ervanaf / ervan af / er vanaf / er van af*
We schrijven ervanaf aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. De vorm -vanaf gaat terug op de voorzetselcombinatie van … af.
- De kat zit op tafel en wil ervanaf. (= wil van de tafel af)
Ervanaf wordt ook aan elkaar geschreven in de vaste combinatie ervanaf kunnen. In die combinatie is ervanaf een voornaamwoordelijk bijwoord dat samen met het werkwoord een eenheid vormt met een specifieke betekenis.
- ervanaf kunnen (= financieel of op een ander vlak mogelijk zijn): Denk je dat een bedankje ervanaf zou kunnen? Geen fooi kon ervanaf.
Dezelfde combinatie komt ook voor met af, eraf kunnen: Denk je dat een bedankje eraf zou kunnen? Geen lachje kon eraf.
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ervanaf zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en vanaf een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.
- De kat zit op tafel en wil er weer vanaf / weer ervanaf.
- Denk je dat een bedankje er misschien vanaf / misschien ervanaf zou kunnen?
We schrijven ervan af in twee woorden als af deel uitmaakt van een afzonderlijk zinsdeel. Ervan is dan een voornaamwoordelijk bijwoord dat we kunnen vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel van en een naamwoord.
- Wanneer zijn we ervan af? (= wanneer zijn we van iets af, bijvoorbeeld van die lastpost)
- Wie brengt hem ervan af? (= wie brengt hem van iets af, bijvoorbeeld van dat plan)
- We zullen ervan afkomen. (= we zullen van iets afkomen, bijvoorbeeld van die problemen)
Na ervan kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen. De dat-zin of de beknopte bijzin heeft in zulke zinnen dezelfde functie als een naamwoord.
- Hij probeerde haar ervan af te brengen aandelen van dat bedrijf te kopen. (= hij probeerde haar van iets af te brengen, zoals in: hij probeerde haar van die beslissing af te brengen)
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord ervan zijn van elkaar gescheiden als er tussen er en van een ander zinsdeel staat. De volgorde met de gesplitste vorm is vaak gebruikelijker dan die met de ongesplitste vorm. Soms is de ongesplitste vorm uitgesloten.
- Wanneer zijn we er eindelijk van / eindelijk ervan af?
- Hij probeerde haar er snel van / snel ervan af te brengen aandelen van dat bedrijf te kopen.
We schrijven er vanaf ook in twee woorden als er deel uitmaakt van een afzonderlijk zinsdeel. Vanaf wordt dan altijd gevolgd door een naamwoord.
- Hoe zou de aarde er vanaf de maan uitzien? (er hoort bij uitzien)
De spelling er van af*, in drie opeenvolgende woorden, is in geen enkel geval correct.