Jij is de onderwerpsvorm van de tweede persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Jou is de voorwerpsvorm. Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat. Beide voornaamwoorden kunnen in onbeklemtoonde positie vervangen worden door de gereduceerde vorm je.
- Jij hebt stijl. (onderwerp)
- Ik zoek jou. (lijdend voorwerp)
- Ik geef jou een cadeau. (meewerkend voorwerp)
- Ik doe het voor jou. (na een voorzetsel)
Twijfel tussen jij en jou is mogelijk na dan, als en zoals. In de meeste van die gevallen is het aan te bevelen om de vorm jij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.
- Hij is jonger dan jij. (= dan jij bent)
- Wij hebben een andere auto dan jij.
- Stijn is net zo belangrijk als jij.
- Koen verdient evenveel als jij.
- Zij denkt hetzelfde als jij.
- Ze zingt niet zoals jij.
- We zijn al jaren op zoek naar een acteur zoals jij. (= een acteur zoals jij er een bent)
In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na dan, als of zoals, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciƫren, achten).
- Ik apprecieer hem meer dan jij. (= meer dan jij hem apprecieert)
- Ik apprecieer hem meer dan jou. (= meer dan ik jou apprecieer)
Twijfel tussen jij en jou is ook mogelijk na behalve. Behalve jij is correct als er een band is met het onderwerp van de zin. Behalve jou is correct als er een band is met een ander zinsdeel dan het onderwerp.
- Niemand weet dit, behalve jij. (niemand = onderwerp)
- Hij had ons allemaal gezien, behalve jou. (ons allemaal = lijdend voorwerp)
- Hij gaf iedereen goede raad, behalve jou. (iedereen = meewerkend voorwerp)
Twijfel is ten slotte ook mogelijk in zinnen met een meewerkend voorwerp dat als onderwerp kan worden aangevoeld, zoals passieve zinnen met het werkwoord vragen. In zulke zinnen zijn er vaak twee grammaticale analyses mogelijk, waardoor beide vormen te verdedigen zijn.
- Jou werd niet gevraagd om daaraan deel te nemen. (jou = meewerkend voorwerp; om-zin = onderwerp)
- Jij werd niet gevraagd om daaraan deel te nemen. (jij = onderwerp; om-zin = lijdend voorwerp)