Inzitten wordt aan elkaar geschreven als het om het werkwoord gaat met de betekenis ‘bezorgd zijn (over)'.
- Ik wil niet dat mijn ouders over me inzitten.
- Wij regelen alles, het is dus niet nodig dat jullie erover inzitten.
In en zitten zijn twee aparte woorden als het om de letterlijke betekenis ‘zitten in iets' gaat.
- Waar willen jullie in zitten: in het fietsstoeltje of in de bakfiets?
- Haar twee kinderen kunnen erin zitten.