Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 23018 - Inbreng van een onroerend goed in een vennootschap gevolgd door onrechtstreekse schenking van de aandelen van de vennootschap door de inbrengers aan een derde Vlaamse Belastingdienst

VB 23018 - Inbreng van een onroerend goed in een vennootschap gevolgd door onrechtstreekse schenking van de aandelen van de vennootschap door de inbrengers aan een derde

Voorafgaande beslissing
Nummer
23018
Datum beslissing
19 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 2.8.6.0.4. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er aldus toe de bevestiging te verkrijgen dat:

1.1. de inbreng ten behoeve van een derde kwalificeert als een schenking van roerende aard in de zin van artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF, en dienvolgens niet zal belast worden als een onroerende schenking in de zin van artikel 2.8.4.1.1, §1, VCF.

1.2. wanneer de aanvraag onder punt 1.1. bevestigd wordt dan komt het zeer waarschijnlijk voor dat deze onrechtstreekse schenking, onder voorbehoud van het nog steeds voldaan zijn aan de voorwaarden, in aanmerking komt voor de vrijstelling van de schenkbelasting vermeld in artikel 2.8.6.0.3., §1, 2° VCF wanneer de vennootschap waarin het vastgoed wordt ingebracht kwalificeert als een familiale vennootschap.

1.3. de voorgenomen verrichting niet ingegeven is door fiscale motieven en aldus niet kwalificeert als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], partner van […], namens:

2.1. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1941 met rijksregisternummer […] en zijn echtgenote,

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1941 met rijksregisternummer […].

De heer en mevrouw X - Y zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebreke aan voorafgaand huwelijkscontract, waaraan een wijziging met behoud van stelsel werd gebracht bij akte verleden voor notaris […] op xx.xx.1979.

De heer en mevrouw X - Y zijn samenwonend te […].

De aanvragers hebben reeds meer dan vijf jaar hun woonplaats in het Vlaamse Gewest.

Hierna genoemd: "de ouders"

3. Het in te brengen vastgoed (zie bijlage 1 bij de aanvraag) betreft diverse onroerende goederen gelegen te […].

Hierna genoemd: "het vastgoed".

4. De volgende vennootschappen zijn betrokken bij de voorgenomen verrichting:

4.1. De Naamloze Vennootschap "D", hierna genoemd "D"

- Ondernemingsnummer: […]

- Zetel: […]

- Rechtspersonen register: […]

- Afsluiting boekjaar: 31/12

- Bestuurders:

• X

• Y

• A

- Aandeelhouders (51.530 aandelen in totaal):

• X: 27.580 aandelen

• Y: 23.950 aandelen

4.2. De Besloten Vennootschap "E", hierna genoemd "E"

- De vennootschap kwalificeert als een familiale vennootschap in de zin van artikel 2.8.6.0.3. VCF, bevestiging verkregen ingevolge attest van de vrijstelling van schenkbelasting voor familiale ondernemingen en familiale vennootschappen d.d. xx.xx.2023 met dossiernummer […] (bijlage 2).

- Ondernemingsnummer: […]

- Zetel: […]

- Rechtspersonenregister: […]

- Afsluiting boekjaar: 31/12

- Bestuurders:

• NV D met als vaste vertegenwoordiger Y

• […] met als vaste vertegenwoordiger B

• […] met als vaste vertegenwoordiger […]

- Aandeelhouders (252 aandelen in totaal):

• X - Y: 1 aandeel

• NV D: 251 aandelen

4.3. De Besloten Vennootschap "F", hierna genoemd "F"

- Ondernemingsnummer: […]

- Zetel: […]

- Rechtspersonenregister: […]

- Afsluiting boekjaar: 31/12

- Bestuurder: C

- Aandeelhouders (65 aandelen in totaal):

• C: 32 aandelen

• A: 33 aandelen

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. FEITEN

5.1. De heer en mevrouw X - Y, gedefinieerd als 'de ouders', hebben twee dochters, mevrouw A en mevrouw B. Beide dochters zijn werkzaam binnen vennootschappen met eenzelfde exploitatie, met name het uitbaten van een supermarkt.

B is reeds medeaandeelhouder in de NV […] dewelke een supermarkt, genaamd […], uitbaat gelegen te […]

A is bestuurder in de NV D die de aandelen aanhoudt van de BV E en de BV G. De BV E betreft de uitbating van een supermarkt gelegen te […], […] en de BV G de verhuur van een supermarkt gelegen te […].

Het is de uitdrukkelijke wens van de ouders om de aandelen van de BV E of de betreffende holdingvennootschap met betrekking tot de exploitatie van de supermarkt gelegen te […], toe te bedelen aan hun dochter A, mits zij zelf, de ouders, levenslang de huurinkomsten op hun onverdeelde helft van het vastgoed kunnen behouden.

