Artikel 1080 Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat zowel het afschrift als het origineel van het verzoekschrift waarbij het cassatieberoep wordt ingesteld, worden ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie.

Artikel 378 WIB92 bepaalt dat het verzoekschrift houdende voorziening in cassatie en het antwoord op de voorziening door een advocaat mag worden ondertekend en neergelegd.

Uit de samenhang van deze bepalingen volgt enerzijds dat inzake inkomstenbelastingen het verzoekschrift in cassatie van de belastingplichtige niet noodzakelijk door een advocaat bij het Hof van Cassatie, maar in elk geval door een advocaat moet worden ondertekend en neergelegd en anderzijds dat het voor het Hof van Cassatie voor een partij niet mogelijk is zichzelf te verdedigen, maar dat steeds de bijstand van een raadsman vereist is voor het ondertekenen van het beroepsverzoekschrift. Dat een verzoeker zelf advocaat is, ontslaat hem niet van de verplichting beroep te doen op een raadsman.