Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 23072 - Kanscontract roerende goederen, optioneel beding van aanwas, opzegmogelijkheden artikel 3.77 BW Vlaamse Belastingdienst

VB 23072 - Kanscontract roerende goederen, optioneel beding van aanwas, opzegmogelijkheden artikel 3.77 BW

Voorafgaande beslissing
Nummer
23072
Datum beslissing
18 december 2023
Publicatiedatum
8 februari 2024

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.2. VCF
  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF
  • art. 3.77 BW

I. Voorwerp van de aanvraag

1. Onderhavige aanvraag tot voorafgaande beslissing strekt er toe te vernemen dat

  • Het voorgelegde aanwascontract met optie, zoals opgenomen in bijlage 1, tussen de echtgenoten X-Y kwalificeert als een kanscontract en dus ten bezwarende titel;
  • Indien dit contract in België wordt geregistreerd, de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, § 2 VCF niet van toepassing zullen zijn en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn;
  • Bij overlijden van één van de echtgenoten evenmin de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3° en 2.7.1.0.5 VCF van toepassing zullen zijn, zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn;
  • Deze verrichting geen fiscaal misbruik vormt in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

De heer en mevrouw X-Y verzoeken ten slotte, overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §4, lid 1 VCF, dat, gelet op het voorwerp van de aanvraag, de termijn waarvoor de beslissing ter zake zal genomen worden, langer zal zijn dan vijf jaar. Meer bepaald verzoeken zij om een geldigheidsduur van de afgeleverde beslissing tot en met het overlijden van één van hen beiden.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door:

2.1. De heer X, van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1933 met rijksregisternummer […], en;

2.2. zijn echtgenote, mevrouw Y, van Nederlandse nationaliteit, geboren te […] op xx.xx.1937, met rijksregisternummer […].

3. Op heden wonen zij samen te […]. De aanvragers benadrukken dat de echtgenoten sinds meer dan vijf jaar hun fiscale woonplaats in het Vlaamse Gewest hebben.

4. Zij waren gehuwd onder het Nederlands huwelijksstelsel van scheiding van goederen blijkens akte verleden voor notaris […] te […], op xx.xx.1963, gewijzigd blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1971, gewijzigd blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1998, en gewijzigd bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2023 waarbij zij hun stelsel wijzigden naar een stelsel van zuivere scheiding van goederen naar Belgisch recht, sindsdien niet meer gewijzigd (bijlage 2).

5. Ze hebben samen één gemeenschappelijk en meerderjarig kind, te weten mevrouw Z, geboren te […] op xx.xx.1965, met rijksregisternummer […], wonende te […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. De aanvrager-echtgenoten wensen tussen hen een aanwascontract met optie af te sluiten met betrekking tot het volgend roerend goed. Het betrokken roerend goed is de volgende effectenportefeuille, dewelke hen in volle eigendom toebehoort, ieder voor de onverdeelde helft (bijlage 3):

  • De effectenportefeuille met nummer […] aangehouden bij bank […], met een saldo van € […] op datum van xx.xx.2023. Sedert deze datum hebben zich louter waardeschommelingen maar geen toevoegingen of afnames voorgedaan.

Het aanwascontract met optie zal tevens betrekking hebben op de vruchten, de opbrengsten en de meerwaarden van deze effectenportefeuille. Ook alle goederen die bij wijze van belegging, wederbelegging, contractuele en wettelijke zaakvervanging in de plaats zouden treden van de effectenportefeuille, zullen aan het aanwascontract onderworpen zijn.

Het ontwerp van de voorgenomen aanwascontract met optie is terug te vinden in bijlage 1.

III. Motivering van de aanvraag

7. Principe

Een aanwascontract wordt door de Vlaamse Belastingdienst omschreven als een contract tussen twee of meerdere partijen waarbij overeengekomen wordt dat het onverdeelde aandeel van de eerststervende in volle eigendom of in vruchtgebruik op een bepaald goed, dat ze samen aankopen of dat zij reeds in onverdeeldheid bezitten, onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende, van rechtswege zal aanwassen en dus verkregen zal worden door de overlevende deelgeno(o)t(en). De tegenprestatie bestaat in een evenwichtige kans voor elke deelgenoot om het aandeel van de andere in het goed te verwerven, indien hij de langstlevende is.