Alzo zou iedere dochter haar eigen vennootschap bezitten met dienvolgens haar eigen uitbating/exploitatie.

5.2. De ouders bezitten in privé eigendom de helft van divers vastgoed gelegen te […], dat aangewend wordt voor de exploitatie van de BV E. De andere onverdeelde helft van het vastgoed wordt aangehouden door de heer en mevrouw […].

Op heden wordt voormeld vastgoed verhuurd aan de BV E.

De ouders overwegen om hun onverdeelde helft van het vastgoed in te brengen in de bestaande Belgische vennootschap, de BV E, die op heden kwalificeert als een familiale vennootschap in de zin van artikel 2.8.6.0.3, §1, 2° VCF (zie bijlage 2 bij de aanvraag).

Het onverdeeld deel van het vastgoed zou worden ingebracht in blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik in hoofde van de ouders in het vermogen/kapitaal van de voormelde vennootschap. In ruil voor de voormelde inbreng krijgen de ouders aandelen van de BV E in volle eigendom.

Er zullen geen schulden worden overgedragen aan de vennootschap.

5.3. De ouders hebben de bedoeling om de aandelen die verkregen worden in ruil voor hun inbreng van het voormeld onverdeeld deel van het vastgoed zo snel mogelijk na de inbreng te laten toekomen aan één van hun dochters, mevrouw A. Zij zouden hiervoor gebruik willen maken van de techniek van de inbreng ten behoeve van een derde waarbij de aandelen gecreëerd ingevolge de inbreng door de ouders/schenkers rechtstreeks worden ingeschreven in volle eigendom op naam van de begiftigde (de dochter, A).

5.4. Louter informatief kan worden medegedeeld dat de participatie van de BV E zal afgesplitst worden van de NV D via de techniek van de partiële splitsing, waarbij deze participatie van de BV E wordt afgesplitst naar een bestaande vennootschap, de BV F, waarvan mevrouw A en haar echtgenoot, de heer C, op heden de enige aandeelhouders zijn.

De aandelen die gecreëerd worden naar aanleiding van de partiële splitsing in de BV F zullen eveneens geschonken worden aan de dochter, A. Dienaangaande zal nog een testattest worden aangevraagd om af te stemmen of de passieve holding, de BV F, voldoet aan de voorwaarden opgenomen onder artikel 2.8.6.0.3., §1, 2°, VCF.

Zoals voormeld is het de bedoeling om aan de dochter A alles toe te bedelen dat betrekking heeft op de exploitatie van de supermarkt gelegen te […], mits evenwel de ouders de huurinkomsten blijven behouden uit hun onverdeeld deel van het vastgoed.

5.5. Deze aanvraag betreft echter enkel het procedé van de inbreng ten behoeve van een derde en niet de partiële splitsing.

5.6. Het opzet is aldus om de blote eigendom van de onverdeelde helft van het professioneel aangewende vastgoed dat op heden eigendom is van de ouders, in te brengen in de bestaande BV E, op het ogenblik dat de BV E reeds gestructureerd zal zijn onder een passieve holding, de BV F.

5.7. Om de voormelde doelstelling te realiseren zouden de ouders gebruik willen maken van de techniek van een inbreng ten behoeve van een derde.

Bij de techniek van een inbreng ten behoeve van een derde komt het er op neer dat een persoon een inbreng doet van goederen in een vennootschap en tegelijkertijd in de inbrengakte stipuleert dat hij inbrengt ten behoeve van een derde waardoor de aandelen die in ruil voor de inbreng worden uitgegeven door de vennootschap niet (of niet helemaal) aan de inbrenger zelf toevallen, maar aan de derde in wiens voordeel de inbrenger bedongen heeft.

Toegepast op voornoemde casus betekent dit dat de ouders de blote eigendom van hun onverdeelde helft van het vastgoed inbrengen in de BV E.

Het vastgoed wordt op heden aangewend voor de exploitatie van de BV E.

5.8. Middels de techniek van de inbreng ten behoeve van een derde wordt aldus de inbreng gecombineerd met een quasi gelijktijdige onrechtstreekse schenking van de aandelen die in ruil voor de inbreng worden uitgegeven door de vennootschap. De schenking zit verweven in de rechtshandeling van de inbreng en maakt er aldus een wezenlijk onderdeel van uit.

De begiftigde zal tussenkomen in de authentieke akte van inbreng en daarin de schenking aanvaarden. In de inbrengakte zal beroep gedaan worden op de vrijstelling van schenkbelasting zoals opgenomen in artikel 2.8.6.0.4 VCF.

5.9. Ter aanvulling van voormelde kan reeds verwezen worden naar de op 27 juni 2017 gepubliceerde Vlaamse Voorafgaande Beslissing nr. 17018 d.d. 21 juni 2017 waarbij het procedé van de inbreng ten behoeve van derden van onroerende goederen in een vennootschap fiscaal aanvaard wordt als een (onrechtstreekse) schenking van roerende goederen. In de voormelde Vlaamse ruling wordt eveneens uitspraak gedaan over de vraag naar eventueel fiscaal misbruik. In casu was er geen sprake van fiscaal misbruik.

