6]

Art. VIII 20

De tuchtprocedure wordt[26] geschorst in de gevallen zoals bepaald door de federale wetgeving betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.

2e lid - opgeheven[26]

Art. VIII 21

§ 1. De tuchtprocedure wordt van rechtswege opgeschort vanaf het verzoek van de ambtenaar om onder de bescherming van de Vlaamse Ombudsman te worden geplaatst tot na het onderzoek door de Vlaamse Ombudsman naar het mogelijk verband tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.

§ 2. De Vlaamse Ombudsman deelt het resultaat van zijn onderzoek mee aan de ambtenaar en aan de lijnmanager.

§ 3. Als de Vlaamse Ombudsman van oordeel is dat er geen verband is tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid, kan de bevoegde overheid de tuchtprocedure verder zetten.

§ 4. Als de Vlaamse Ombudsman meent dat er een mogelijk verband bestaat tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid, richt hij aan de bevoegde overheid het verzoek om de tuchtprocedure te beëindigen.

De bevoegde overheid deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek aan de Vlaamse Ombudsman mee of zij al dan niet akkoord gaat met dat verzoek.
Als de bevoegde overheid niet akkoord gaat met het verzoek van de Vlaamse Ombudsman of weigert uitvoering te geven aan zijn verzoek of niet antwoordt aan de Vlaamse Ombudsman binnen de voormelde termijn van twintig werkdagen, brengt de Vlaamse Ombudsman hierover verslag uit bij de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, die in overleg met de functioneel bevoegde minister zijn standpunt bepaalt en dit meedeelt aan de Vlaamse Ombudsman en aan de lijnmanager.

§ 5. Dit artikel is niet van toepassing in het geval van opheffing van de bescherming, ingevolge artikel II 3, § 2.

Art. VIII 22

De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die werden vastgesteld binnen een termijn van zes maanden voorafgaande aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.

Bij de beoordeling van de strafmaat mogen evenwel relevante vermeldingen die in het persoonlijk dossier opgetekend werden, in aanmerking genomen worden.

3e lid - opgeheven[26]

Art. VIII 23

De in deze titel vastgestelde termijnen worden opgeschort in de maand augustus en tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

Titel 3. De doorhaling van de tuchtstraffen

Titel 3 bevat Art. VIII 24

Art. VIII 24

§ 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.

§ 2. De doorhaling van de tuchtstraffen gebeurt van rechtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op:

-één jaar voor de blaam;
-twee jaar voor de inhouding van salaris;
-drie jaar voor de tuchtschorsing;
-vier jaar voor de lagere inschaling of de terugzetting in graad.