Het aanwascontract wordt optioneel voorzien. Het contract krijgt dan bij het overlijden van de eerststervende geen automatische uitwerking. De langstlevende moet binnen een welbepaalde termijn na het overlijden op formele wijze zijn keuze voor het aanwascontract bevestigen. Aan het uitoefenen van de optie wordt in afwijking van artikel 5.147 Burgerlijk Wetboek terugwerkende kracht toegekend tot het moment van overlijden van de eerststervende partij.

Vanuit fiscaal oogpunt wordt onder de hierna bepaalde voorwaarden aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan erf- of schenkbelasting. Voor een aanwascontract met betrekking tot roerende goederen, zoals in voorliggend geval, geldt dat het aanwascontract:

  • Beperkt moet zijn, via een beschikking onder bijzondere titel;
  • Ten bezwarende titel moet zijn.

8. Onder bijzondere titel

Het aanwascontract is onder bijzondere titel wanneer het contract niet de algemeenheid van goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

9. Ten bezwarende titel: een evenwichtig kanscontract

Het aanwascontract betreft een contract ten bezwarende titel, wat verklaard wordt door het gegeven dat de kansen van elk van de partijen om de aanspraken in vruchtgebruik of in volle eigendom op het gehele goed te verkrijgen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het beding van aanwas, etc.

Compensatie wordt niet aanvaard. Ongelijkheid qua overlevingskansen kan niet gecompenseerd worden door ongelijkheid qua inleg. Dat zijn twee verschillende evenwichten. Door een grotere inleg vergroot de kans immers niet om de andere mede-eigenaar te overleven.

De kwalificatie van een contract ten bezwarende titel kan niet alleen volgen uit de concrete omstandigheden van de gelijkaardige levensverwachting en de gelijkwaardige inleg, maar kan tevens volgen uit de bewoordingen van het contract, zoals onder meer de opname van een vervreemdingsverbod en het verbod van het verlenen van een volmacht alsook het niet uitdrukkelijk in de tijd beperkt zijn van het aanwascontract.

Deze evenwichtigheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van het contract.

De kwalificatie van het aanwascontract als ten bezwarende titel, sluit de heffing van erf- of schenkbelasting in hoofde van de artikelen 2.8.1.0.1 juncto artikel 2.8.4.1.1 §2 VCF en van de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3° en 2.7.1.0.5 VCF uit. Wij verwijzen dienaangaande naar de beslissingen door uw diensten genomen door de jaren heen.

10. Met betrekking tot artikel 4.243 BW

Het aanwascontract betreft een kanscontract onder bijzondere titel en ten bezwarende titel onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant. Artikel 4.243 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat toegelaten zijn de contracten dewelke ten bezwarende titel en onder bijzondere titel zijn gesloten, ongeacht of deze contracten kwalificeren als erfovereenkomst.

11. Echtgenoten gehuwd onder een stelsen van scheiding van goederen

Dat een aanwascontract mogelijk is tussen echtgenoten wordt door de Vlaamse Belastingadministratie zelf bevestigd. In onderhavig geval zijn de echtgenoten gehuwd onder het stelsel van zuivere scheiding van goederen (zie bijlage 2).

12. toepassing in casu

12.1 Onder bijzondere titel

Het aanwascontract met optie dat de echtgenoten, de heer en mevrouw X-Y, wensen af te sluiten heeft betrekking op de hoger vermelde effectenportefeuille die zij in onverdeeldheid aanhouden, ieder ten belope van de helft.

Uw dienst besloot reeds dat vermits een effectenportefeuille beschouwd wordt als een universaliteit, aanvaard wordt dat het contract betrekking heeft op de effectenportefeuille in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn. Een effectenportefeuille kwalificeert immers als feitelijke universaliteit zodat zaakvervanging van rechtswege optreedt. Het voorliggend aanwascontract met optie met betrekking tot de effectenportefeuille zal, in voorkomend geval, dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van overlijden van één van de partijen en dit ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van belegging en/of wederbelegging. Dit doet geen afbreuk aan het feit dat het voorliggend aanwascontract met optie als een contract onder bijzondere titel kwalificeert.