Terzake kan eveneens verwezen worden naar de Nieuwsbrief Notariaat van notaris-vennoot Berquin Notarissen, prof. KLJ Leuven en Fiscale Hogeschool, SPRUYT, Eric, "Inbreng 'ten behoeve van een derde' in een vennootschap - Kwalificatie als onrechtstreekse schenking voor vrijstelling familiale vennootschap: Vlabel stapt mee in het verhaal".

Het procedé van de inbreng ten behoeve van een derde waarbij het voorwerp van de inbreng onroerende goederen betrof, werd daarenboven eerder al op federaal vlak bekeken. In die voorafgaande beslissing nr. 2013.239 van 11 maart 2014 aanvaardde de federale rulingcommissie reeds de techniek van de inbreng ten behoeve van een derde.

6. Omschrijving van de voorgenomen verrichting

6.1. Zoals reeds beschreven komt de inbreng ten behoeve van derden erop neer dat een persoon een inbreng doet van goederen in een vennootschap en tegelijkertijd in de inbrengakte stipuleert dat hij inbrengt ten behoeve van een derde waardoor de aandelen die in ruil voor de inbreng worden uitgegeven door de vennootschap niet (of niet helemaal) aan de inbrenger zelf toevallen, maar aan de derde in wiens voordeel de inbrenger bedongen heeft.

Het beding ten behoeve van een derde is een procedé waarbij er geen identiteit is tussen diegene die de inbreng doet en diegene die uiteindelijk de aandeelhouder wordt. De inbreng wordt gecombineerd met een (quasi) gelijktijdige onrechtstreekse schenking van de aandelen die in ruil voor de inbreng worden uitgegeven door de vennootschap. De schenking zit als het ware ingekapseld in de rechtshandeling van de inbreng en maakt hier een wezenlijk onderdeel van uit.

In de relatie tussen de bedinger (inbrenger-schenker) en de belover (de vennootschap) gaat het om een overeenkomst onder bezwarende titel, namelijk het doen van een inbreng in ruil voor aandelen. In de relatie tussen de bedinger en de derde (de begunstigde) ligt duidelijk een onrechtstreekse schenking ten grondslag. Er is in casu sprake van een onrechtstreekse schenking, omdat de schenking ingebed ligt in een rechtshandeling, te weten de inbreng in de vennootschap, die op zich een neutraal en autonoom karakter heeft en waardoor iemand, met 'animus donandi', een voordeel wordt verschaft.

De rechtsleer kwalificeert de techniek van inbreng ten behoeve van derden als een geoorloofd derdenbeding (art. 1121 BW). Ook het Hof van Cassatie heeft het principe van de inbreng ten behoeve van een derde aanvaard.

6.2. De ouders zullen van het vastgoed enkel de blote eigendom inbrengen, in ruil waarvoor aandelen in volle eigendom zullen worden uitgegeven, die vervolgens in volle eigendom worden toebedeeld/geschonken aan de dochter.

De ouders zullen het levenslang vruchtgebruik over het vastgoed behouden.

In casu gebeurt aldus de inbreng door de ouders van de blote eigendom van hun onverdeelde helft in het vastgoed, dat aangewend wordt voor de activiteiten van de BV E, in de BV E. In ruil voor deze inbreng ontvangen de ouders aandelen van de BV E. In diezelfde akte zullen de ouders de volle eigendom van hun aandelen verkregen ingevolge de inbreng schenken aan hun dochter, A, onder de vorm van een onrechtstreekse schenking.

De voormelde schenking van de volle eigendom van de aandelen, gecreëerd naar aanleiding van de inbreng aan de dochter A, in dezelfde akte als de inbrengakte kan naar alle waarschijnlijkheid genieten van de vrijstelling van schenkbelasting vermeld in artikel 2.8.6.0.3., §1, 2°, VCF, wanneer evenwel de vennootschap waarin het onroerend goed wordt ingebracht daadwerkelijk nog kwalificeert als een familiale vennootschap.

6.3. De ouders bevestigen dat hun dochter, A, als begiftigde van de inbreng ten behoeve van derden zal tussenkomen in de authentieke akte van inbreng en daarin de schenking zal aanvaarden.

6.4. Beschrijving van de onroerende goederen die zullen ingebracht worden (overzicht met kadastrale gegevens als bijlage 1 bij de aanvraag).

De ouders bevestigen dat er geen schulden zullen worden overgedragen aan de vennootschap. Met nagenoemde onroerende goederen gaan eveneens proportioneel alle bijhorende verzekeringen, waarborgen en vorderingen mee die hiermee verband houden.

