Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21024 - Schenking voorafgegaan door wijziging huwelijksvermogensstelsel Vlaamse Belastingdienst

VB 21024 - Schenking voorafgegaan door wijziging huwelijksvermogensstelsel

Voorafgaande beslissing
Nummer
21024
Datum beslissing
29 maart 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.3.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat de wijziging van huwelijksvermogenstelsel door de echtgenoten X-Y waarbij alle (roerende en onroerende) goederen werden ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen gevolgd door een schenking van de echtgenoten aan de kinderen niet ingegeven was door fiscale motieven en niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1955, rijksregisternummer […], en zijn echtgenote;

2.2. mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1963, rijksregisternummer […],

samenwonend te […].

De schenkers in deze aanvraag.

De echtgenoten X-Y zijn gehuwd te […] op xx.xx.1992 onder het stelsel van de scheiding van goederen bij akte verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.1992, doch dit stelsel werd gewijzigd naar het stelsel der wettelijke gemeenschap van goederen ingevolge akte verleden voor ondergetekende notaris […] op xx.xx.2016, sindsdien niet gewijzigd.

3. De betrokken partijen zijn de kinderen van de echtgenoten X-Y, m.n.:

3.1. De heer A, geboren te […] op xx.xx.1993, rijksregisternummer […], ongehuwd, wonende te […];

3.2. Mevrouw B, geboren te […] op xx.xx.1995, rijksregisternummer […], ongehuwd, wonende te […].

De begiftigden in deze aanvraag.

4. de betrokken onroerende goederen betreffen:

4.1. […]- tweede afdeling - […]

Een woonhuis op en met grond gestaan en gelegen aan de […], bekend volgens titel en volgens huidig kadaster sectie A nummer […] met een oppervlakte van negen are achtenvijftig centiare (9a58ca), en een aanpalende weg (dienstig als uitweg) gelegen aan de […], ter plaatse genaamd “[…]”, bekend volgens titel en volgens huidig kadaster sectie A nummer […] met een oppervlakte van twee are zesenveertig centiare (2a46ca).

4.2. GEMEENTE […]- tweede afdeling - […]

Een perceel grond gelegen nabij de […], ter plaatse genaamd “[…]”, bekend volgens titel en volgens huidig kadaster sectie A nummer […] met een oppervlakte van negentig are zevenentachtig centiare (90a87ca).

4.3. GEMEENTE […]- tweede afdeling - […]

Een woonhuis op en met grond gestaan en gelegen aan de […], bekend volgens titel sectie A nummer […] met een oppervlakte van vijftien are dertig centiare (15a30ca), thans bekend volgens huidig kadaster sectie A nummer […] met eenzelfde oppervlakte.

Bij akte wijziging huwelijkscontract verleden voor notaris […] op xx.xx.2016, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te […] op xx.xx.2016 onder referte […] hebben de echtgenoten X-Y hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd van scheiding van goederen naar wettelijk stelsel en heeft de heer X de onder punt 4.1. tot en met 4.3. vermelde goederen ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen bestaande tussen hem en zijn echtgenote.

Bij akte schenking verleden voor notaris […] op xx.xx.2018, overgeschreven op het tweede hypotheekkantoor te […] op xx.xx.2018 met referte […] werden bovenbeschreven goederen al deels geschonken als volgt:

  • Voor 32,28% blote eigendom van de onroerende goederen vermeld onder punt 4.1. en 4.2 aan de heer A
  • Voor 27,27% blote eigendom van het onroerend goed vermeld onder punt 4.3 aan mevrouw B.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. De echtgenoten X-Y waren gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […], destijds te […] op xx.xx.1992.

Op xx.xx.2016 werd voor het ambt van notaris […] een wijziging huwelijkscontract opgemaakt tussen de echtgenoten X-Y, waarbij zij overgingen naar het stelsel van gemeenschap van goederen. Alle roerende en onroerende goederen die de echtgenoten X-Y bezaten werden ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen. Dit om reden dat de echtgenoten X-Y van meet af aan leefden alsof zij gehuwd waren onder het wettelijk stelsel en alle kosten die er waren aan de eigen woningen van meneer, ook betaald werden met gemeenschappelijke gelden.