In het voorliggend aanwascontract met optie wordt tevens voorzien in conventionele zaakvervanging (zie puntje 6 in bijlage 1) zodat alles wat er de plaats komt van de oorspronkelijke effectenportefeuille tevens deel uitmaakt van het kanscontract. Het betreft een loutere toepassing van het algemeen principe van artikel 3.10 van het Burgerlijk Wetboek. Uw dienst aanvaardde reeds dat zaakvervanging speelt als deze conventioneel is voorzien of plaatsvindt uit kracht van de wet overeenkomstig artikl 3.10 van het Burgerlijk Wetboek.

Het voorliggende aanwascontract met optie dat de echtgenoten, de heer en mevrouw X-Y, voornemens zijn te sluiten, kwalificeert aldus als onder bijzondere titel.

12.2 Ten bezwarende titel: een evenwichtig kanscontract

Het aanwascontract met optie dat de echtgenoten, de heer en mevrouw X-Y, wensen af te sluiten kwalificeert als een (kans)contract ten bezwarende titel. Het bezwarende karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens waaruit blijkt dat de echtgenoten een evenwichtig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:

  • Een gelijkaardige levensverwachting bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door:
    • De gelijkaardige leeftijd van partijen, die op heden respectievelijk 89 jaar (wordt in november as. 90 jaar) oud en 86 jaar oud zijn zodat in casu een leeftijdsverschil van minder dan vier jaar voorlegt. Wij verwijzen hiervoor naar Voorafgaande Beslissingen waarbij een groter leeftijdsverschil voorlag en uw dienst oordeelde dat er sprake was van een gelijkaardige levensverwachting;[1]
    • Bovendien verkeren partijen in eenzelfde goede gezondheidstoestand. Dit blijkt uit de attesten afgeleverd ingevolge de medische onderzoken van de partijen (bijlage 4);
    • Wij verwijzen tevens naar de Voorafgaande Beslissing nr. 22061 d.d. 9 januari 2023 waarbij uw dienst oordeelde dat er sprake is van een gelijkaardige levensverwachting bij een aanwascontract afgesloten tussen partijen die beiden 89 jaar oud waren op het moment van de contractsluiting.[2]
  • Gelijkwaardige inleg wordt aangetoond door het feit dat beide partijen onverdeeld eigenaar zijn van de voormelde effectenportefeuille, ieder ten belope van de helft;
  • Het aanwascontract met optie waarvan sprake bevat een vervreemdingsverbod. Het is de partijen niet toegestaan om op gelijk welke wijze over hun onverdeeld aandeel in de effectenportfeuille te beschikken, zonder het akkoord van de andere partij en dit zo lang het contract uitwerking heeft. Elke daad van beheer of beschikking die gesteld wordt, zal met andere woorden de expliciete en persoonlijke handeling van beide partijen noodzaken. Het gaat om een geldig vervreemdingsverbod dat voldoet aan de dubbele voorwaarde van artikel 3.53 van het Burgerlijk Wetboek. Het beantwoordt immers aan een rechtmatig belang, met name het maximaal beschermen van elk van de partijen door de effectenportefeuille zo veel als mogelijk te bewaren, en is in de tijd beperkt, met name de duur van het aanwascontract;
  • Het aanwascontract met optie dat voorligt wordt aangegaan voor onbepaalde duur (zie puntje 7). De afwezigheid van einddatum leidt ertoe dat het contract, behoudens toepassing van art. 3.77 BW, slechts kan opgeheven worden mits wederzijds akkoord van de partijen.

13. Al deze elementen in acht genomen, dient men te concluderen dat het contract die de heer X en zijn echtgenote, mevrouw Y, voornemens zijn af te sluiten, kwalificeert als een evenwichtig kanscontract ten bezwarende titel en ten gevolge hiervan de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 io 2.8.4.1.1 §2 VCF geen toepassing kunnen vinden.

