Gedaan met laden. U bevindt zich op: Vrijstelling successierechten activa familiale onderneming Vlaamse Belastingdienst

Vrijstelling successierechten activa familiale onderneming

Rechtspraak
Rolnummer
19/2826/A
Datum beslissing
27 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

Op 23 maart 2010 overleed dhr. V. Zijn nalatenschap komt toe aan zijn echtgenote mevr. S voor 1/1 vruchtgebruik en aan zijn 3 kinderen elk voor 1/3de blote eigendom.

Op 29 oktober 2010 werd een gezamenlijke aangifte van nalatenschap ingediend. De toepassing werd gevraagd van art. 60bis W. Succ. voor de bestanddelen die deel uitmaken van een familiale onderneming met name een landbouwbedrijf. Hiervoor werd een attest in de zin van art. 60bis, §10 W. Succ. bijgevoegd.

Op 20 juni 2016 richtte de Vlaamse belastingdienst een schrijven aan de erfgenamen inzake de verleende vrijstelling van successierechten voor de familiale onderneming. De Vlaamse Belastingdienst verwees naar de volgende voorwaarden die binnen een periode van 5 jaar na het overlijden vervuld moeten zijn om de vrijstelling te behouden:

  • Er mogen zich geen dalingen hebben voorgedaan in het belegd vermogen, het kapitaal of de vorderingen door uitkeringen of terugbetalingen in de 5 jaar na het overlijden van de erflater.
  • De onderneming komt alleen maar in aanmerking voor zover de onderneming een jaarrekening opmaakt.

Er wordt verzocht om aan de hand van details uit de boekhouding van de onderneming aan te tonen dat er is voldaan aan deze voorwaarden.

Op 18 juli 2016 ontving de Vlaamse Belastingdienst een schrijven van de notaris. De erfgenamen hadden op 27 oktober 2010 de hoeve en de volledige hoevebekleding verkocht. De kopers baten nog steeds een landbouwbedrijf uit. De notaris stelde dat er bijgevolg voldaan is aan de voorwaarden voor de vrijstelling. Tenslotte zou niet duidelijk zijn hoe de erfgenamen de gegevens van de boekhouding van de overnemers aan Vlabel konden bezorgen.

De rechtbank verwijst naar art. 60bis W. Succ. De relevante passage inzake de ‘familiale onderneming’ luidt:

§7. Indien het belegd vermogen of het kapitaal en de vorderingen bedoeld in §1 dalen door uitkeringen of terugbetalingen in de vijf jaar na het overlijden wordt het normaal tarief evenredig verschuldigd.

De rechtbank stelt dat het gunstregime werd ingevoerd bij decreet van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997 (B.S. 31 december 1996). De doelstelling van dit gunstregime was voornamelijk het bevorderen van een duurzame tewerkstelling en het garanderen van de continuïteit van de familiale onderneming over de generaties heen.

De rechtbank stelt vast dat de erfgenamen blijkbaar op 27 oktober 2010 de hoeve en hoevebekleding hebben verkocht aan derden, en dat deze derden nog steeds een landbouwbedrijf zouden uitbaten.

De Vlaamse Belastingdienst heeft hieruit terecht afgeleid dat het belegd vermogen van de familiale onderneming binnen de periode van 5 jaar na het overlijden was gezakt tot 0 EUR vermits het is overgegaan naar derden. De erfgenamen hebben dus niet meer voldaan aan de vrijstellingsvoorwaarden zodat zij successierechten dienen te betalen.

De rechtbank merkt in dit verband op dat de doelstelling van het bevorderen van de continuïteit van de familiale onderneming binnen de familie verwijzende naar art. 60bis, §7 W. Succ. duidelijk inhoudt dat de vererfde bedrijfsactiva nog steeds moeten toebehoren aan de erfgenamen. Volgens de rechtbank was het immers nooit de bedoeling van de decreetgever om een vrijstelling te geven aan erfgenamen m.b.t. de geërfde bedrijfsactiva en hun tevens toe te laten in de controleperiode van 5 jaar deze activa tegen een verkoopprijs te vervreemden. De rechtbank is van oordeel dat de verkregen verkoopprijs voor de vererfde bedrijfsmatige activa wel degelijk een terugbetaling van het belegde vermogen van de familiale onderneming uitmaakt. De belastingplichtigen hebben in ruil voor de bedrijfsactiva de verkoopprijs gekregen, hetgeen door Vlabel terecht ‘als een door deze bepaling geviseerde mutatie’ wordt beschouwd waardoor ‘het belegd vermogen daalt’. Dat derden de verkregen activa verder aanwenden in een nieuwe onderneming doet hieraan geen afbreuk, aangezien de loutere continuïteit van de economische activiteit buiten de familie onvoldoende is om te kunnen genieten van de vrijstelling van successierechten.

Heffing

  • Erfbelasting