Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 22052 - Schenking van de blote eigendom aan de zoon gevolgd door nieuwe aankoop aan het tarief van 3% Vlaamse Belastingdienst

VB 22052 - Schenking van de blote eigendom aan de zoon gevolgd door nieuwe aankoop aan het tarief van 3%

Voorafgaande beslissing
Nummer
22052
Datum beslissing
24 oktober 2022
Publicatiedatum
10 november 2022

Heffing

  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.4.2.11. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te bekomen, dat de voorgenomen schenking door de aanvragers niet ingegeven is door fiscale motieven en niet zal beschouwd worden als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF waardoor de aankoop door de aanvragers kan gebeuren aan het verlaagd tarief van 3% ingevolge artikel 2.9.4.2.11 VCF, aangezien de aanvragers op datum van de authentieke aankoopakte van de nieuwe woning niet meer voor de geheelheid in volle eigendom eigenaar zullen zijn van een woning.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag werd ingediend door notarissen […], met standplaats te […], namens:

2.1. de heer X, geboren te […] op xx.xx.1991 (nationaal nummer […]) en;

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1991 (nationaal nummer […]), samen wonende te […].

3. De aanvragers hebben samen één zoon, namelijk Z, geboren te […] op xx.xx.2021 (nationaal nummer […]).

II. B. Beschrijving van de reeds gedane verrichting(en)

4. Voorafgaande verrichtingen

De aanvragers kochten de dato xx.xx.2016 een bouwgrond aan met het oog om hier zelf op te bouwen, maar zonder tot op heden de bouwgrond te hebben bebouwd. In 2020 kwamen zij, na afspraak met de architect, tot de vaststelling dat het project dat zij oorspronkelijk voor ogen hadden financieel niet te realiseren viel. Ook op heden komen zij tot die vaststelling, gelet op eerst de coronacrisis, dan de oorlog in Oekraïne, en als gevolg hiervan tevens de stijgende prijzen van bouwmaterialen. Vandaar dat de aanvragers besloten de bouwplannen definitief op te bergen.

Op heden hebben de aanvragers één zoon. Gelet op de geruchten m.b.t. de betonstop alsook de stijgende vastgoedprijzen, hebben zij de wens hun kind wél de mogelijkheid te bieden in de toekomst te bouwen. Het is dus de intentie van de aanvrager om hun zoon eigenaar te maken, doch enige controle te behouden gelet op de minderjarigheid van het kind.

Daarom gingen zij langs bij de notaris, om enerzijds hun successieplanning te bespreken en anderzijds de aankoop van een woning omdat zij op heden woonachtig zijn in een huurwoning.

Het toenmalige vooropgestelde plan was om de naakte eigendom reeds te schenken aan zoon en dan daarna de koopwoning te verwerven, aan 3% gelet op de voorwaarden in artikel 2.9.4.2.11 VCF.

Na gemelde afspraak, zochten de aanvragers naar een koopwoning, hetgeen zij ook hebben gevonden.

Echter werd na de afspraak bij de notaris en na de ondertekening van de compromis van de koopwoning VB 22019 gepubliceerd, waardoor het vooropgestelde plan mogelijks niet meer als dusdanig kan geschieden.

5. Voorgenomen verrichting(en)

De aanvragers wensen de koopwoning aan te kopen aan 3% na de naakte eigendom van het verhinderend bezit (te weten de bouwgrond) geschonken te hebben aan hun zoon. Door VB 22019 wordt dit percentage echter onzeker. De aanvragers, zijnde jonge kopers, vallen echter wel binnen de doelgroep.

III. Motivering van de aanvraag

6. De aanvragers stellen dat het voor hen financieel onhaalbaar is om op het perceel bouwgrond verworven in 2016 te bouwen. Ze gingen daarom op zoek naar een koopwoning. Ze vonden een koopwoning en wensen deze koopwoning te verwerven aan 3% (art. 2.9.4.2.11 VCF).

Omdat ze hun zoon de mogelijkheid willen bieden in de toekomst te bouwen gaan de aanvragers de blote eigendom van de bouwgrond schenken aan hun zoon. Zie punt 4.

7. Wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de voorafgaande beslissing moet slaan:

  • Art. 2.9.4.2.11 VCF;
  • Art. 3.17.0.0.2 VCF.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

8. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

9. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

10. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

- Artikel 2.9.4.2.11 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. In afwijking van artikel 2.9.4.1.1 bedraagt het verkooprecht 3 % voor overeenkomsten houdende zuivere aankoop, waarbij door een of meer natuurlijke personen samen en gelijktijdig de geheelheid volle eigendom van een woning wordt verkregen om er hun hoofdverblijfplaats te vestigen.

In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief 6% voor overeenkomsten houdende zuivere aankoop waarvan de authentieke akte uiterlijk op 31 december 2023 is verleden, als de verkrijger opteert voor de vermindering, vermeld in artikel 2.9.5.0.1, of de ontheffing, vermeld in artikel 3.6.0.0.6, § 3.

§ 2. Om het verlaagde tarief, vermeld in paragraaf 1, te kunnen toepassen, moeten alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

1° de verkrijger is op de datum van de authentieke aankoopakte niet voor de geheelheid volle eigenaar van een andere woning of bouwgrond. Als er verschillende verkrijgers zijn, zijn ze op de vermelde datum niet samen voor de geheelheid volle eigenaar van een andere woning of bouwgrond;

2° de verkrijger verbindt zich ertoe zijn inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister te nemen op het adres van de aangekochte woning binnen drie jaar na de datum van de authentieke aankoopakte;

3° de verplichting, vermeld in artikel 3.12.3.0.1, § 1, is nageleefd.

De koper die de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, niet is nagekomen, is aanvullende rechten verschuldigd.

§ 3. In afwijking van paragraaf 2, 1°, wordt geen rekening gehouden met de woning of de bouwgrond als:

1° de verkrijger zich ertoe verbindt om dit onroerend goed uiterlijk twee jaar na de datum van de authentieke akte volledig en ten bezwarende titel te vervreemden en aantoont dat er een causaal verband bestaat tussen die vervreemding en de verkrijging tegen het verlaagd tarief, vermeld in paragraaf 1, en als de verkrijger voldoet aan de verplichting, vermeld in artikel 3.12.3.0.1, § 3, vijfde lid;

2° het onroerend goed uiterlijk een jaar na de datum van de authentieke akte van verkrijging, al dan niet gedwongen, wordt onteigend en als de verkrijger voldoet aan de verplichting, vermeld in artikel 3.12.3.0.1, § 3, zesde lid.

De koper die de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1° of 2°, niet is nagekomen, is aanvullende rechten verschuldigd.

§ 4. In geval van een overdracht, die aan een opschortende voorwaarde is onderworpen die nog niet is vervuld op datum van de authentieke akte, wordt voor de toepassing van dit artikel de datum van vervulling van de voorwaarde in de plaats gesteld van de datum van de authentieke akte.

§ 5. Het tarief, vermeld in paragraaf 1, kan niet worden toegepast als voor de overdracht van het gebouw of gedeelten van het gebouw de vrijstelling, vermeld in artikel 2.9.6.0.1, eerste lid, 4°, is genoten.

§ 6. Het tarief, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan niet gecombineerd worden met de vermindering, vermeld in artikel 2.9.5.0.1, of de ontheffing, vermeld in artikel 3.6.0.0.6, § 3..”;

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

11. De aanvragers verklaren dat zij een nieuwe woning wensen aan te kopen aan het tarief van 3% (artikel 2.9.4.2.11 VCF) nadat zij de blote eigendom van hun in 2016 aangekochte bouwgrond aan hun zoon hebben geschonken.

12. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepaling

13. Om van het verlaagd tarief van 3% (artikel 2.9.4.2.11 VCF) te kunnen genieten dienen op het moment van het tekenen van de aankoopovereenkomst volgende voorwaarden voldaan te zijn:

- de koper moet een natuurlijk persoon zijn;

- het moet gaan om een zuivere aankoop;

- de geheelheid volle eigendom moet worden verkregen;

- het moet gaan om de verkrijging van een woning;

- er mag geen verhinderend onroerend bezit zijn;

- de koper moet zich ertoe verbinden zijn inschrijving te nemen op het adres van het aangekochte goed binnen de drie jaar na de datum van de authentieke akte;

- in de authentieke aankoopakte moeten de vereiste vermeldingen worden opgenomen;

- een combinatie tussen het tarief van 3% en de meeneembaarheid is uitgesloten.