Volgende clausules stonden in deze akte wijziging huwelijkscontract onder meer opgenomen:

“3) De inbreng van voorschreven onroerende goederen geschiedt met alle hypothecaire inschrijvingen, voorrechten en andere zakelijke belemmeringen hoegenaamd, en onder de gewone waarborg als naar rechte. Comparanten komen uitdrukkelijk overeen dat, in afwijking van het artikel 1452 alinea 2 van het Burgerlijk Wetboek, het op heden nog uitstaand bedrag van schulden ingevolge eventuele hypothecaire kredietopeningen onder dezelfde modaliteiten als het onroerend goed wordt ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen dat zal instaan voor de verdere afbetaling ervan.

4) De vergoedingen die de inbrengende echtgenoot verschuldigd zou zijn uit hoofde van de ingebrachte goederen aan de andere echtgenoot worden onder dezelfde modaliteiten als de goederen zelf ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen.

…”.

De hypothecaire leningen werden ook steeds met gemeenschapsgelden afbetaald.

Bovendien namen de echtgenoten onder artikel 6 van zelfde akte wijziging huwelijkscontract een verdelingsbeding/keuzebeding op naar bescherming van de langstlevende echtgenoot toe.

6. In het zelfde jaar 2016 kochten de echtgenoten nog een eigendom aan te Gent, samen met hun zoon A voormeld onder punt 3.1..

7. Aangezien hierdoor een financiële ongelijkheid ontstaan was tussen zoon en dochter, beslisten de ouders te starten met schenkingen in blote eigendom te doen van hun eigendommen aan de kinderen.

De eerste schenking van één derde van de onroerende goederen gebeurde op xx.xx.2018. De aanvrager maakte de echtgenoten X-Y er toen attent op dat, gezien de korte periode tussen de inbreng van de goederen en de schenking, dit door de Vlaamse Belastingdienst zou belast worden alsof de goederen nog in het eigen vermogen van meneer X zaten.

8. Nu willen de echtgenoten X-Y een tweede (en normaalgezien laatste) schijf van dezelfde onroerende goederen schenken.

III. Motivering van de aanvraag

9. Toen de echtgenoten X-Y hun huwelijksvermogensstelsel op xx.xx.2016 wijzigde hadden ze, volgens de aanvrager niet de intentie om reeds te starten met het schenken van voormelde onroerende goederen.

10. De schenking gedaan in 2018 en de huidige schenking hebben als doel de financiële gelijkheid tussen de kinderen te herstellen.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

11. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

De Vlaamse belastingdienst kan evenmin uitspraak doen over reeds voltrokken schenkingen zoals de schenking die plaatsvond in 2018.

12. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt, m.n. 3.17.0.0.2 VCF.

13. ln de omzendbrief VLABEL/2015/1 van 16 februari 2015 worden volgende rechtshandelingen als fiscaal misbruik beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen verantwoord is door andere dan fiscale motieven:

“Inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten (gaat in tegen de heffingsgrondslag en de progressiviteit van de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF).

Er kan worden vermoed dat de inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen door één echtgenoot onmiddellijk of binnen een korte tijdspanne gevolgd door de schenking van dit goed door beide echtgenoten aan bv. hun enig kind enkel gebeurt om de progressiviteit van de schenkbelasting te ontwijken; dat het bekomen van een aanzienlijke belastingbesparing de enige beweegreden is voor de keuze van de betrokken rechtshandeling. Dergelijke constructie gaat in tegen de artikelen 2.8.3.0.1, §1 en 2.8.4.1.1, §1 en §2 VCF. Er is bijgevolg sprake van fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De belastingplichtige dient te bewijzen dat de keuze voor de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen voorafgaand aan de schenking verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van hogere schenkbelastingen.

lndien de belastingplichtige dit bewijs niet levert, dient de schenkbelasting te worden geheven alsof de inbreng niet had plaatsgevonden, m.a.w. berekening van de schenkbelasting op de schenking door de inbrengende echtgenoot aan het kind voor de geheelheid van het goed.".

14. Op de voorgenomen verrichting zal de anti-misbruikbepaling van art. 3.17.0.0.2 VCF niet worden toegepast bij gebrek aan eenheid van opzet.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.