Gedaan met laden. U bevindt zich op: betrekkelijke bijzin (taalkundige term) Taaladviezen

betrekkelijke bijzin (taalkundige term)

synoniem = relatieve bijzin, relatiefzin

Een betrekkelijke bijzin is een bijzin die wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord (bijvoorbeeld die), een voornaamwoordelijk bijwoord (bijvoorbeeld waarop) of een betrekkelijk bijwoord (bijvoorbeeld waar). Een betrekkelijke bijzin is meestal een bijvoeglijke bijzin, dat is een bijzin die als nabepaling bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord staat. De betrekkelijke bijzin is dan geen zelfstandig zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.

Een bijvoeglijk gebruikte betrekkelijke bijzin kan een beperkende of een uitbreidende betekenis hebben. Het verschil wordt duidelijk gemaakt door het gebruik van de komma. Voor een beperkende betrekkelijke bijzin staat er geen komma. De informatie is noodzakelijk om de genoemde persoon of zaak te kunnen identificeren en kan dus niet weggelaten worden.

  • Mijn broer die in Leuven woont, is morgen jarig. (= ik heb verschillende broers, maar ik heb het nu over die ene broer die in Leuven woont, niet over de andere)
  • Alle foto's waarop hij te zien was, zijn verdwenen.
  • Dit is het dorp waar hij is opgegroeid.

Voor een uitbreidende betrekkelijke bijzin staat er een komma. Bij hardop lezen kunt u op die plaats door een pauze laten horen dat er extra informatie volgt. Die extra informatie kan in principe worden weggelaten.

  • Mijn broer, die in Leuven woont, is morgen jarig. (= ik heb maar één broer, en die woont in Leuven)
  • De tweede foto, waarop zijn moeder te zien is, vind ik de mooiste.
  • In Smeerebbe-Vloerzegem, waar Erik is opgegroeid, staat een huis te koop.

Er zijn ook betrekkelijke bijzinnen met een ingesloten antecedent: het zelfstandig naamwoord of het voornaamwoord waarnaar de betrekkelijke bijzin verwijst, is dan niet uitgedrukt maar in het betrekkelijk voornaamwoord vervat. Wat bijvoorbeeld kan dan gelezen worden als ‘dat wat'. Zulke betrekkelijke bijzinnen zijn zelfstandig gebruikt en vormen dus een apart zinsdeel.

  • Wat u doet, is onaanvaardbaar. (= dat wat, de dingen die)
  • Wie niet weg is, is gezien. (= hij die, de persoon die)
  • Waar ik vandaan kom, houden ze juist van dat soort humor. (= daar waar, de plaats waar)