Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21075 - Stilzwijgende verzaking aan het recht van natrekking gevolgd door toebedeling bij ES - Fiscaal misbruik Vlaamse Belastingdienst

VB 21075 - Stilzwijgende verzaking aan het recht van natrekking gevolgd door toebedeling bij ES - Fiscaal misbruik

Voorafgaande beslissing
Nummer
21075
Datum beslissing
31 januari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022

Heffing

  • Verdeelrecht
  • Verkooprecht

Wettelijke basis

  • art. 2.9.1.0.1. VCF
  • art. 2.9.1.0.7. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt er toe bevestiging te krijgen dat :

  • de voorgenomen vereffening en toebedeling aan mevrouw Y van het hierna beschreven onroerend goed beantwoordt aan de voorwaarden van de artikelen 2.9.1.0.1 e.v. en 2.10.1.0.1 e.v. VCF, en het verkooprecht verschuldigd is op de waarde van de grond en het verdeelrecht verschuldigd is op de waarde van het huis.
  • Mevrouw Y niet als een derde overeenkomstig artikel 2.9.1.0.7 VCF kan worden beschouwd.
  • het geheel van de verrichtingen, alsook elk van de transacties afzonderlijk, niet ressorteert onder het toepassingsgebied van de antimisbruikbepaling in de registratiebelasting zoals bepaald in artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door de Notarissen […], kantoorhoudende te […], namens:

  • de heer X, geboren te […] op xx.xx.1976, en zijn echtgenote
  • Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1974

Samenwonende te […]

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

3. Op xx.xx.2001 heeft de Heer X de hierna vermelde bouwgrond aangekocht:

Gemeente […] – 1ste afdeling

Een perceel bouwgrond, zijnde kavel 3 van de verkaveling gelegen te […], gekadastreerd volgens titel wijk A, deel van de nummers […] en […], thans gekadastreerd wijk A, nummer […], voor 491 m².

4. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd te […] op xx.xx.2004 onder het stelsel van de scheiding van goederen blijkens huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2004.

5. Blijkens akte verleden voor Meester […], op xx.xx.2006, hebben beide echtgenoten een kredietopening bij de bank […] getekend. Een hypotheek werd op voorschreven grond te […] genomen.

Het doel van deze kredietopening was de financiering van de bouw van een huis op voormelde grond.

6. De stedenbouwkundige vergunning werd op naam van beide echtgenoten ingediend. De facturen van de aannemers werden door beide echtgenoten betaald, enz (= stilzwijgende verzaking aan het recht van natrekking).

7. De heer X en Mevrouw Y wensen te scheiden.

De echtelijke woning zal aan Mevrouw Y toebedeeld worden.

8. Vooreerst zal een akte regularisatie van de gedeeltelijke verzaking van het recht van natrekking (op de helft van de grond) worden verleden.

9. Hierop volgend zal het echtpaar X-Y overgaan tot ondertekening van de akte echtscheiding door onderlinge toestemming waarbij het huis wordt toebedeeld aan mevrouw Y (onder de opschortende voorwaarde van het vonnis van echtscheiding).

III. Motivering van de aanvraag

1/ Verzaking aan het recht van natrekking:

10. Wat betreft de verzaking aan het recht van natrekking wordt verwezen naar een arrest van het Hof van Cassatie van 26 december 2014 (Cass. 26 december 2014, 3071, RW 2015-16, p. 183, note V. SAGAERT)

11. De aanvrager stelt dat hierop geen Vlaamse registratiebelasting verschuldigd is: het opstalrecht werd ten kosteloze titel opgesteld en de Heer X had geen animus donandi.

Er wordt verwezen naar artikel 83, 3° van het Wetboek der Registratierechten.

2/ Echtscheiding en toebedeling van het onroerend goed aan Mevrouw Y:

12. De aanvrager is van mening dat ingevolge artikel 2.9.1.0.1 e.v. VCF het verkooprecht van 10 % verschuldigd is op de toebedeling van de grond aan mevrouw Y aangezien zij geen eigenares van de grond is.

13. De aanvrager is van mening dat ingevolge artikel 2.10.1.0.1 e.v. VCF het verdeelrecht van 1 % van toepassing is op de toebedeling van het huis dat erop gevestigd werd. Het verdeelrecht wordt hierbij enkel toegepast op de waarde van de constructies.

3/ Fiscaal misbruik

14. De aanvrager stelt dat artikel 3.17.0.0.2 VCF zou gefrustreerd kunnen worden.

Als er een verzaking aan het recht van natrekking is en, daarna, een echtscheiding en de toebedeling van het onroerend goed aan Mevrouw Y, zou ze minder registratierechten betalen : immers het verkooprecht op de waarde van de grond en het verdeelrecht van 1% op de waarde van het huis.

Als er geen verzaking is en wel een toebedeling van het goed aan Mevrouw Y, zou ze het verkooprecht op de grond + het huis moeten betalen.

Deze rechtshandelingen (verzaking aan het recht van natrekking + echtscheiding en toebedeling) besparen haar heel wat registratierechten.

15. De aanvrager stelt dat er geen fiscaal misbruik is aangezien deze rechtshandelingen overeenstemmen met de werkelijkheid, hetzij de financiering door Mevrouw van de helft van het huis.

Ze wordt verantwoord door andere dan fiscale motieven.

