Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 22055 - Inbreng in het gemeenschappelijk vermogen gevolgd door een schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 22055 - Inbreng in het gemeenschappelijk vermogen gevolgd door een schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
22055
Datum beslissing
9 januari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023

Heffing

  • Schenkbelasting
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.6.0.1. VCF
  • art. 2.9.3.0.5. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat:

1.1. op de schenking van het vruchtgebruik het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem van toepassing is, daar niemand belast kan worden op hetzelfde (artikel 4.1 aanvullend protocol EVRM);

1.2. dat de voorgenomen verrichting niet wordt geviseerd door de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF (cf. omzendbrief VLABEL /2015/1(PDF bestand opent in nieuw venster) van 16 februari 2015) gelet op de burgerrechtelijke motieven.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], met standplaats te […], namens:

2.1. De heer X, (NN […]), geboren te […] op xx.xx.1961, en zijn echtgenote;

2.2. mevrouw Y, (NN […]), geboren te […] op xx.xx.1962 samenwonende te […].

3. De echtgenoten X-Y verklaren gehuwd te zijn onder het beheer van het stelsel der scheiding van goederen blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris […], destijds te […], op xx.xx.1985, aan welk stelsel zij een intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) hebben toegevoegd bij akte verleden voor notaris […] te […], op xx.xx.2006, stelsel gewijzigd naar een stelsel van algehele gemeenschap ingevolge akte verleden voor ondergetekende notaris te […] op xx.xx.2022, verder ongewijzigd tot op heden.

4. De betrokken partij is de enige dochter van de echtgenoten X-Y, zijnde:

Mevrouw Z, (NN […]), ongehuwd, geboren te […] op xx.xx.1988, wonende te […].

5. Het betrokken onroerend goed is :

GEMEENTE […]- derde afdeling

Een woonhuis op en met grond en aanhorigheden, staande en gelegen […], volgens titel en huidig kadaster, sectie K, nummer […], met een oppervlakte van zes are zevenenveertig centiare (06a 47ca).

Kadastraal inkomen (niet-geïndexeerd): duizend zeshonderdvijfenvijftig euro (€ 1.655,00).

6. Eigendomsoorsprong

6.1. Oorspronkelijk behoorde voorschreven onroerend goed, vermeld onder punt 5 (toen nog een perceel grond) toe aan de heer X om het in volle eigendom geschonken te hebben gekregen vanwege zijn moeder, mevrouw […], echtgenote van de heer […], blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1990, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te […] op xx.xx. daarna, in boek […] nummer […]. In zelfde akte verzaakte de heer X aan het recht van natrekking in het voordeel van zichzelf en zijn echtgenote, mevrouw Y.

Vervolgens heeft de heer X het perceel grond zonder de constructies ingebracht in het toegevoegd gemeenschappelijk vermogen (TIGV) bestaande tussen hem en mevrouw Y, blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2006, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te […] op xx.xx. daarna, onder formaliteit […]. Ingevolge akte wijziging huwelijksstelsel wijzigden de echtgenoten X-Y hun huwelijksstelsel naar het stelsel van de algehele gemeenschap, akte verleden voor ondergetekende notaris, Meester […] te […], op xx.xx.2022. Ingevolge de akte wijziging huwelijksstelsel kwam het hierbij te schenken onroerend goed toe aan de huwgemeenschap van de echtgenoten X-Y.

6.2. Mevrouw […] is overleden is te […] op xx.xx.2018. Ze heeft nagelaten als enige, wettige en voorbehouden erfgenaam, haar enig kind, te weten, de heer X. Dat de overledene in haar eigenhandig testament de dato xx.xx.2015, neergelegd tussen de minuten van notaris […] te […] op xx.xx.2018, letterlijk onder meer als volgt heeft beschikt: “(…) Herroep alle vorige testamenten. Ik geef de helft van mijn nalatenschap aan mijn zoon X en de andere helft van mijn nalatenschap aan mijn kleindochter Z. Dit is mijn laatste wil. (…)” Dat de nalatenschap derhalve toekomt aan de volgende twee algemene legatarissen: 1. De heer X; en 2. mevrouw Z.

6.3. Bij akte onroerende schenking verleden voor ondergetekende notaris te […] op xx.xx.2016 hebben de echtgenoten X-Y drieënveertig komma vijftig procent (43,50%) in blote eigendom geschonken aan hun dochter, mevrouw Z, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te […] op xx.xx. daarna, referte […].

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

7. Het is de bedoeling van de schenkers om het onroerend goed vermeld onder punt 5 voor de geheelheid in volle eigendom te laten toekomen aan hun dochter. Daartoe zouden zij 43,50% vruchtgebruik schenken in het onroerend goed. Het vruchtgebruik werd door hen voorbehouden ingevolge voorgaande schenking van het onroerend goed voor 43,50% in blote eigendom. De overige 56,5% wordt geschonken in de voorgenomen verrichting, in volle eigendom.

Zie ook de bijlage bij de aanvraag

III. Motivering van de aanvraag

8. Het onroerende goed, vermeld onder punt 5 (toen nog enkel een perceel grond), was een eigen goed van de heer X, om het vanwege zijn moeder uit schenking te hebben verkregen. Ingevolge akte inbreng in huwelijkscontract (wettelijk stelsel) werd het onroerend goed gemeenschappelijk gemaakt en behoorde gemeld onroerend goed toe aan de tussen de echtgenoten X-Y bestaande huwgemeenschap. Om elkaar burgerrechtelijk verder te beschermen wijzigden de echtgenoten hun huwelijksstelsel naar het stelsel van algehele gemeenschap, bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2022. De echtgenoten wijzigden hun stelsel naar het stelsel van algehele gemeenschap, omdat dit dichter aanleunt bij hoe zij hun leven inrichten en hun vermogen beheren. Hun beweegreden is de langstlevende echtgenoot veilig stellen.