6.4.1.

- Aard van het goed: bouwgrond

- Kadastrale afdeling: […]

- Perceelnummer: […]

- Eigendom:

° 50% in volle eigendom: de huwgemeenschap X - Y

° 50% in vruchtgebruik: de huwgemeenschap […]

° 25% in blote eigendom: […]

° 25% in blote eigendom: […]

- Oppervlakte: 570 m²

- Niet-geïndexeerd kadastraal inkomen: € 4,00

6.4.2.

- Aard van het goed: grootwarenhuis

- Kadastrale afdeling: […]

- Perceelnummer: […]

- Eigendom constructies:

° 50%: de huwgemeenschap X - Y

° 50%: de huwgemeenschap […]

- Specifieke rechten: volle eigendom bezwaard met een recht van erfpacht

- Oppervlakte: 140 m²

- Niet-geïndexeerd kadastraal inkomen: € 850,00

6.4.3.

- Aard van het goed: parking

- Kadastrale afdeling: […]

- Perceelnummer: […]

- Eigendom:

° 50% in volle eigendom: de huwgemeenschap X - Y

° 50% in volle eigendom: de huwgemeenschap […]

- Specifieke rechten: volle eigendom bezwaard met een recht van erfpacht

- Oppervlakte: 51 m²

- Niet-geïndexeerd kadastraal inkomen: € 9,00

6.4.4.

- Aard van het goed: grootwarenhuis

- Kadastrale afdeling: […]

- Perceelnummer: […]

- Eigendom:

° 50% in volle eigendom: de huwgemeenschap X - Y

° 50% in vruchtgebruik: de huwgemeenschap […]

° 25% in blote eigendom: […]

° 25% in blote eigendom: […]

- Oppervlakte: 1.710 m²

- Kadastraal inkomen: € 3.577,00

6.4.5.

- Aard van het goed: grootwarenhuis

- Kadastrale afdeling: […]

- Perceelnummer: […]

- Eigendom:

° 50% in volle eigendom: de huwgemeenschap X - Y

° 50% in vruchtgebruik: de huwgemeenschap […]

° 25% in blote eigendom: […]

° 25% in blote eigendom: […]

- Oppervlakte: 2.019 m²

- Kadastraal inkomen: € 7.647,00

6.5. De ouders bevestigen dat voormelde transactie zal gebeuren voor een Belgische notaris.

6.6. Er wordt bevestigd door de aanvragers/ouders dat het niet de bedoeling is om, op korte of middellange termijn, het ingebrachte vastgoed uit de bestaande vennootschap te halen in het voordeel van de aandeelhouders (kapitaalvermindering, dividenduitkering, of anderszins), noch het ingebrachte vastgoed te verkopen aan één van de aandeelhouders, noch de aandelen van de bestaande vennootschap te vervreemden aan derden.

6.7. Louter informatief: voorafgaand de inbreng ten behoeve van een derde zal de participatie van de BV E afgesplitst worden van de NV D via de techniek van de partiele splitsing waarbij vervolgens deze participatie zal ondergebracht worden onder een bestaande Belgische vennootschap, de BV F, waarvan de A {dochter van de ouders) en haar echtgenoot C, enige aandeelhouders zijn.

6.8. De aandelen die de ouders verkrijgen van de BV F ingevolge de inbreng van de participatie van de BV E volgend uit de partiële splitsing van de NV D, zullen eveneens in volle eigendom geschonken worden aan hun dochter, A, onder nog nader te bepalen modaliteiten.

Zoals voormeld reeds aangehaald is het de bedoeling van de ouders om aan hun dochter, A, alles toe te bedelen dat betrekking heeft op de exploitatie van de supermarkt gelegen te […], mits behoud van de huurinkomsten in hoofde van de ouders. Dit laatste wordt gerealiseerd aangezien zij zich bij de inbreng van het vastgoed het vruchtgebruik voorbehouden.

III. Motivering van de aanvraag

7. Schenking van roerende goederen

7.1. Wettelijke bepaling

Artikel 2.8.4.1.1. §1 t.e.m. §2 VCF luidt:

Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :

TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000


§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

7.2. Motivering van de aanvraag

Via deze aanvraag wensen de aanvragers bevestiging te bekomen dat de voorgenomen handeling van inbreng ten behoeve van een derde zal vallen onder het regime van een schenking van roerende goederen en aldus niet zal belast worden als een schenking van onroerende goederen.

Inbreng is een rechtshandeling ten bezwarende titel die onmiddellijke eigendomsoverdracht teweegbrengt in het voordeel van de vennootschap. Er is dus eigendomsoverdracht van het onroerend goed tussen inbrenger en vennootschap.

