Gedaan met laden. U bevindt zich op: Boekhoudkundige richtlijnen Financieel beleid en beheer (BBC)

Boekhoudkundige richtlijnen

De boekhoudkundige richtlijnen adviseren de lokale besturen over de boeking van hun transacties. Ze dienen ook als inspiratiebron voor de boeking van soortgelijke activiteiten.

Bewaartermijnen boekhoudstukken

Het lokaal bestuur moet de bewijsstukken en de (hulp)dagboeken minimaal 10 jaar bewaren (art. 7 BVR BBC). De regelgeving bepaalt geen uitdrukkelijke aanvangsdatum voor die termijn.

De generieke selectielijsten van het Algemeen Rijksarchief adviseren een bewaartermijn die ingaat “vanaf 1 januari volgend op het jaar waarin het betreffende stuk aangemaakt werd of het dossier werd afgesloten”.

De bewijsstukken en de (hulp)dagboeken van een boekjaar maken deel uit van de rekening over dat jaar. Die jaarrekening wordt pas definitief als de toezichthoudende overheid ze heeft goedgekeurd. Daarom is het logisch de bewaartermijn te laten starten op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de jaarrekening in kwestie is goedgekeurd.

Principe van vastlegging, aanrekening en boeking van transacties

Een vastlegging van een transactie is de inschrijving van de verwachte uitgaven die het gevolg zijn van een voorgenomen of al aangegane verbintenis met een welbepaalde derde. Een bestuur registreert de vastleggingen per boekjaar in een budgettair dagboek van de vastleggingen (artikel 85 van het besluit van de Vlaamse Regering over de beleids- en beheerscyclus).

Elke inschrijving moet minstens de volgende elementen bevatten:

  • het volgnummer
  • de invoerdatum
  • het boekjaar
  • de code voor de budgettaire entiteit
  • de algemene rekening
  • het bedrag
  • de omschrijving van de verrichting
  • een verwijzing naar het beleidsveld
  • in voorkomend geval, een verwijzing naar de economischesectorcode, de actie en het investeringsproject (artikel 83 BVR BBC).

Een aanrekening van een transactie is de inschrijving van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven in een budgettair dagboek van de aanrekeningen . Een aanrekening is een budgettaire verrichting. De aanrekening van een transactie gebeurt op het moment dat het bestuur de verrichting inschrijft in een dagboek van de algemene boekhouding (artikel 86 en 87 BVR BBC).

Elke inschrijving van een ontvangst of een uitgave in het budgettair journaal van de aanrekeningen moet minstens de volgende elementen bevatten:

  • het volgnummer
  • de invoerdatum
  • het boekjaar
  • de code voor de budgettaire entiteit
  • de algemene rekening
  • het bedrag
  • de omschrijving van de verrichting
  • een verwijzing naar het beleidsveld
  • de derde met wie de verbintenis is aangegaan
  • een verwijzing naar de vastlegging van de transactie (enkel voor uitgaven)
  • in voorkomend geval, een verwijzing naar de economischesectorcode, de actie en het investeringsproject (artikel 83 en 86 BVR BBC).

Een lokaal bestuur registreert alle financieel-economische transacties ook in een dagboek of een hulpdagboek van de algemene boekhouding. Die inschrijving noemen we een boeking. Elke boeking moet minstens de volgende elementen bevatten:

  • het volgnummer
  • de invoerdatum
  • het boekjaar
  • de code voor de budgettaire entiteit
  • de algemene rekeningen en de bedragen die moeten gedebiteerd of gecrediteerd worden
  • de omschrijving van de verrichting en de boekhoudkundige periode waarin de transactie plaatsvindt (artikel 89 en 90 BVR BBC).

Naast de pure kasverrichtingen (de ontvangsten en uitgaven) registreren de besturen dus ook de betalingen en de inningen met de financiële rekeningen, de permanente middelen, de financieringsbronnen, de vorderingen, de schulden, de kosten en de opbrengsten. De registratie gebeurt op het moment van de realisatie van de transactie, d.w.z. op het moment dat de transactie plaatsvindt en niet louter op het moment van de inning of de betaling.

De algemene en de budgettaire boekhouding vormen één geïntegreerd systeem. Via de software verloopt de dubbele registratie in budgettaire dagboeken en dagboeken van de algemene boekhouding in de praktijk automatisch zonder dat de gebruikers hiermee belast worden. Elke registratie van een aanrekening gebeurt in principe gelijktijdig in het budgettaire dagboek en in het dagboek van de algemene boekhouding.

Transactiemoment voor enkele specifieke verrichtingen

Overlopende rekeningen

De overlopende rekeningen (AR 490 t.e.m. AR 493) dienen om kosten en opbrengsten die betrekking hebben op meerdere boekjaren correct toe te wijzen aan het juiste boekjaar. De tegenrekening van een overlopende rekening moet dus altijd een kosten- of een opbrengstenrekening zijn.

De overlopende rekeningen ‘AR 490 Over te dragen kosten’ en ‘AR 492 Toe te rekenen kosten’ worden gebruikt in samenhang met een kostenrekening. De overlopende rekeningen ‘AR 491 Verkregen opbrengsten’ en ‘AR 493 Over te dragen opbrengsten’ worden gebruikt in relatie tot een opbrengstenrekening.

Een overlopende rekening kan nooit worden gebruikt in samenhang met een balansrekening. De tegenrekening kan dus nooit een financiële rekening (AR 55) zijn.

Raadpleeg concrete voorbeelden in boekhoudfiche 7502(PDF bestand opent in nieuw venster).

Wachtrekeningen

De tegenrekening van een wachtrekening (AR 499) moet altijd een balansrekening zijn. Wachtrekeningen kunnen niet gebruikt worden in samenhang met een kosten- of een opbrengstenrekening.

Wachtrekeningen dienen om bedragen te registreren die het bestuur niet onmiddellijk kan toewijzen aan de juiste algemene rekening, bijvoorbeeld omdat het verantwoordingsstuk te weinig concrete informatie bevat. Ze moeten altijd worden gesaldeerd op balansdatum.

Een bestuur moet alle bedragen die op het einde van het boekjaar nog op een wachtrekening staan, onderzoeken en toewijzen aan de correcte algemene rekening vooraleer het dat boekjaar afsluit en de jaarrekening opmaakt.

Interne facturatie

Interlokale vereniging

De interlokale vereniging is organisatorisch en operationeel autonoom, maar heeft geen eigen rechtspersoonlijkheid. Dat betekent dat de interlokale vereniging in het rechtsverkeer handelt via de beherende of de deelnemende gemeente(n).

De beherende gemeente stelt alle handelingen voor de interlokale vereniging (art. 394 DLB). Als er geen beherende gemeente is, doet elke deelnemende gemeente dat. Daarom moeten de beherende of de deelnemende gemeente(n) de transacties van een interlokale vereniging opnemen in hun boekhouding. In de praktijk kunnen de gemeenten gebruik maken van een analytische code (zoals een kostenplaats), zodat ze ook een afzonderlijke jaarrekening kunnen maken over de activiteiten van de interlokale vereniging.