Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 22032 - Inbreng in gemeenschappelijk vermogen, gevolgd door een schenking Vlaamse Belastingdienst

VB 22032 - Inbreng in gemeenschappelijk vermogen, gevolgd door een schenking

Voorafgaande beslissing
Nummer
22032
Datum beslissing
12 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat de inbreng door mevrouw Y van eigen onroerende goederen in de huwelijksgemeenschap bestaande tussen haar en de heer X, gevolgd door een schenking van de blote eigendom door beide echtgenoten aan elk van hun kinderen, niet wordt geviseerd door de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

2. De relevante wetsbepalingen zijn de artikelen 2.8.3.0.1 VCF, 2.8.4.1.1 VCF en 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

3. De aanvraag wordt ingediend door de geassocieerde notarissen […], kantoorhoudende te […], namens:

  • De heer X (N.N. […]), geboren te […] op xx.xx.1945 en zijn echtgenote,
  • Mevrouw Y (N.N. […]), geboren te […] op xx.xx.1946 ;

samen wonende te […].

4. De betrokken partijen zijn de kinderen van de echtgenoten X-Y, zijnde:

  • Mevrouw A, geboren te […] op xx.xx.1971;
  • De heer B, geboren te […] op xx.xx.1971.

5. De betrokken onroerende goederen zijn :

GEMEENTE […]

5.1. Een woonhuis op en met grond en alle verdere aanhorigheden, staande en gelegen te […], thans volgens een recent kadastraal uittreksel ten kadaster gekend sectie A nummer […], met een oppervlakte van zeshonderd negenentachtig vierkante meter (689m²).

5.2. Een handelshuis met woonst op en met grond en alle verdere aanhorigheden en achterliggend perceel bouwland staande en gelegen te […], thans volgens een recent kadastraal uittreksel ten kadaster gekend sectie C nummers […] en […], met een oppervlakte van respectievelijk tweeduizend tweehonderd en twaalf vierkante meter (2.212m²) en drieduizend éénendertig vierkante meter (3.031m²).

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. De echtgenoten X-Y zijn gehuwd onder het stelsel van wettige gemeenschap ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […], destijds te […] op xx.xx.1968.

7. Bij akte wijziging huwelijksvermogensstelsel verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2020 werden een aantal wijzigingen aan het huwelijksstelsel van de echtgenoten X-Y aangebracht, waarbij mevrouw Y onder meer de onroerende goederen vermeld onder sub 5.1 en 5.2 heeft ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen.

8. Thans willen de echtgenoten X-Y deze onroerende goederen schenken aan hun twee kinderen, waarbij het ene goed aan het ene kind en het andere goed aan het andere kind zal geschonken worden, telkens met voorbehoud van vruchtgebruik in voordeel van de schenkers.

III. Motivering van de aanvraag

9. Aangezien de inbreng van de onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen 2 jaar na de inbreng gevolgd zou worden door een schenking aan de kinderen, wensen de aanvragers te weten of de periode tussen de datum van de inbreng van de onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen, zijnde xx.xx.2020 en de datum van de schenking aan de kinderen (binnenkort) als een “korte tijdspanne” wordt beschouwd in de zin van de verrichtingen opgenomen op de zogenaamde “zwarte lijst” van de omzendbrief 2015/1(PDF bestand opent in nieuw venster) in verband met de antimisbruikbepaling.

10. De aanvrager wijst op volgende gegevens die zouden moeten aantonen dat de destijds gerealiseerde inbreng in het gemeenschappelijk vermogen ingegeven was door andere dan fiscale motieven:

11. Het was de wens van de echtgenoten X-Y om de juridische werkelijkheid in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie; zij beschouwden de onroerende goederen namelijk als gemeenschappelijk.

Zo werd onder meer de gezinswoning ([…]) ingebracht, dewelke gebouwd werd tijdens het huwelijk op een grond dewelke eigen was van mevrouw Y, en welke constructies dus gefinancierd werden door gemeenschappelijke middelen.

Ook in de ingebrachte woning gelegen te […] werden verbouwingswerken uitgevoerd, dewelke gefinancierd werden met gemeenschappelijke gelden.

13. Teneinde complexe vergoedingsrekeningen te vermijden in geval van ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen, kon dit dus enkel gerealiseerd worden door het inbrengen van deze onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen, zonder vergoeding ten voordele van mevrouw Y in geval van ontbinding van het stelsel.

14. De echtgenoten X-Y wilden bovendien dat de langstlevende van hen over deze goederen zou kunnen beslissen via keuzebeding en dit kan enkel met betrekking tot goederen van de gemeenschap.

15. Bovenstaande redenen – de tijdsspanne van twee jaar tussen de twee rechtshandelingen en de vergoedende en beschermende beweegreden van de inbreng – tonen naar het inzicht van de aanvragers aan dat de inbreng gebeurde om andere dan fiscale motieven.

IV. Beslissing

16. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

17. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

18. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt, m.n. artikel 2.8.3.0.1 VCF, 2.8.4.1.1 VCF en 3.17.0.0.2 VCF.

19. In de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed."

20. Op de voorgenomen verrichting zal de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast bij gebrek aan eenheid van opzet.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.