Gedaan met laden. U bevindt zich op: 20 jaar Taaltelefoon - interview met An en Stef Taaladvies

20 jaar Taaltelefoon - interview met An en Stef

Op 27 oktober 1999 werd de Taaltelefoon boven de doopvont gehouden: een openbare taaladviesdienst waarbij mensen terechtkonden met hun taalvragen. Het VRT-journaal wijdde er een item aan. De Vlaming zat er blijkbaar op te wachten, want de dag erna stond de Taaltelefooncentrale witgloeiend. Taaladviseurs An Bosmans en Stef Croon waren er toen al bij.

An Bosmans en Stef Croon

Hoe waren die eerste dagen?
Stef: ‘Dat item in het journaal miste zijn effect niet. Klokslag negen uur begonnen de toestellen te rinkelen. En als we ophingen, rinkelden ze meteen weer. Het was een vuurdoop: in de eerste twee maanden hebben we meer dan 2600 vragen beantwoord.’
An: ‘Het leek wat op een belegering. We maakten heel lange dagen. Alles was nieuw. We waren natuurlijk taalkundig opgeleid, maar we moesten ook onze eerste website helemaal zelf bouwen, van de grond af.’

Herinner je je de allereerste vraag nog?
Stef: ‘De eerste belster had geen vraag, maar een eis: dat niemand ooit nog de woorden invalide, mindervalide, andersvalide of gehandicapte zou gebruiken. Ze dacht dat wij daar in een handomdraai voor konden zorgen. Een kleine overschatting van onze macht.’
An: ‘Als we zó veel invloed op het taalgebruik hadden, zou niemand nog noemen en heten door elkaar gooien. (gelach) Maar wij hebben geen toverknop waarmee we ieders taalgebruik in één klap kunnen bijsturen. Of die hebben we nog niet gevonden.’

Wij hebben geen toverknop waarmee we ieders taalgebruik in één klap kunnen bijsturen.
An Bosmans

An Bosmans

taaladviseur

Wie belt er zoal naar de Taaltelefoon?
Stef: ‘We hebben een bont publiek. Van schoolkinderen tot hoogbejaarden. Mensen die professioneel met taal en teksten bezig zijn, maar ook mensen die maar af en toe iets schrijven. Studenten die met papers of masterproeven in de weer zijn. Mensen die op zoek zijn naar het juiste woord of naar een formulering die precíés goed zit. Dat kunnen ambtenaren, communicatiemensen en redacteurs zijn, maar ook advocaten, geestelijken, copywriters of quizmakers. Of een steenhouwer die vooral geen dt-fout in een monument wil beitelen.’
An: ‘Mensen bellen als het écht belangrijk is dat hun taal correct is. Als ze een sollicitatiebrief schrijven bijvoorbeeld, of een uitnodiging, of een verslag. We hebben geregeld begrafenisondernemers aan de lijn: een rouwbrief is een van de belangrijkste teksten die ooit over iemand worden geschreven. Daar wil je geen fouten in.’

Welk voordeel levert bellen op?
An: ‘Snelheid. Wie belt, heeft direct antwoord. En wij kunnen contextinformatie vragen en snel inzoomen op de kern van het probleem.’

Wat voor vragen krijgen jullie? Zijn dat vooral dt-vragen?
Stef: ‘Voor ons zijn dt-vragen wat een gesnipperd uitje is voor Jeroen Meus: dagelijkse kost, maar het is maar een fractie van het werk. We krijgen wel veel spellingvragen: hoofdletters, aaneenschrijven, afkortingen, de tussen-s, leestekens. We krijgen ook veel vragen over de betekenis en het correcte gebruik van woorden en uitdrukkingen.’

Welke vragen krijgen jullie nog zoal?
An: ‘Waarom krijgt mooi een -e in een mooie jongen maar niet in een mooi meisje? Hoe zit dat met hen en hun? Annulatie of annulering? Moet er een komma na de briefaanhef? Antwoord je met ja of nee op de vraag ‘Leven er geen ijsberen op de zuidpool?’ Wat zijn de trappen van vergelijking van moe? Is het heel de dag of de hele dag?’
Stef: ‘Wat betekent acribisch?’ Dat was iemand die ‘Oorlog en terpentijn’ aan het lezen was.’