14. Het tarief van 3% (art. 2.9.4.2.11 VCF) is bedoeld voor de “enige” woning van de koper(s).

Vandaar dat er een uitsluitingsregel is voorzien: er mag geen bezit zijn van een andere woning of bouwgrond voor de geheelheid volle eigendom.

Deze uitsluitingsregel bestaat uit twee luiken:

a) Geen van de verkrijgers mag voor de geheelheid volle eigenaar zijn van een

andere woning of bouwgrond;

b) Als er meer dan één verkrijger is, mogen ze bovendien niet gezamenlijk voor

de geheelheid volle eigenaar zijn van een andere woning of bouwgrond.

Het eerste luik van de uitsluitingsregel betreft dus het onroerend bezit van de enige koper of, indien er meer dan één koper is, van elk van die kopers afzonderlijk.

15. Dat de decreetgever door middel van een verlaagd tarief een duwtje in de rug wou geven aan kopers die hun enige gezinswoning kopen, blijkt zeer duidelijk uit de memorie van toelichting bij het Programmadecreet van 23 december 2021, waarbij het bestaande verlaagd tarief voor de enige eigen gezinswoning verder werd verlaagd naar 3%:

De voorgestelde wijzigingen worden ingevoerd als stimulans voor (jonge) kandidaat-kopers om een enige eigen woning te kunnen verwerven.

Door de stijgende woningprijzen, mede door de coronacrisis en de beperkingen

van de leningscapaciteit, vormen de huidige tarieven van 6% en 5% bovenop de aankoopprijs een belemmering voor vele potentiële kopers. Om hieraan tegemoet te komen, wordt het tarief voor de aankoop van een enige eigen gezinswoning verlaagd van 6% naar 3%.” (eigen benadrukking)

Dat dit verlaagd tarief niet van toepassing is voor investeerders, zijnde kopers van een niet-enige woning, blijkt uit hetzelfde decreet, waarbij het algemeen tarief werd verhoogd naar 12%. De memorie van toelichting is hierover zeer duidelijk:

Hiertegenover wordt het algemeen tarief van het verkooprecht verhoogd van 10% naar 12%. Deze verhoging zal gelden voor de aankoop van de niet-enige woning (zoals een tweede of derde woning), bouwgrond en niet-residentieel vastgoed.

Deze wijziging beoogt de oververhitting van de woonmarkt tegen te gaan. Door de lage rente is het zeer interessant voor investeerders om te beleggen in onroerend goed. Zij komen in directe concurrentie met de eerste (jonge) kopers, die, omwille van het prijsopdrijvend effect van vraag en aanbod, hierdoor uit de boot vallen. Er wordt nu getracht door enerzijds het tarief te verlagen voor de enige woning en anderzijds het tarief te verhogen voor de tweede, derde enzovoort woning, de kloof tussen eerste (jonge) kopers en investeerders te verkleinen.” (eigen benadrukking)

16. Maar ook eerder werd al verduidelijkt dat het verlaagd tarief van toepassing is voor de “enige” woning van de koper(s). De memorie bij de het decreet van 18 mei 2018 (waarbij het verlaagd tarief voor de enige woning werd ingevoerd) licht het volgende toe bij artikel 2.9.4.2.11 VCF:

Zo kunnen enkel natuurlijke personen van het voordeel genieten, de kopers mogen noch afzonderlijk, noch gezamenlijk reeds een woning of bouwgrond (enige woning) in volle eigendom hebben, het moet gaan om een zuivere aankoop, en de verkrijgers moeten hun hoofdverblijfplaats vestigen in het nieuw aangekochte onroerend goed binnen de 2 jaar. De termijn van 5 jaar die vandaag bij het abattement is voorzien bij aankopen van een bouwgrond wordt voor het nieuwe verlaagde tarief van 7% niet weerhouden aangezien aankopen van bouwgronden van dit tarief worden uitgesloten.

