In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: Jij bent jonger dan ik (ben), en niet Jij bent jonger dan mij* (ben).
- Jij bent jonger dan ik.
- Hij is minder introvert dan ik.
- Soufiane heeft meer likes gekregen dan ik.
In sommige gevallen is zowel ik als mij mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciƫren, achten), bij waarnemingswerkwoorden (zoals horen, zien), in zinnen met een meewerkend voorwerp en na ander(e) of anders + dan.
- Jij apprecieert hem meer dan ik. (= meer dan ik hem apprecieer)
- Je apprecieert hem meer dan mij. (= meer dan je mij apprecieert)
- Zij ziet jou vaker dan ik. (= vaker dan ik jou zie)
- Zij ziet jou vaker dan mij. (= vaker dan zij mij ziet)
- Zij geeft jou meer complimenten dan ik. (= meer complimenten dan ik aan jou geef)
- Ze geeft jou meer complimenten dan mij. (= meer complimenten dan ze aan mij geeft)
- Zij heeft een andere auto dan ik. (zoals in Ik heb een auto)
- Heb je geen andere vriendin dan mij? (zoals in Je hebt mij als vriendin)
- Er was niemand anders dan ik in de winkel. (zoals in Ik was in de winkel)
- Zij vertrouwt niemand dan mij. (zoals in Zij vertrouwt mij)