Noteer dat het voorliggend aanwascontract optioneel is bedongen met terugwerkende kracht van het uitoefenen van de optie tot op datum van overlijden van de eerststervende partij (zie puntje 1 in bijlage 1). Wij verwijzen hiervoor naar de Voorafgaande Beslissing nr. 23017 d.d. 17 juli 2023 (gepubliceerd op 30 augustus 2023) waarin uw dienst het volgende stelt:

“Een optioneel beding van aanwas is een beding onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van één van de echtgenoten en van het lichten van de optie door de langstlevende echtgenoot (cf. Hof van Cassatie 24 maart 2017, F.16.0067.N). Een beding onder opschortende voorwaarde heeft, als het is opgesteld na 1 januari 2023, bij vervulling van de voorwaarde uitwerking voor de toekomst (art. 5.147 van het Burgerlijk Wetboek). Het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het optioneel beding van aanwas waarbij de optie wordt gelicht na het overlijden is bijgevolg onderworpen aan de erfbelasting bij gebrek aan terugwerkende kracht van het optioneel beding van aanwas.

Indien het kanscontract evenwel voorziet in een terugwerking tot op het ogenblik van overlijden van de eerststervende zal er bij dit overlijden geen erfbelasting, geheven worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF, maar wel verkooprecht.”

De optie verbonden aan het aanwascontract waarvan sprake, waarvan de uitoefening terugwerkt tot op het moment van overlijden van de eerstervende, laat het besluit dat de artikelen 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5 en art. 2.8.1.0.1 io 2.8.4.1.1 §2 VCF geen toepassing kunnen vinden aldus ongewijzigd.

10.3 Geldigheidsduur van de voorafgaande beslissing

14. De aanvragers willen ten slotte vriendelijk vragen dat de geldigheid van de voorafgaande beslissing zich in de tijd zou uitstrekken tot aan het overlijden van één van de echtgenoten.

15. Niet-fiscale motieven

De partijen wensen dit aanwascontract met optie te sluiten met onderstaande niet-fiscale motieven.

  • Partijen wensen elkaar te beschermen in die zin dat de huidige levensstandaard die zij genieten ook na overlijden van één van hen kan worden behouden door de langstlevende. Bovendien behoudt de langstlevende partij dankzij het aanwascontract met optie voldoende flexibiliteit wat betreft het beheer en de beschikking van de effectenportefeuille aangezien hij/zij niet in samenloop komt met andere erfgenamen.
  • Voorts wensen zij te voorzien in een regeling die reservebestendig is. Zij wensen niet dat hun enig kind, of haar kinderen bij plaatsvervulling, kunnen opkomen tegen de aldus opgezette bescherming van de langstlevende partij. Het enig kind van de partijen is immers ongeneeslijk ziek en ondergaat thans een experimentele kankerbehandeling in Spanje. Indien partijen de langstlevende zouden beschermen middels een schenking of testament en het enig kind niet meer in leven zou zijn op het moment dat één van de partijen komt te overlijden, bestaat het risico dat (één van haar) kind(eren) (de kleinkinderen van partijen) – waarvan één nog minderjarig is - de inkorting zou vorderen. Partijen wensen dit risico uit te sluiten. Middels een testament of schenking kunnen partijen de gewenste wederzijdse bescherming dus niet bekomen zodat dit aanwascontract met optie voor de partijen de enige wenselijke oplossing vormt.
  • De partijen kiezen bewust voor een wederzijds contract dat hen in principe beiden bindt, behoudens toepassing van de eenzijdige opzeggingsmogelijkheid van artikel 3.77 van het Burgerlijk Wetboek. Partijen moeten in deze hypothese een redelijke opzeggingstermijn overeenkomen en indien dit niet mogelijk blijkt zal de rechter deze termijn bepalen rekening houdende met de elementen vermeld in artikel 3.77 van het Burgerlijk Wetboek. Een testament biedt in deze minder waarborgen aangezien er geen controle bestaat op een eenzijdige wijziging of herroeping hiervan. Hetzelfde geldt voor schenkingen tussen echtgenoten gedaan buiten huwelijksovereenkomst om, dewelke te alle tijde eenzijdig herroepbaar zijn. Het voorliggend aanwascontract met optie vormt in deze dus de meest geschikte regeling. De ontbindende voorwaarde van feitelijke scheiding, hangende vordering tot echtscheiding of gelijktijdig overlijden bij hetzelfde incident (zie puntje 9 in bijlage 1) doet hieraan geen afbreuk.