Verder wordt uit de ‘klein beschrijf’-regeling de decretale tolerantie van het zogenaamd causaal verband (negatie van het actueel onroerend bezit in geval van snelle vervreemding en mits een oorzakelijk verband tussen deze vervreemding en de nieuwe aankoop kan worden aangetoond) geïmporteerd en overgenomen in de voorwaarden van het nieuwe gezinstarief. Het geeft de kopers immers een zekere gemoedsrust dat ze hun eerste woning niet moeten verkopen, vooraleer ze een nieuwe kunnen aankopen tegen het nieuwe gunsttarief.” Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1533/1,.5.” (eigen benadrukking)

17. Zoals te lezen is in voorgaand citaat van de memorie van toelichting is de regeling voor het verlaagd tarief van artikel 2.9.4.2.11 VCF zowel op het voormalige klein beschrijf als op het voormalige abattement geënt. Hiernaar wordt ook expliciet verwezen. Voor beide gunstregimes moest het gaan om de enige woning van de koper(s).

18. De voorwaarde dat het moest gaan om de enige woning van de koper werd in het kader van het klein beschrijf bepaald in artikel 54 W.Reg. door artikel 36 van de wet van 19 juli 1979 (B.S., 22.08.1979).

Sinds 1 januari 1980 kon het verlaagd tarief voor een bescheiden woning niet worden toegepast “indien de verkrijger of zijn echtgenoot reeds, voor het geheel in volle of in blote eigendom, een onroerend goed bezitten dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd en dat door hen of door een van hen anders dan uit de nalatenschap van hun bloedverwanten in de opgaande lijn is verkregen”. De memorie van toelichting stelt daarover het volgende: “voor de aankoop van een bescheiden woning mag de rechthebbende op de vermindering geen andere woning bezitten op het ogenblik van de aankoop, behoudens indien ze verkregen werd uit de erfenis van de ouders of de grootouders;” (eigen benadrukking)

19. Voor de toepassing van het abattement stelde de memorie van toelichting bij het decreet van 1 februari 2002 tot wijziging van het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, het volgende:

Dit artikel voert een abattement in ten voordele van de verwerving door natuurlijke personen van een woning die hen tot hoofdverblijfplaats zal dienen. De bedoeling van deze maatregel is dat het abattement een aanvulling zal vormen op het concept van de meeneembaarheid. (…)

Een combinatie van de meeneembaarheid met het abattement is uiteraard uitgesloten, integendeel de twee voordelen beogen een verschillende doelgroep. De meeneembaarheid geldt voor die belastingplichtigen die reeds hun hoofdverblijfplaats in eigendom hebben, het abattement geldt voor die

belastingplichtigen die hun eerste woning aankopen. (…)”. (eigen benadrukking)

In de federale circulaire nr. 3-4 (AFZ/2001-1131 - Dos. 279) dd. 17.01.2002 (fisconetplus.be) is i.v.m. het abattement aanvullend het volgende opgenomen:

De meeneembaarheid houdt enkel een fiscaal voordeel in voor degenen die hun hoofdverblijfplaats overbrengen naar een nieuw, aangekocht onroerend goed met wederverkoop van het onroerend goed waar voorheen hun hoofdverblijfplaats was gevestigd. De Vlaamse Regering wou ook iets doen voor degenen die nog geen eigenaar zijn voor de geheelheid van een onroerend goed dat kan dienen om er hun hoofdverblijfplaats te vestigen. Daarom heeft de Vlaamse Regering haar oorspronkelijk voorstel aangevuld met een voordeel voor laatstbedoelden.” (eigen benadrukking)

20. Tot slot kan ook nog verwezen worden naar de zogenaamde tolerantie “causaal verband”. De regeling voor causaal verband was initieel een zuiver administratieve tolerantie die werd toegepast bij het klein beschrijf. Zoals hoger toegelicht konden kopers enkel genieten van het klein beschrijf als zij geen andere woning hadden op het ogenblik van de aankoop.

Deze regelgeving werd strikt toegepast, zo blijkt uit de circulaire nr. 14/1995 dd. 15 december 1995:

Steeds, dient het recht van 12,5 pct. geheven te worden op de aankoopakte, tenzij de akte van wederverkoop van de onroerende goederen in bezit tegelijkertijd ter registratie wordt aangeboden.

