Gedaan met laden. U bevindt zich op: Verkrottingsheffing - Vrijstelling wegens ramp Vlaamse Belastingdienst

Verkrottingsheffing - Vrijstelling wegens ramp

Rechtspraak
Rolnummer
F.14.0012.N
Datum beslissing
5 november 2015
Publicatiedatum
22 maart 2022
Rechtbank
Hof van Cassatie
Status
Definitief

Heffing

  • Heffing op ongeschikte en onbewoonbare woningen

Wettelijke basis

  • art. 2.5.6.0.2. VCF

Samenvatting

Krachtens artikel 26, eerste en tweede lid, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, hierna Leegstandsdecreet, zoals hier toepasselijk (tegenwoordig art. 2.5.7.0.1 VCF, eerste lid), is de heffing verschuldigd indien het gebouw of de woning gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in de inventaris. De aanslag kan worden gevestigd vanaf het ogenblik van het verstrijken van de periode van twaalf maanden tot uiterlijk de laatste dag van het hierop volgend kwartaal. Zolang het gebouw of de woning niet is geschrapt uit de inventaris, blijft de heffing verschuldigd, overeenkomstig artikel 36 (tegenwoordig art. 2.5.7.0.1 VCF, tweede lid), op het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van de eerste verjaardag. De aanslag kan worden gevestigd vanaf dit ogenblik tot uiterlijk de laatste dag van het kwartaal volgend op het verstrijken van de nieuwe periode van twaalf maanden.

Krachtens artikel 42, §2, 3°, Leegstandsdecreet, zoals op 1 januari 1996 in werking getreden, wordt de houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 27, vrijgesteld van de heffing voor de gebouwen of de woningen die getroffen zijn door een ramp, zoals bepaald door de Vlaamse regering, die zich heeft voorgedaan onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige, gedurende een periode van twee jaar volgend op de datum van de ramp. (tegenwoordig Art. 2.5.6.0.2., §1, 3° VCF)

Uit die bepalingen volgt dat de vrijstelling van de heffing voor de gebouwen of de woningen die getroffen zijn door een ramp, beperkt is tot de heffingen die verschuldigd worden binnen de vrijstellingsperiode van twee jaar volgend op de datum van de ramp.

De appelrechter stelt vast dat:

  • voor het heffingsjaar 2007 het kohier uitvoerbaar werd verklaard op 15 juni 2007 en het aanslagbiljet werd verzonden op 20 juni 2007;
  • de verweerster in de belastbare periode eigenares was van de woning;
  • de woning op 26 januari 2005 getroffen werd door een ramp, meer bepaald een brand;
  • de woning op 31 maart 2005 onbewoonbaar werd verklaard en op dezelfde datum opgenomen werd in de inventaris;
  • in beginsel een eerste heffing verschuldigd was op 31 maart 2006, namelijk twaalf maanden na de opname in de inventaris (heffingsjaar 2006), en een tweede heffing op 31 maart 2007, namelijk 12 maanden vanaf de datum van de eerste verjaardag (heffingsjaar 2007).

De appelrechter die oordeelt dat de vrijstelling van artikel 42, §2, 3°, Leegstandsdecreet geldt voor twee heffingen die verschuldigd worden na de ramp van 26 januari 2005 en die op die grond de voor het heffingsjaar 2007 op 31 maart 2007 verschuldigde heffing vernietigt, terwijl de vrijstellingsperiode van twee jaar reeds was verstreken op 26 januari 2007, verantwoordt die beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.