Als mensen op een feestje horen dat ik taaladviseur ben, zeggen ze vaak ‘Oei, dan moet ik opletten wat ik zeg!’ Alleen Sigmund Freud kreeg dat zinnetje vaker te horen, denk ik.
Stef Croon

Stef Croon

taaladviseur

Bellen mensen ook wel ‘s om lucht te geven aan hun verontwaardiging?
Stef: ‘Dat gebeurt. Ze hebben een taalfout gezien in de krant of op televisie iets gehoord wat niet door hun beugel kan. Die zijn soms ook teleurgesteld dat we die toverknop nog altijd niet gevonden hebben. (lacht) Soms hebben ze gelijk, soms niet. Dat kunnen heel leuke gesprekken zijn, maar sommigen blijven steken in een ‘ik heb vroeger altijd geleerd dat’-discours. Dan vinden ze dat vroeger alles beter was en dat al het nieuwe verloedering is. Pas op, ik begrijp dat wel, want samen met hun oude zekerheden voelen die mensen ook zichzelf een beetje bij het vuilnis gezet. Je taal staat toch heel dicht bij jezelf. Maar het is niet omdat jij iets altijd op manier a zegt, dat anderen het niet op manier b mogen zeggen.’
An: ‘Veel mensen zeggen: ‘Taalverandering allemaal goed en wel, maar nu mag het wel een keer ophouden!’ Maar een taal die niet verandert, is een dode taal. Die verandering en dynamiek maken de taal juist levenskrachtig.’

Krijgen jullie nog evenveel telefoontjes als in het begin?
An: ‘In de beginjaren kwam 85% van de vragen binnen via telefoon en 15% via e-mail. Vandaag is dat bijna omgekeerd: 25% telefoon en 75% mail.’
Stef: ‘De wereld is nu veel digitaler. Toen werkten we met papieren registratieformulieren en rolden er nog vragen binnen via de fax. Het internet stond in z’n kinderschoenen en er was nog geen Google. Op onze tafels lagen diskettes en cd-roms.’
An: ‘Die eerste Van Dale-cd-rom, dat was toen het neusje van de zalm! Opzoeken ging sneller en makkelijker. Dat was geen overbodige luxe aan de telefoon.’

Hebben mensen vandaag nog evenveel behoefte aan taaladvies als toen?
Stef: ‘Zonder enige twijfel. In de beginjaren behandelden we zo’n tienduizend taalvragen per jaar, de laatste jaren schommelt dat tussen de zes- en de zevenduizend. Maar verkijk je daar niet op: wie vandaag een taalvraag heeft, begint te googelen en vindt het antwoord vaak zelf al op onze websites. Mensen hóéven ons dus niet meer zo vaak te bellen of te mailen.’
An: ‘We helpen nu veel meer mensen via het internet. Taaltelefoon.be werd vorig jaar bijna zes miljoen keer geraadpleegd, Taaladvies.net negen miljoen keer. En het online Groene Boekje werd ook vier miljoen keer bekeken. Dat zijn veel vragen die we niet meer persoonlijk hoeven te beantwoorden, hé. Dus ja, mensen liggen nog wakker van taal en van spelling.’

Jullie werken ook samen met de Taalunie?
An: ‘Samen met de Nederlandse collega’s van het Genootschap Onze Taal schrijven we de adviezen die door de Taalunie op Taaladvies.net gepubliceerd worden. Die zijn goedgekeurd door het Taaladviesoverleg, een commissie van Nederlandse en Vlaamse taalkundigen en experts, en door de Commissie Spelling van de Taalunie. We werken daarvoor nauw samen met Veronique Verreycken, onze collega die Taaladvies.net in goede banen leidt.’

Is de norm voor standaardtaal veranderd in die twintig jaar?
Stef: ‘Zeker. Maar dat heeft niet met teloorgang te maken, maar met een realistischer omgang met taalvariatie. Vroeger werd de norm rigoureus in Nederland gelegd. Zeg niet luidop en aanwezigheidslijst maar zeg hardop en presentielijst. Omdat de Nederlanders dat zo zeggen. Alles wat Belgisch-Nederlands was, kreeg zonder enige nuance het etiket ‘fout’. Ook tijdens onze opleiding was dat nog zo. Terwijl het Belgisch-Nederlands natuurlijk ook allerlei stijlregisters heeft. Vandaag is er meer ruimte voor die variatie en die registers, maar dat betekent niet dat we alles zomaar goedkeuren wat vroeger werd afgekeurd.’

