Gedaan met laden. U bevindt zich op: Weigering teruggave 3/5de registratierechten Vlaamse Belastingdienst

Weigering teruggave 3/5de registratierechten

Rechtspraak
Rolnummer
2016/AR/1370
Datum beslissing
31 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Rechtbank
Hof van Beroep te Antwerpen
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Bij notariële akte van 27 november 2012 werd een onroerend goed na hoger bod definitief toegewezen aan dhr. X voor de prijs van 186.000,00 euro.

Gebruik makend van het recht om een lastgever aan te wijzen heeft dhr. X bij notariële akte van 30 november 2012 verklaard dat voornoemd onroerend goed werd gekocht voor zijn rekening én voor rekening van mevr. Y, ieder voor 50% in volle eigendom.

Bij notariële akte van 8 juli 2013 hebben dhr. X en mevr. Y verklaard dat zij overeengekomen zijn dat de heer X zijn onverdeelde helft in volle eigendom van voornoemd onroerend goed ten translatieve titel afstaat en overdraagt aan mevrouw Y.

De akte werd geregistreerd tegen betaling van 2,5% registratierechten (art. 109, 1° W. Reg., thans art. 2.10.1.0.1 en 2.10.4.0.1 VCF).

In deze notariële akte van 8 juli 2013 verzocht de heer X om teruggave van 3/5de van de betaalde registratierechten aangezien de wederverkoop is geschied binnen de door de wet voorziene termijn van 2 jaar (toepassing art. 212, eerste lid W. Reg., thans 3.6.0.0.6., §2 VCF).

Deze teruggave werd door de administratie geweigerd.

De betwisting betreft de vordering tot teruggave van 3/5de van de betaalde registratierechten bij “wederverkoop”.

De belastingplichtige stelt dat de fiscus een teruggave bij snelle wederverkoop mogelijk acht bij translatieve rechtshandelingen en dat in de notariële akte afstand-verdeling uitdrukkelijk wordt bepaald dat de overdracht gebeurt ten translatieve titel. Het betreft bijgevolg een translatieve overdracht waarop art. 212 W. Reg. van toepassing is.

De discussie tussen partijen beperkt zich tot het begrip “wederverkoop” van artikel 212 W. Reg.

Art. 212 W. Reg., zoals van toepassing op onderhavig geschil, bepaalt:

“In geval van wederverkoop van een onroerend goed, door de verkoper of zijn rechtsvoorgangers verkregen bij een akte waarop het bij artikel 44 vastgestelde recht is voldaan, wordt drie vijfde van dat recht aan de wederverkoper teruggegeven indien de wederverkoop bij authentieke akte vastgesteld is binnen twee jaar na de datum van de authentieke akte van verkrijging.”

Het begrip “wederverkoop” is niet gedefinieerd in art. 212 W.Reg.

Het Hof van Beroep Antwerpen te Antwerpen oordeelt dat men het begrip “wederverkoop” van art. 212 W.Reg. dient te ontleden in het licht van het begrip “verkoop” in hetzelfde wetboek.

Voor de toepassing van artikel 212 W. Reg. moeten de aankoop en de verkoop beschouwd worden als de “verkoop” van een onroerend goed zoals bedoeld in het wetboek der registratierechten, zelfs als de verrichting op het gebied van het burgerlijk recht deze kwalificatie niet geniet.

Het hof is van oordeel dat de discussie over de declaratieve dan wel translatieve aard van de rechtshandeling in dit verband irrelevant is.

De wet beoogt de begunstiging van de verkoop van een onroerend goed dat de verkoper of zijn rechtsvoorganger zelf bij aankoop had verkregen.

Artikel 212 W. Reg is dan ook van toepassing als de vervreemding binnen het toepassingsgebied van het verkooprecht valt.

De belastingplichtige deed afstand van zijn onverdeelde helft in volle eigendom van een onroerend goed aan de mede-eigenaar ervan. Die transactie kan op grond van artikel 113 W.Reg. voor de heffing der registratierechten niet als een verkoop van een onroerend goed worden beschouwd. Er wordt niet betwist dat de notariële akte van 08/07/2013 waarbij eiser in hoger beroep zijn onverdeelde helft in volle eigendom van voornoemd onroerend goed ten translatieve titel afstond en overdroeg aan mevr. Y, geregistreerd werd op het registratiekantoor tegen betaling van 2,5% registratierechten (het verdelingsrecht, art. 109, 1° W .Reg.).

De aanvoering dat de afstand op burgerlijk vlak als een verkoop van een onroerend goed zou worden beschouwd, doet niet ter zake, aangezien enkel de kwalificatie voor de heffing van registratierechten relevant is. De eerste rechter oordeelde dan ook terecht dat, niettegenstaande in de notariële akte van 8 juli 2013 werd overeengekomen dat dhr. X zijn onverdeelde helft ten translatieve titel afstond en overdroeg aan mevr. Y en niettegenstaande de afstand door eiser in hoger beroep op burgerlijk vlak als een verkoop van een onroerend goed zou worden beschouwd, dit niet ter zake doet gezien voor de heffing der registratierechten deze afstand immers niet als een verkoop van een onroerend goed wordt beschouwd.

Het hof stelt vast dat de afstand-verdeling onderhevig is aan het verdelingsrecht en niet aan het verkooprecht. De afstand-verdeling ondergaat rekening houdend met de fiscale kwalificatie van “verdelingen en gelijkstaande overdrachten” een eigen fiscale behandeling en valt onder toepassing van het verdelingsrecht, zodat artikel 212 W. Reg. kennelijk de artikelen 10, 11 en 172 GW. (de ontheffing van 3/5 van de registratiebelasting) niet schendt wanneer het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de teruggave van drie vijfde van dat verkooprecht aan de wederverkoper enkel van toepassing is als de vervreemding (“wederverkoop”) eveneens binnen het toepassingsgebied van het verkooprecht valt, zijnde een andere fiscale kwalificatie met een andere fiscale behandeling.

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 3.6.0.0.6. VCF