De bedoeling is dus niet registratierechten te vermijden maar wel een rechtvaardig fiscaliteit toepassen.

IV. Beslissing

16. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

17. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

18. De afstand van een recht van natrekking is een consensuele rechtshandeling die stilzwijgend kan tot stand komen, althans voor zover dat stilzwijgen niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als de ondubbelzinnige wil van de partijen tot vestiging van een opstalrecht. Het moet gaan om een “omstandig stilzwijgen”.

Dit is een feitelijke appreciatie en houdt een beoordeling van bewijsstukken in.

19. Artikel 3.2.0.0.1,§3 VCF luidt als volgt:

Ҥ 3. Een voorafgaande beslissing kan niet worden genomen als :
1° de aanvraag betrekking heeft op situaties of verrichtingen die op fiscaal vlak al het voorwerp uitmaken van een administratieve bezwaarprocedure of van een gerechtelijke handeling tussen de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie en de aanvrager;
2° het nemen van een voorafgaande beslissing niet aangewezen is of zonder uitwerking is op grond van de wettelijke of reglementaire bepalingen, die in de aanvraag aangevoerd zijn;

Meer bepaald kan er geen voorafgaande beslissing worden genomen over :
a) de belastingtarieven en de berekening van de belastingen;
b) de bedragen en de percentages;
c) de aangifte, het onderzoek en de controle, het gebruik van bewijsmiddelen, de aanslagprocedure, de rechtsmiddelen, de rechten en voorrechten van de Vlaamse schatkist, de termijnen, de verjaring, het beroepsgeheim, de inwerkingtreding, de aansprakelijkheid en de plichten van sommige openbare ambtenaren, andere personen of bepaalde instellingen;
d) de bepalingen waarvoor een specifieke procedure inzake erkenning of beslissing is ingesteld;
e) de bepalingen of gebruiken die overleg met of raadpleging van andere autoriteiten instellen en waarvoor de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie niet bevoegd is om zelf of unilateraal een standpunt in te nemen;
f) de bepalingen die sancties, boetes, belastingverhogingen en -vermeerderingen instellen;
g) de forfaitaire grondslagen van aanslag;
3° de aanvraag betrekking heeft op de toepassing van de codex betreffende invordering en vervolgingen.”

20. Overeenkomstig artikel 3.22.0.0.1, §3 VCF kan via voorafgaande beslissing geen uitspraak worden gedaan over “het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen”.

21. Bijgevolg wordt in huidige voorafgaande beslissing geen uitspraak gedaan over het feit of de stilzwijgende verzaking aan het recht van natrekking in de voorgelegde casus kan aanvaard worden.

22. Evenmin doet de Vlaamse Belastingdienst uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

23. Gelet op het bovenstaande dient bij het beantwoorden van de vraag over de mogelijke toepassing van de anti-misbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF een onderscheid gemaakt te worden naargelang in de voorliggende casus de stilzwijgende verzaking aan het recht van natrekking kan worden aanvaard.

24. In de hypothese dat de stilzwijgende afstand aan het recht van natrekking kan worden aanvaard, zal op de voorgenomen verrichting de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast, niettegenstaande de verzaking aan het recht van natrekking pas tegenstelbaar is aan derden vanaf de regularisatie en deze binnen een korte tijdspanne gevolgd wordt door een echtscheiding door onderlinge toestemming.

Het aanvaarden van de stilzwijgende verzaking aan het recht van natrekking vereist dat de aanvragers voldoende bewijsstukken aanleveren waaruit de ondubbelzinnige wil van de partijen kan worden afgeleid om een recht van opstal te vestigen. Deze feitelijke omstandigheden en stukken dateren logischerwijze van geruime tijd vóór de echtscheiding door onderlinge toestemming zodat, gelet op het tijdsverloop, er geen sprake kan zijn van eenheid van opzet.

Bovendien houdt dergelijke regularisatie ook burgerrechtelijke gevolgen in, dewelke partijen aanvaarden. Zo zal bij regularisatie de financierende echtgenoot die geen eigendomstitel heeft, geen schuldvordering meer hebben ten aanzien van de andere echtgenoot.

Naast de burgerrechtelijke gevolgen zullen de aanvragers bovendien de fiscale gevolgen van dergelijke regularisatie dienen te aanvaarden.

25. In deze eerste hypothese behoort de grond tot het eigen vermogen van de heer X en behoort het huis in onverdeeldheid tot de eigen vermogens van de heer en mevrouw X – Y, elk voor de helft in volle eigendom. Op de overname van de grond door mevrouw Y is het verkooprecht verschuldigd op de overeengekomen waarde, met minimum de verkoopwaarde van de geheelheid volle eigendom van de grond. Op de overname van de helft van de woning door mevrouw Y is het verdeelrecht van 1 % verschuldigd op de overeengekomen waarde, met minimum de verkoopwaarde, van de geheelheid volle eigendom van de constructies. Mevrouw Y is geen derde-verkrijger overeenkomstig artikel 2.9.1.0.7 VCF.

26. In de hypothese dat de stilzwijgende afstand aan het recht van natrekking niet kan worden aanvaard, behoren grond en gebouw tot het eigen vermogen van de heer X en zal op de overdracht aan mevrouw Y het verkooprecht van toepassing zijn op de overeengekomen waarde, met minimum de verkoopwaarde, van de geheelheid volle eigendom van grond en gebouw.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.