Als vergoeding voor die inbreng worden aandelen toegekend aan de inbrenger. Het zijn deze aandelen die het voorwerp uitmaken van het beding ten behoeve van de derde. Door het beding ten behoeve van derden aan de inbreng te koppelen, bevrijdt de inbrenger de vennootschap tot inschrijving van de aandelen op naam van de inbrenger zelf.

Bij een beding ten behoeve van een derde ontstaat het voordeel rechtstreeks in hoofde van de begunstigden. Het voordeel (de aandelen) komt hen rechtstreeks toe. Het voordeel (de aandelen) heeft nooit deel uitgemaakt van het vermogen van de bedinger. Het voorwerp van de onrechtstreekse schenking kunnen alleen de aandelen zijn; het onroerend goed kan nooit het voorwerp van de schenking geweest zijn aangezien het rechtstreeks in eigendom is overgegaan van inbrenger naar vennootschap en eigendom is en blijft van de vennootschap.

Het onroerend goed is alleen het voorwerp van de inbreng tussen inbrenger en vennootschap en niet het voorwerp van het beding ten behoeve van derden, wat ook niet zou kunnen gelet op de definitieve eigendomsoverdracht in het voordeel van de vennootschap.

De aanvragers wensen te benadrukken dat er andere dan fiscale motieven voorliggen om de keuze van de voorliggende rechtshandelingen te motiveren.

Hierna worden de eigen financiële, economische en commerciële, niet-fiscale motieven verder toegelicht. Gelet op de gevorderde leeftijd van de ouders wensen zij hun vermogen te herschikken om:

- de vennootschap voor zoveel als mogelijk de zekerheid te bieden dat zij ook in de toekomst dit strategisch belangrijk vastgoed kan blijven gebruiken en de finale eigendomsrechten maximaal binnen de vennootschap gecentraliseerd worden;

- de handelsactiviteit uitgeoefend in het kader van de supermarkt voor zoveel als mogelijk laten toekomen aan hun dochter en dit inclusief het vastgoed dat hier onlosmakelijk mee verbonden is;

- het vastgoed onder te brengen in een vennootschap waarvan de aandelen toekomen aan de dochter die actief is in de vennootschap, ten bewijze hiervan eveneens de schenking van de aandelen van de BV F ingevolge de partiële splitsing;

- het familiaal vermogen verder te laten renderen en te beheren op de best mogelijke manier;

- te verzekeren dat ook de nieuw uitgegeven aandelen toekomen aan bepaalde erfgenamen, te weten hun dochter A die als enige actief is in de supermarkt gelegen te […];

- bepaalde vermogensbestanddelen aan bepaalde erfgenamen te laten toekomen, met name alles betreffende de exploitatie van de supermarkt gelegen te […] laten toekomen aan A;

- bepaalde vermogensbestanddelen te behoeden voor een (gedwongen) uitonverdeeldheidtreding tussen de beide zussen (als uiteindelijke erfgenamen van de ouders) .

Het is duidelijk de intentie van de ouders om het in te brengen vastgoed te onderwerpen aan het ondernemingsrisico ('affectio societatis') terwijl zij tevens de huurinkomsten levenslang wensen te behouden.

De ouders hebben geenszins de intentie om het vastgoed an sich te schenken aan de begunstigde van de aandelen (de dochter). Met voormelde verrichting wensen de ouders immers het vastgoed te centraliseren binnen de vennootschap en het verdere beheer ervan te garanderen.

Hun opzet betreft aldus het doen samensmelten van de vennootschap en het vastgoed dat voor eenzelfde exploitatie gebruikt wordt, met name de uitbating van een supermarkt, en heeft aldus de continuïteit van de handelsactiviteit tot doel.

De ouders wensen nogmaals te benadrukken dat het voornemen om over te gaan tot de inbreng van het vastgoed volledig is ingegeven vanuit hun wens om het vastgoed te centraliseren binnen de vennootschap. Het is duidelijk dat het de bedoeling is dat de BV E eigenaar wordt van het vastgoed en niet de begiftigde zelf eigenaar maken van het vastgoed, doch slechts van de aandelen.

Kortom, de ouders wensen middels bovenstaande verrichtingen aan hun dochter A de volledige beslissingsbevoegdheid te geven over de activiteit die zij uitoefent en waarvan het vastgoed, dat ingebracht wordt, onlosmakelijk deel van uitmaakt, dit alles zonder mogelijke inspraak van haar zus.

Uit het geheel der feiten blijkt daarenboven duidelijk dat de inbrengers/schenkers niet de bedoeling hebben zich aan het aandeelhouder-zijn te onttrekken.

De aanvragers bevestigen nogmaals dat het niet de bedoeling is om, op korte of middellange termijn, het ingebrachte vastgoed uit de vennootschap te halen in het voordeel van de aandeelhouders, het ingebrachte vastgoed te verkopen aan één van de aandeelhouders noch de aandelen te vervreemden aan derden.