An Bosmans aan de telefoon

Hoe moeilijk is onze spelling eigenlijk?
An: ‘Talen als het Fins en het Italiaans hebben een fonetischer spelling en zijn daardoor wat makkelijker te leren. Maar het Engels en het Frans hebben dan weer een véél moeilijker spelling. Wij zitten ergens in het midden. Het Groot Dictee gaf jarenlang de boodschap dat spellen hondsmoeilijk was: je zag goeie spellers dertig fouten maken in acht zinnen. Maar dat was omdat die zinnen erg gezocht waren en bulkten van de rariteiten.’
Stef: ‘De spellingregels zijn nu duidelijker dan vroeger. In de ‘nieuwe spelling’ van 1995 zaten er nog vrij veel hiaten en kronkels, maar in 2005 is de Leidraad van het Groene Boekje bijgestuurd. Daar was toen ook veel over te doen in de pers. Die heisa is bijna een verplicht nummer, maar de regels bieden nu meer houvast dan ooit.’

Wat moet een goede taaladviseur kunnen?
An: ‘Je moet veel parate taalkennis hebben en die snel kunnen gebruiken. Soms zeggen mensen: ‘Knap zeg, dat u dat allemaal zo voor de vuist weg kunt antwoorden’. Maar terwijl ik zo kalm zat te praten, zat ik wel als een gek allerlei informatie open te klikken. We weten heel goed waar we de informatie kunnen vinden die we nodig hebben.’
Stef: ‘Koelbloedigheid helpt, want je weet nooit wat je te wachten staat. Regelmatig laten leerkrachten een leerling tijdens de les bellen. Dan moet je tonen wat je waard bent. Je hebt een sceptisch publiek – ‘Huh, een taaltelefoon? Bestáát dat zelfs?’ – en je moet iets complex op een eenvoudige manier uitleggen: kort, goed gestructureerd, met een voorbeeld of een trucje dat ze nooit meer vergeten. Ondertussen hoor je een rare galm, want je staat op speaker en iedereen luistert mee. Dat is alsof je zélf examen zit af te leggen. Als je zo’n klas aan het eind ‘Dank u!’ hoort roepen, dan is dat een geweldig gevoel.’

Het beeld van de taaladviseur als kijvende boeman, bestaat dat nog?
Stef: ‘Als mensen op een feestje horen dat ik taaladviseur ben, zeggen ze vaak ‘Oei, dan moet ik opletten wat ik zeg!’ Alleen Sigmund Freud kreeg dat zinnetje vaker te horen, denk ik. (gelach) Maar ik ben zeker geen kijver die anderen voortdurend op de vingers tikt. Ik heb wel een leven, hé.’
An: ‘Mensen hebben vragen en wij beantwoorden die zo goed mogelijk. We helpen élke keer weer iemand uit de penarie, dat is wel fijn. We krijgen soms heel leuke reacties!’

Enkele reacties van vraagstellers

  • Een pluim voor het uitstekende werk dat jullie leveren. Ik doe af en toe een beroep op jullie vlotte, deskundige en uitermate vriendelijke dienstverlening en consulteer geregeld jullie website: ik ben een zeer tevreden gebruiker!
    Frie Van Grunderbeeck
  • Hartelijk bedankt voor dit supersnelle antwoord! U doet hiermee alle clichés omtrent overheidsdiensten teniet. Wij zijn fan!
    Bas Moeyaert
  • Prijs voor warmste stem van de week gaat naar … de man van de @taaltelefoon die me vriendelijk opbelde met het antwoord op mijn vraag. Geen zin om mijn voicemail in te spreken?
    @loremichiels (op Twitter)
  • Fijn dat zo’n dienst bestaat! Af en toe weet je echt niet waar je het moet zoeken. Dank je wel!
    Hans Verstraete
Als Luc twijfelde over een schrijfwijze, belde hij de Taaltelefoon, waar tot Lucs grote fascinatie aan de Boudewijnlaan in Brussel ambtenaren klaarzaten om taalkundige vragen te beantwoorden.’ […] ‘Soms voerde hij hele gesprekken met ze, alleen al uit enthousiasme over het feit dat die mensen er überhaupt wáren.
LV

Leon Verdonschot

Uit 'Vos. Het leven van Luc De Vos'