Diezelfde circulaire haalt daarnaast de toepassing aan van een administratieve tolerantie, waarbij:

“(…) in de geregistreerde aankoopakte de bedoeling geuit wordt zich volledig en ten bezwarende titel van de goederen of, in voorkomend geval, van al de delen die men bezit in een zelfde goed (of in verschillende goederen) te ontdoen.

Aangezien het om een administratieve tolerantie gaat, wordt ze door de rechtbanken niet erkend (zie R.J., R 55.10.01 tot 04).

De vervreemding dient plaats te grijpen binnen een redelijke termijn, te beoordelen in de stand der feiten. In ieder geval dient zij plaats te hebben binnen de twee jaar volgend op de registratie van de aankoopakte.

Dit wordt bevestigd in de latere circulaire van circulaire nr. 5/2003 (Dos. EE/L7) dd. 18.03.2003.

Naast de vervreemding binnen een redelijke termijn, diende ook het causaal verband aangetoond te worden tussen de aankoop van de nieuwe woning en de verkoop van de andere woning. Hieruit moest blijken dat het nooit de bedoeling was om op hetzelfde moment eigenaar te zijn van de nieuw aangekochte woning en van de oude woning.

De initieel louter administratieve tolerantie, werd uiteindelijk decretaal verankerd in artikel 2.9.4.2.11 VCF. Ze was voordien niet afdwingbaar voor een rechtbank.

21. In casu zijn de aanvragers reeds eigenaar van een in 2016 aangekochte bouwgrond. Indien er geen schenking zou plaatsvinden of indien de schenking zou plaatsvinden na het tekenen van de aankoopovereenkomst betreffende de nieuwe koopwoning, zouden de aanvragers slechts in aanmerking komen voor het verlaagd tarief van 3% indien zij de bouwgrond voor de volle eigendom ten bezwarende titel zou vervreemden. Bij gebreke aan vervreemding zou zij het 12% tarief verschuldigd zijn.

De aanvragers geven aan voorafgaand aan de aankoop van de nieuwe koopwoning de blote eigendom van hun perceel bouwgrond aan hun zoon te willen schenken, waardoor zij op het ogenblik van het sluiten van de aankoopovereenkomst betreffende de nieuwe koopwoning niet meer de geheelheid volle eigendom van een woning zullen bezitten. Dit zou er voor zorgen dat zij wel van het 3% tarief zouden kunnen genieten. De voorafgaande schenking van de blote eigendom van hun bouwgrond levert de aanvragers dus een aanzienlijk fiscaal voordeel op.

22. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt zeer duidelijk dat de decreetgever deze laatste situatie niet voor ogen had. Het verlaagd tarief is niet bedoeld voor investeerders, te weten kopers van een tweede, derde… woning, maar wel voor (jonge) eerste kopers. Door de voorafgaande schenking plaatsen de aanvragers zich op een kunstmatige manier in de situatie van de door de decreetgever beoogde doelgroep.

Als niet-fiscaal motief halen de aanvragers aan dat

- zij omwille van financiële redenen op de in 2016 gekochte bouwgrond niet zullen bouwen;

- zij hun zoon de mogelijkheid willen geven later op het perceel te bouwen en daarom het perceel bouwgrond aan hun zoon (in blote eigendom) willen schenken;

- zij het vruchtgebruik voorbehouden gelet op de leeftijd van hun zoon;

- de schenking kadert in hun successieplanning.

De niet-fiscale motieven wegen niet op tegen de fiscale motieven. De zoon van de aanvragers is geboren in 2021 en op heden 1 jaar oud. Er is geen enkel niet-fiscaal motief waarom de aanvragers niet konden wachten tot de meerderjarigheid van de zoon om de bouwgrond te schenken.

Het staat de aanvragers bovendien vrij om de bouwgrond voor of na de aankoop van de koopwoning ten bezwarende titel te vervreemden.

De geplande opeenvolgende verrichtingen maken fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien er geen redelijke termijn zal verstreken zijn tussen de schenking en de nieuwe aankoop en er dus eenheid van opzet kan worden aangenomen. De opgegeven niet-fiscale motieven wegen bovendien niet op tegen de fiscale motieven.

Dit wil zeggen dat met de voorafgaande schenking geen rekening zal worden gehouden en op de aankoop van de nieuwe koopwoning het verkooptarief van 12% i.p.v. 3% worden geheven.


Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.