9. Ingevolge voorgaande uiteenzetting stellen de aanvragers volgende vragen:

→ Zal de schenking van het vruchtgebruik worden onderworpen aan registratiebelasting? Ons inziens is hierop het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem op van toepassing, daar niemand belast kan worden op hetzelfde (artikel 4.1 aanvullend protocol EVRM). Bij akte schenking de dato xx.xx.2016 werd schenkbelasting betaald op de totaliteit van 43,50% van de waarde van het onroerend goed (artikel 2.8.3.0.1 §2, 2° VCF juncto artikel 2.9.3.0.5 VCF, zodat er, behoudens vergissing op grond van artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1° VCF een vrijstelling geldt). Hoe wordt de VCF toegepast op de schenking van vruchtgebruik, waarbij de oorsprong van het vruchtgebruik een schenking onroerend met voorbehoud van vruchtgebruik is?;

→ Wordt de voorgenomen verrichting waarbij er een inbreng in de huwgemeenschap gebeurde in 2006 en een overgang naar het stelsel van algehele gemeenschap in 2022 en een daarop volgende schenking in 2022, gezien als een korte tijdspanne, zoals geviseerd door de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF (cf. omzendbrief VLABEL /2015/1 van 16 februari 2015)? De echtgenoten hebben duidelijk burgerrechtelijke motieven met de overgang naar het stelsel van algehele gemeenschap. De oorspronkelijke inbreng dateert daarenboven reeds van 2006. Hoe wordt de progressiviteit van de schenkbelasting beoordeeld (artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF)?

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

10. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

11. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.8.3.0.1, §1 en §2, 2°, VCF dat luidt als volgt:

§ 1. Voor de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen wordt een schenkbelasting geheven op het aandeel van elke begiftigde, op basis van de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van lasten.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de belastbare grondslag als volgt vastgesteld :

2° voor de schenking van het vruchtgebruik of de blote eigendom van een onroerend goed, zoals in artikel 2.9.3.0.4 tot en met artikel 2.9.3.0.7 is bepaald;

”;

- Artikel 2.8.4.1.1, §1 en §2, VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De schenkbelasting voor de schenkingen van onroerende goederen wordt berekend volgens het tarief, vermeld in de onderstaande tabellen :
TABEL I

verkrijging in rechte lijn en tussen partners

gedeelte van de schenking

A
schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

3

-

150.000,01

250.000

9

4500

250.000,01

450.000

18

13.500

450.000,01

27

49.500


TABEL II

tarief tussen alle andere personen

gedeelte van de schenking

A schijf in euro

tarief, toepasselijk op het overeenstemmende gedeelte in kolom A, in %

totaalbedrag van de belasting over de voorgaan- de gedeelten, in euro

Vanaf

tot en met

0,01

150.000

10

-

150.000,01

250.000

20

15.000

250.000,01

450.000

30

35.000

450.000,01

40

95.000


§ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.
”;

- Artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1°, VCF dat luidt als volgt:

Er wordt een vrijstelling van de schenkbelasting verleend voor :

1° de overeenkomsten houdende schenking van vruchtgebruik aan de blote eigenaar, als de schenkbelasting of de erfbelasting of een soortgelijk recht door de blote eigenaar of door een vorige blote eigenaar, zijn rechtsvoorganger, op de waarde van de volle eigendom is voldaan;

”;

- Artikel 2.9.3.0.5 VCF dat luidt als volgt:

Als bij een overeenkomst als vermeld in artikel 2.9.3.0.1, de blote eigendom wordt overgedragen met voorbehoud van het vruchtgebruik, mag de verkoopwaarde, vermeld in artikel 2.9.3.0.1, § 2, niet lager zijn dan de verkoopwaarde van de volle eigendom.”;

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

12. Op de schenking van het vruchtgebruik voorbehouden bij de schenkingsakte dd. xx.xx.2016 is artikel 2.8.6.0.1, eerste lid, 1°, VCF van toepassing waardoor deze rechtshandeling vrijgesteld is van de schenkbelasting. De schenkbelasting werd immers reeds geheven op de waarde volle eigendom (artikel 2.8.3.0.1, §2, 2°, VCF).

13. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015(PDF bestand opent in nieuw venster) worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Degelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

Indien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.”.

14. De grond (zonder constructies) van het onroerend goed, vermeld onder punt 5, werd door de heer X ingebracht in het toegevoegd gemeenschappelijk vermogen bestaande tussen hem en mevrouw Y, blijkens akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2006.

Eerder, bij authentieke akte verleden notaris […] te […] op xx.xx.1990, verzaakte de heer X aan het recht van natrekking in het voordeel van zichzelf en zijn echtgenote, mevrouw Y, waardoor de opgerichte woning de echtgenoten X-Y toebehoort.

15. 56,50 % van het onroerend goed vermeld onder punt 5 zal door de echtgenoten X-Y in volle eigendom geschonken worden aan hun enige dochter mevrouw Z.

16. Gelet op de feitenconstellatie en de tijdspanne tussen de verzaking aan het recht van natrekking op xx.xx.1990, gevolgd door de inbreng van de grond in het TIGV op xx.xx.2006 en de nieuwe schenking, beslist het besluitvormingsorgaan dat de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet moet worden toegepast. De overgang naar een stelsel van algehele gemeenschap in 2022 beïnvloedt deze conclusie van het besluitvormingsorgaan niet.

17. Overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, a) en b), VCF kan het besluitvormingsorgaan zich niet uitspreken over de belastingtarieven, de berekening van de belastingen, de bedragen en de percentages.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.