Gedaan met laden. U bevindt zich op: Verlaagd tarief Familiale vennootschap - verhuur onroerende goederen is geen werkelijke economische activiteit Vlaamse Belastingdienst

Verlaagd tarief Familiale vennootschap - verhuur onroerende goederen is geen werkelijke economische activiteit

Rechtspraak
Rolnummer
19/3587/A
Datum beslissing
9 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Rechtbank
Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent
Status
Definitief

Beschrijving

Samenvatting

In het voorliggende geschil bestaat er tussen partijen o.m. een betwisting betreffende de toepassing van artikel 2.7.4.2.2, §2, 2° VCF. De belastingplichtige werpt op dat de vennootschap nv C een economische activiteit uitoefent in de zin van artikel 2.7.4.2.2, §2, 2° VCF, met name de verhuur van diverse panden. VLABEL daarentegen argumenteert dat aan de vervulling van de activiteitsvoorwaarde niet is voldaan.

De rechtbank merkt op dat de activiteitsvoorwaarde van de vererving van aandelen van een familiale vennootschap een werkelijke economische activiteit vereist. De bewijslast ligt bij de belastingplichtige. De loutere vermelding van het maatschappelijk doel in de statuten volstaat niet om aan te tonen dat de vennootschap enige activiteit heeft. Het louter aanhouden en/of het verhuren van enkele onroerende goederen bewijst nog niet een economische activiteit.

In het voorliggende geschil dient belastingplichtige te bewijzen dat de vennootschap nv C de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit tot voorwerp heeft en ook effectief uitoefent in het kader van een economische activiteit en dit op het ogenblik van het overlijden. Als aan deze voorwaarde is voldaan kan de familiale onderneming C onderworpen worden aan het gunstregime voor familiale vennootschappen in de erfbelasting.

De rechtbank merkt verder op dat de toepassing van artikel 2.7.4.2.2 VCF voorwaardelijk is, in die zin dat voor de duur van drie jaar na het overlijden ook moet voldaan zijn aan de bepalingen van artikel 2.7.4.2.3 VCF (oud artikel 60/3 VI. W. Succ.) en dat dit overeenkomstig artikel 2.7.4.2.4 VCF gecontroleerd wordt door de administratie met in voorkomend geval de inkohiering van aanvullende rechten tot gevolg.

De rechtbank stelt vast dat de familiale onderneming nv C geen werkelijke economische activiteit uitoefent. Het is eerder een passieve vennootschap, het betreft een vastgoedvennootschap die bovendien een holding­ vennootschap is. In dit verband stelt de rechtbank vast met inachtneming van de balansen van de drie voorafgaande boekjaren (overlijden op 22/01/2018) dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen op cumulatieve wijze minder dan 1,5 % van de totale activa vertegenwoordigen. In de balansen over 2016-2017-2018 is er geen sprake van werknemers. En de terreinen en gebouwen maken meer dan 50 % uit van de totale activa.

De rechtbank deelt niet de zienswijze van belastingplichtige dat het louter verhuren van onroerende goederen een handels- of ambachtsactiviteit zou uitmaken. Artikel 2.7.4.2.2, §2, 2° VCF vereist wel degelijk dat een familiale vennootschap een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit uitoefent. Hoe de nv C deze activiteit zou uitoefenen zonder personeel is een raadsel aldus de rechtbank. Deze economische activiteit dient bovendien te bestaan op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap op 22 januari 2018. Belastingplichtige faalt in haar bewijslast. De rechtbank is van oordeel, op grond van de hierboven gemaakte vaststellingen en overwegingen, dat de familiale onderneming nv C niet onderworpen kan worden aan het gunstregime voor familiale vennootschappen, vermits zij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.7.4.2.2, §2, 2° VCF.

Inzake de belastingverhogingen is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde belastingverhoging van 20% wegens roerend verzuim dient herleid te worden naar 10%.

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.4.2.2. VCF
  • art. 3.18.0.0.7. VCF
  • art. 3.3.1.0.8. VCF