Circulatieleiding: rekenmethode (voor bouwaanvragen t.e.m. 31-12-2016)
Het effect van een wordt ingerekend in het voor warm tapwater. Hieronder worden de belangrijkste aspecten van de rekenmethode toegelicht.
Rendement van de circulatieleiding
Het rendement van een circulatieleiding wordt ingerekend in het voor warm tapwater. Het rendement van de circulatieleiding wordt bepaald als de verhouding van de totale hoeveelheid warmte die de circulatieleiding levert aan de aangesloten tappunten tot de som van deze totale hoeveelheid geleverde warmte en de warmteverliezen die optreden in de circulatieleiding. Hoe hoger het rendement van de circulatieleiding, hoe kleiner de impact van de circulatieleiding op het E-peil.
Warmteverliezen in de circulatieleiding
De warmteverliezen die optreden in de circulatieleiding worden bepaald op basis van:
- temperatuur van het sanitair warm water: deze temperatuur wordt steeds vast verondersteld op 60 °C
- omgevingstemperatuur: deze hangt af van de omgeving waarin de circulatieleiding of een deel ervan zich bevindt. Er wordt gerekend met vaste waarden voor deze temperatuur in functie van het type omgeving. Hoe groter het temperatuursverschil tussen de omgevingstemperatuur en het sanitair warm water, hoe meer warmteverliezen zullen optreden in de circulatieleiding
- lengte van de circulatieleiding: hoe langer de circulatieleiding, hoe meer warmteverliezen er optreden bij eenzelfde isolatiewaarde
- lineaire warmteweerstand van de isolatie: hoe hoger deze weerstand, hoe minder warmteverliezen zullen optreden voor eenzelfde lengte van de circulatieleiding. Hier wordt ook rekening gehouden met de uitvoeringskwaliteit van de isolatie
Uitvoeringskwaliteit van de isolatie
Wanneer de lineaire warmteweerstand alleen zou bepaald worden op basis van de isolatiedikte en warmtegeleidingscoëfficiënt, gaat men er van uit dat de isolatie van de leidingen perfect is uitgevoerd. In werkelijkheid is de uitvoering zelden perfect en kunnen er koudebruggen ontstaan. Dit komt vooral voor ter hoogte van aftakkingen, bochten en kraanwerk in de leidingen. Deze niet-perfecte uitvoering wordt op forfaitaire manier in rekening gebracht door een factor van 0,6 toe te passen bij de bepaling van de lineaire warmteweerstand.