8. Fiscaal misbruik

8.1. Wettelijke bepaling

Artikel 3.17.0.0.2. VCF luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.“

8.2. Motivering van de aanvraag

Via deze aanvraag wensen te ouders eveneens de bevestiging te bekomen dat de voorgenomen verrichting niet kwalificeert als fiscaal misbruik in de zin van voormeld artikel 3.17.0.0.2. VCF.

Het is de bedoeling van de inbrengers/schenker om het in te brengen vastgoed te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis) en het is niet de bedoeling het vastgoed te schenken aan de begunstigde van de aandelen.

Daarenboven zijn er nog andere niet-fiscale motieven aanwezig die de voorgenomen verrichting rechtvaardigen. De aanvragers verwijzen in dit verband naar punt 7.2 waarin de motieven voor de voorgenomen verrichting uitgeschreven worden.

Er wordt immers geen registratiebelasting ontweken, gezien er schenkbelasting op de schenking van roerende goederen worden geheven (mits mogelijke toepassing van de vrijstelling in artikel 2.8.6.0.3, §1, 2°, VCF omtrent de schenking van de aandelen van een familiale vennootschap).

Voor de BV E werd d.d. 08/02/2023 terzake een positief attest afgeleverd en werd gestemd dat voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 2.8.6.0.3 van de VCF.

Bijgevolg zijn de aanvragers van oordeel dat de verrichting verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van registratiebelasting zoals bedoeld in artikel 3.17.0.0.2. VCF.

De aanvragers wensen alle fiscale gevolgen van voormelde verrichting te ondergaan (schenkbelasting) zodat zij geen registratierechten wensen te ontwijken, noch wensen zij zich buiten het toepassingsgebied van een wettelijke bepaling te plaatsen. Zij wensen evenmin aanspraak te maken op enig belastingvoordeel, noch te handelen in strijd met de doelstelling van enige wetsbepaling.

IV. Beslissing

9. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit komt het besluitvormingsorgaan tot volgende voorafgaande beslissing:

10. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten/rechtshandelingen op burgerlijk/vennootschapsrechtelijk vlak.

11. Zoals door de aanvragers gemeld gaat het besluitvormingsorgaan niet in op de voorgenomen partiële splitsing aangezien deze verrichting geen deel uitmaakt van de aanvraag.

12. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2, VCF, dat luidt:

Ҥ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :

TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000


§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.
…”.

- Art. 2.8.6.0.3, §2, 2°, VCF, dat luidt:

Ҥ 2. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 2.8.6.0.4 tot en met artikel 2.8.6.0.7 wordt verstaan onder:

2° familiale vennootschap: een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp heeft en uitoefent.

Als de vennootschap aan het voorgaande niet beantwoordt, maar aandelen houdt die minstens 30 % van de stemrechten van één directe dochtervennootschap vertegenwoordigen die aan die voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, wordt ze ook beschouwd als een familiale vennootschap.

Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten van ofwel de goedgekeurde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, eerste lid, ofwel de goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, tweede lid, van minstens een van de drie boekjaren die voorafgaan aan de datum van de authentieke akte van schenking, cumulatief blijkt dat:

a) de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa;

b) de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief. De begiftigde kan het tegenbewijs daarvan leveren.

Voor de toepassing van de hiervoor vermelde omschrijving moet worden begrepen onder:

a) bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen: de waarde, opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, is het de waarde die opgenomen is onder de post waaruit alle kosten blijken die naar hun aard als kosten kunnen worden beschouwd voor de tewerkstelling van personeel in dienstverband;

b) terreinen en gebouwen: de waarde, opgenomen onder de gelijknamige balanspost van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt een soortgelijke post bedoeld die opgenomen is onder de post materiële vaste activa;

c) totaal actief: de waarde, opgenomen onder de balanspost totaal van de activa van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening;”.

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.“

13. De onroerende goederen die niet voldoen aan de definitie van woning (zoals in casu) zullen indien de inbreng wordt vergoed door de toekenning van maatschappelijk rechten geen Vlaamse registratiebelasting opeisbaar maken (artikel 2.9.1.0.3 VCF). In de aanvraag wordt immers vermeld dat er geen schulden worden ingebracht zodat er geen sprake kan zijn van een gemengde inbreng (artikel 2.9.1.0.3, tweede lid, VCF).

Het procedé van de inbreng ten behoeve van een derde bestaat er in dat de inbrenger onroerende goederen in volle of blote eigendom inbrengt in een vennootschap waarbij de tegenprestatie, de toegekende aandelen worden toebedeeld aan een andere persoon dan de inbrenger.

In dit dossier worden de onroerende goederen, opgenomen in bijlage 1 bij de aanvraag, in blote eigendom ingebracht in BV E waarna de naar aanleiding van de inbreng de uitgegeven aandelen voor de volle eigendom zouden worden ingeschreven op naam van de dochter A.

