Ketel: invoergegevens EPB-software (voor bouwaanvragen t.e.m 31-12-11)
Rendement bij 30% deellast
Bij invoer van een toestel voor ruimteverwarming moet u het testrendement van het toestel bij 30% deellast ingeven. Dit rendement moet bepaald zijn ten opzichte van de onderste verbrandingswaarde.
Dit gegeven vindt u op een technische fiche van de ketel of opvragen bij de fabrikant. De onderste verbrandingswaarde is de hoeveelheid warmte die door de volledige verbranding van een eenheid brandstof vrijkomt, waarbij wordt verondersteld dat de waterdamp niet condenseert en de bijhorende warmte niet wordt gerecupereerd.
Ketelinlaattemperatuur bij 30% deellasttest
De ketelinlaattemperatuur bij 30% deellasttest is de temperatuur waarbij het 30%- werd bepaald.
In de meeste testgevallen is het 30%- bepaald bij 30 °C. Die waarde staat dan ook standaard ingevuld door de EPB-software als u het bibliotheekelement wilt aanmaken.
Als uit de productinformatie blijkt dat de testwaarde van het toestel dat u wilt invoeren, toch verschilt van 30 °C, dan kan u de vooringevulde waarde zonder problemen aanpassen naar de gewenste waarde. In het kader van een controle kan het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) een kopie van de technische fiche of productinformatie van het toestel opvragen, om de aangepaste waarde te verifiëren.
Goed om te weten: de ketelinlaattemperatuur bij 30%-deellasttest is niet hetzelfde als de ontwerpretourtemperatuur van het verwarmingssysteem in het project. Deze laatste is een projectgebonden gegeven, terwijl de ketelinlaattemperatuur bij 30%-deellasttest een productgegeven is.
Ontwerpretourtemperatuur
Meer informatie over de ontwerpvertrek- en ontwerpretourtemperatuur vindt u bij afgifte.
Aanwezigheid van warmteopslag
Meer informatie wanneer u moet aangeven of er warmteopslag is, vindt u bij opslag.
Regeling die de ketel op temperatuur houdt
Dit is een regeling die de ketel permanent, dus ook gedurende periodes zonder warmtevraag, warm houdt. Een dergelijke regeling zorgt er voor dat de ketel niet onbeperkt kan afkoelen (uiteindelijk tot omgevingstemperatuur) tussen 2 branderbeurten in.
Ook wanneer er een regeling aanwezig is die de keteltemperatuur wel laat dalen tot een lagere temperatuur maar die er wel voor zorgt dat deze lagere temperatuur behouden blijft en de keteltemperatuur dus nooit zakt naar omgevingstemperatuur, wordt beschouwd als een regeling die de ketel op temperatuur houdt.
Wanneer u niet weet of de ketel een dergelijke regeling heeft, moet u er van uit gaan dat deze regeling aanwezig is en geeft u dit zo aan in de software.