Indien en in de mate het besluitvormingsorgaan zou stellen dat er sprake is van fiscaal misbruik, hetgeen volgens de aanvragers niet het geval is, dan nog maakt de het voorliggend aanwascontract met optie geen fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF. Er zijn immers niet-fiscale motieven die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

16. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

17. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

18. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

- Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

- Artikel 2.7.1.0.2 VCF dat luidt als volgt:

“De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.”

- Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden.”;

- Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”.

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

19. Het feit dat een beding van aanwas/kanscontract tussen echtgenoten wordt afgesloten maakt dit contract op zich niet ongeldig. Wanneer een dergelijk beding van aanwas/kanscontract wordt afgesloten tussen echtgenoten, zoals in onderhavig geval, moet het slaan op de eigen goederen van de echtgenoten, in casu de onverdeelde helften van de effectenportefeuille.

20. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

21. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

22. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de roerende goederen die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

23. De effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuille betrekking heeft op de effectenportefeuille in haar geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

24. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.

25. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

26. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

27. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

28. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De echtgenoten hebben respectievelijk een leeftijd van 90 jaar en 86 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren conform hun leeftijd wat wordt gestaafd met de voorlegging van medische attesten.

29. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

30. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is. De betrokken effectenportefeuille behoort de echtgenoten elk voor de onverdeelde helft toe.

31. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlage kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract/beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF, 2.7.1.0.5 VCF, 2.8.1.0.1 VCF en 2.8.4.1.1, §2, VCF.

32. Een optioneel beding van aanwas is een beding onder opschortende voorwaarde van het vooroverlijden van één van de echtgenoten en van het lichten van de optie door de langstlevende echtgenoot (cf. Hof van Cassatie 24 maart 2017, F.16.0067.N). Een beding onder opschortende voorwaarde heeft, als het is opgesteld na 1 januari 2023, bij vervulling van de voorwaarde uitwerking voor de toekomst (art. 5.147 van het Burgerlijk Wetboek). Het roerend goed dat het voorwerp uitmaakt van het optioneel beding van aanwas waarbij de optie wordt gelicht na het overlijden is bijgevolg onderworpen aan de erfbelasting bij gebrek aan terugwerkende kracht van het optioneel beding van aanwas.

Indien het kanscontract evenwel voorziet in een terugwerking tot op het ogenblik van overlijden van de eerststervende zal er bij dit overlijden geen erfbelasting, geheven worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.3 VCF en 2.7.1.0.5 VCF. In casu is dat het geval.

33. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag liggen, tenzij uit de feiten blijkt dat de kansen uiteindelijk niet gelijkwaardig waren omdat één van de partijen kort na het sluiten van het contract niet onverwacht is komen te overlijden.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.

Voetnoten

[1] Voorafgaande Beslissing nr. 17046 d.d. 19 februari 2018 (verschil van 15 jaar); Voorafgaande Beslissing nr. 18013 d.d. 19 maart 2018 (verschil van 15 jaar); Voorafgaande Beslissing nr. 17058 d.d. 19 maart 2018 (verschil van 6 jaar); Voorafgaande Beslissing nr. 17025 d.d. 4 september 2017 (verschil van 8 jaar); Voorafgaande Beslissing nr. 19032 d.d. 19 augustus 2019 (vier jaar). Zie ook in de rechtspraak: Antwerpen 10 februari 1988, T.Not. 1989, 320 (verschil van 20 jaar).

[2] Voorafgaande Beslissing Vlabel nr. 22061, d.d. 9 januari 2023, gepubliceerd op 21 februari 2023.