Zoals onder punt 10 vermeld is de Vlaamse Belastingdienst niet bevoegd om zich uit te spreken over de burgerrechtelijke en vennootschapsrechtelijke geldigheid van dit procedé. Bijgevolg spreekt deze beslissing zich enkel uit over de fiscale gevolgen.

Deze techniek kan in het onderhavig geval fiscaal worden aanvaard mits de dochter, A in de authentieke akte van inbreng tussenkomt en de schenking aanvaard.

14. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting voor de schenking van de aandelen van een familiale vennootschap moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • er moet voldaan zijn aan de participatievoorwaarde zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §1, 2,° VCF;
  • de vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en uitoefenen, dan wel aandelen aanhouden die minstens 30% van de stemrechten vertegenwoordigen van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, eerste en tweede lid, VCF;
  • de vennootschap moet een reële economische activiteit hebben als bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, derde lid, VCF.

Deze voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting.

15. Participatievoorwaarde:

Opdat de aandelen van een vennootschap onder de gunstmaatregel kunnen worden overgedragen, is het essentieel dat de vennootschap een familiaal karakter heeft. Een vennootschap heeft een dergelijk familiaal karakter, wanneer de schenker aandelen in volle eigendom bezit die ten minste 50 % van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.

16. Activiteitvoorwaarde en reële economische activiteit.

16.1 Een familiale vennootschap is een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze ook effectief uitoefent.

Een vennootschap heeft een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of oefent een vrij beroep uit, wanneer in eerste instantie uit de statuten van de vennootschap een dergelijk doel blijkt. Bovendien moet de economische activiteit ook effectief worden uitgeoefend zodat een louter passief optreden niet volstaat. Zo zal het louter beheer van roerende of onroerende goederen of het verkrijgen en aanhouden van aandelen of deelbewijzen niet aanvaard worden als een voormelde activiteit.

Het is niet voldoende dat enkel het maatschappelijk doel in de statuten een dergelijke activiteit bevat. De vennootschap moet de activiteit ook werkelijk uitoefenen, hetgeen zal dienen aangetoond te worden. Dit kan met alle middelen van recht, met uitzondering van de eed. Veelal zal uit de jaarrekening kunnen afgeleid worden of de vennootschap een dergelijke activiteit uitoefent (o.a. uit de posten 34, 40, 44, 60, 62 en 70 van de jaarrekening). Indien dit niet zo is, zullen bijkomende stukken dienen bijgebracht te worden (vb. facturen, cliëntenlisting, gegevens in de KBO...).

16.2. Wanneer een holding zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent, wordt zij zelf beschouwd als een familiale vennootschap. Holdings die zelf geen nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen onder bepaalde voorwaarden beschouwd worden als een familiale vennootschap, zodat zij, wanneer de participatievoorwaarde is vervuld en wanneer de groep een reële economische activiteit heeft, tevens in aanmerking komen voor de vrijstelling. Hiertoe dient de holdingvennootschap aandelen aan te houden in minstens 1 directe dochtervennootschap die wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent en die haar zetel van werkelijke leiding binnen de EER heeft en de aandelen minstens 30 % van de stemrechten in de directe dochtervennootschap vertegenwoordigen.

Er is geen keuzemogelijkheid om de holding vrij te stellen als vennootschap op zich, dan wel als holdingvennootschap met een onderliggende groep. Indien op basis van de parameters komt vast te staan dat een holding die zelf een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent, geen reële economische activiteit heeft, wordt zij van de gunstmaatregel uitgesloten, ongeacht het feit dat zij aandelen houdt die minstens 30 % van de stemrechten vertegenwoordigen van één directe dochtervennootschap met een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of met een vrij beroep.

Een holding die zelf geen nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent en evenmin aandelen houdt die minstens 30% van de stemrechten vertegenwoordigen van één directe dochtervennootschap met een dergelijke activiteit binnen de EER, doordat er zich tussen de holding en de dochtervennootschap nog een tussenholding (die zelf geen nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of vrij beroep uitoefent) bevindt, wordt niet beschouwd als een familiale vennootschap. Een holding die zelf geen nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefent, en die wel aandelen houdt die minstens 30 % van de stemrechten vertegenwoordigen van één directe dochtervennootschap met een dergelijke activiteit binnen de EER, maar waarvan blijkt dat er op geconsolideerde basis geen reële economische activiteit is, wordt uitgesloten van de gunstmaatregel.

Aangezien het gaat over het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen kan over de kwalificatie van BV E als familiale vennootschap geen voorafgaande beslissing worden genomen (art. 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, c)).

16.3. De vennootschappen dewelke een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen volgens de VCF beschouwd worden als familiale vennootschappen. Familiale vennootschappen die echter geen reële economische activiteit hebben, zijnde de vennootschappen die cumulatief voldoen aan de twee in de VCF vermelde parameters, worden alsnog van het toepassingsgebied uitgesloten, ondanks het feit dat zij in eerste instantie wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefenden en er tevens voldaan was aan de participatievoorwaarde.

