Gedaan met laden. U bevindt zich op: Voorafgaande beslissing van VLABEL Vlaamse Belastingdienst

Voorafgaande beslissing van VLABEL

Rechtspraak
Rolnummer
A.R. 17/669/A
Datum beslissing
23 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
hervormd in hoger beroep

Heffing

  • Procedure

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.7. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF
  • art. 3.22.0.0.1. VCF

Samenvatting

Op 08/08/2016 werd een aanvraag tot voorafgaande beslissing ingediend bij VLABEL overeenkomstig art. 3.22.0.0.1 VCF met betrekking tot een voorgenomen verrichting.

De doelstelling bestond erin te horen bevestigen dat de voorgenomen verrichting, met name de schenking van deelbewijzen van een burgerlijke maatschap in volle eigendom onder last tot betaling van een rente aan de schenkers, niet zou vallen onder de toepassing van art. 2.7.1.0.7 VCF of art. 3.17.0.0.2 VCF en bijgevolg geen aanleiding zou geven tot de heffing van enige erfbelasting.

Op 14/11/2016 werd een beslissing getroffen door VLABEL waarbij deze aanvraag negatief werd beoordeeld op ambtshalve negatieve gronden.

De aanvragers kunnen met deze voorafgaande beslissing niet instemmen en starten een procedure voor de Rechtbank van Eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.

De aanvragers vorderen dus de bestreden beslissing wordt vernietigd en willen een nieuwe voorafgaande beslissing bekomen, van de rechtbank zelf.

VLABEL werpt de ontoelaatbaarheid op van de vordering omdat de aanvragers niet beschikken over de vereiste hoedanigheid en het vereiste belang. Bovendien tast de voorafgaande beslissing hun subjectieve rechten niet aan.

Bij gebrek aan belang is de vordering tot beoordeling van de beslissing, krachtens artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek, ontoelaatbaar. Een eventueel belang volstaat immers niet opdat de vordering ontvankelijk zou zijn.

Uit de voorbereidende werken van de wet van 23 maart 1999 blijkt immers duidelijk dat de rechtsvordering van de belastingplichtige tegen de fiscale administratie slechts toelaatbaar is wanneer het gaat om een ten onrechte gevestigde uitvoerbare belastingstitel of om een onverschuldigd betaalde belasting terug te vorderen (Parl. St., Kamer, zitting 1997-1998, nr. 1341/1, p. 36). De voorafgaande beslissing verwijst niet naar een van deze mogelijkheden zodat ze geen aanleiding kan geven tot een reeds verkregen en dadelijk belang.

De rechtbank merkt op dat een voorafgaande beslissing door de wet wordt gedefinieerd als de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse Administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad (artikel 3.22.0.0.1, § 1, tweede lid V.C.F.). Dit impliceert dus dat de aanvrager van de voorafgaande beslissing nog geen enkel recht heeft verworven, aangezien de aanslag nog niet werd gevestigd. De aanvrager verzoekt enkel dat de Vlaamse Administratie zou willen nagaan hoe de vigerende fiscale regels op een concrete situatie dienen geïnterpreteerd en toegepast te worden.

De rechtbank is van oordeel, in weerwil van wat de aanvragers voorhouden, dat hun belang voor het instellen van hun vordering enkel wijst op een ‘eventueel’ belang. Dit ‘eventueel’ belang blijkt ook uit het feit dat eisers nog geen rechtshandelingen hebben gesteld, zij hebben enkel voornemens geuit die het voorwerp waren van de voorafgaande beslissing zoals ook blijkt uit hun gedinginleidende dagvaarding. Eisers falen aldus in hun bewijslast inzake het (actueel) belang.

Bovendien is de vordering waarin zij vragen dat de rechtbank een standpunt zou innemen in plaats van VLABEL, een vraag tot schending van de scheiding der machten. VLABEL behoort tot de uitvoerende macht, terwijl deze rechtbank behoort tot de rechtsprekende macht die zich dient uit te spreken over fiscale geschillen overeenkomstig de artikelen 1385decies en 1385undecies.

Omwille van de hierboven gemaakte overwegingen besluit de rechtbank dan ook dat de vordering bij gebrek aan (een actueel) belang overeenkomstig artikel 17 Ger. W. ontoelaatbaar is.

De gedinginleidende dagvaarding is aldus onontvankelijk.