De parameters zullen gecontroleerd worden aan de hand van de jaarrekening van de vennootschap indien het een vennootschap betreft die gelegen is binnen de EER en zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent. Wanneer een holding derhalve zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent, zodat zij zelf voldoet aan de voorwaarden om beschouwd te worden als een familiale vennootschap, worden de parameters gecontroleerd aan de hand van haar jaarrekening en niet op geconsolideerde basis. Indien de holding evenwel enkel als familiale vennootschap kan aangemerkt worden omdat zij aandelen aanhoudt in minstens één directe dochtervennootschap die gelegen is binnen de EER en die een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefent en minstens 30 % van de stemrechten in de directe dochtervennootschap vertegenwoordigen, worden de parameters gecontroleerd op niveau van de volledige groep en dus op basis van de geconsolideerde jaarrekening. Indien een vennootschap niet gehouden is tot consolidatie en niet vrijwillig een geconsolideerde jaarrekening opmaakt, zal door de Vlaamse Belastingdienst toch gevraagd worden om een geconsolideerde jaarrekening van de volledige groep op te maken.

In de eerste parameter worden de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen is de post 62 van de resultatenrekening van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen omvat enkel de kosten verbonden aan de natuurlijke personen die ingeschreven zijn in het personeelsregister of zijn ingeschreven als tijdelijk personeel (interimpersoneel, seizoenarbeiders). Er wordt derhalve geen rekening gehouden met uitkeringen en vergoedingen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten toegekend buiten enige arbeidsovereenkomst of personeelskosten die onder de post 61 werden geboekt.

In de tweede parameter worden de terreinen en gebouwen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. Onder “terreinen en gebouwen” wordt de waarde bedoeld die opgenomen is onder post 22, post 26 of soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Het betreft dus de terreinen en gebouwen geboekt als materiële vaste activa, ongeacht de post op de jaarrekening waar ze worden geboekt.

Er wordt rekening gehouden met de boekwaarde van deze terreinen en gebouwen, hetgeen logisch is gelet op het feit dat bij de totale activa ook rekening gehouden wordt met de boekwaarde.

Ook voor het totaal actief wordt gekeken naar de (geconsolideerde) jaarrekening, meer bepaald naar de waarde, opgenomen onder balanspost 20/58.

Bovenstaande geciteerde balansposten zijn maar van toepassing voor zover het standaardmodel van de Belgische jaarrekening wordt gevolgd. Indien dit niet het geval is, wordt de waarde bedoeld die vermeld is onder gelijkaardige balansposten. Concreet zal de controle van deze voorwaarde gebeuren aan de hand van de (geconsolideerde) jaarrekeningen die gepubliceerd zijn op het ogenblik dat de schenking plaatsvindt.

Indien de vennootschap op het ogenblik van de schenking niet beschikt over gepubliceerde jaarrekeningen zal er op een andere wijze moeten aangetoond worden dat er al dan niet sprake is van een reële economische activiteit. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de oprichtingsstukken van de vennootschap.

16.4. Indien blijkt dat aan bovenstaande parameters werd voldaan, weerhoudt niets de begiftigde ervan om het tegenbewijs te leveren.

De aanvrager zal in dat geval moeten bewijzen dat alle in de familiale vennootschap (en kwalificerende dochtervennootschap) aanwezige onroerende goederen aangewend worden voor de economische activiteit van de vennootschap, en derhalve geen privaat patrimonium betreffen.

In regel volstaat de verhuring van onroerend goed aan derden (private of handelshuur) – buiten de groepsstructuur - niet om het tegenbewijs te leveren, ongeacht het aandeel of percentage dat dit verhuurde onroerend goed vertegenwoordigt in de totaal aanwezige onroerende goederen.

Aangezien het gaat over het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen kan hierover geen voorafgaande beslissing worden genomen (art. 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, c, VCF).

17. Vervolgens moet worden onderzocht dat het de bedoeling is van de inbrenger/schenker om de in te brengen onroerende goederen te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis) en het niet de bedoeling was de onroerende goederen te schenken aan de begunstigden van de aandelen. Dat er bijgevolg andere dan fiscale motieven voorliggen om de keuze voor de voorliggende rechtshandelingen te motiveren.

Het besluitvormingsorgaan komt tot de vaststelling dat in dit dossier geen sprake is van fiscaal misbruik gelet op:

  • de bedoeling van de partijen (zie punt 7.2.);
  • er geen registratiebelasting wordt ontweken; in casu zal de schenkbelasting op de schenking van roerende goederen worden geheven tenzij er toepassing gemaakt wordt van art. 2.8.6.0.3, §1, 2°, VCF.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.