Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 21016 - Kanscontract/beding van aanwas Vlaamse Belastingdienst

VB 21016 - Kanscontract/beding van aanwas

Voorafgaande beslissing
Nummer
21016
Datum beslissing
29 maart 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvragers wensen de bevestiging te bekomen dat: beide overeenkomsten (zoals hierna beschreven) kwalificeren als evenwichtige kanscontracten ten bijzondere en ten bezwarende titel, en:

1.1. er dus geen sprake kan zijn van een schenking, zodat bij overlijden van de eerste echtgenoot artikel 2.7.1.0.3., 3° VCF niet van toepassing is;

1.2. er dus geen sprake kan zijn van een schenking, zodat bij overlijden van de eerste echtgenoot artikel 2.7.1.0.5 VCF niet van toepassing is;

1.3. er dus geen aanleiding is tot de heffing van schenkbelasting op grond van artikel 2.8.1.0.1. VCF en artikel 2.8.4.1.1. VCF indien de overeenkomsten zouden worden geregistreerd in België.

2. Gelet op de concrete bewoordingen van het kanscontract en het beding van aanwas vragen de aanvragers de bevestiging dat de voornoemde bepalingen van de VCF eveneens niet van toepassing zijn op de goederen die automatisch tot de overeenkomsten behoren ingevolge de clausule van zaakvervanging.

3. Tevens vragen de aanvragers te bevestigen dat er in casu geen sprake is van fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

4. De aanvraag wordt ingediend door de heer […], […], namens:

4.1. de heer X ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […], geboren te […] op xx.xx.1958,

4.2. en zijn echtgenoot de heer Y, ingeschreven in het rijksregister onder het nummer […], geboren te […] op xx.xx.1956,

beide wonende te […].

De echtgenoten hebben allebei de Amerikaanse nationaliteit.

De echtgenoten worden hierna ook genoemd “de heren X-Y” of “de echtgenoten”

5. De heren X-Y zijn op xx.xx.2004 gehuwd onder het wettelijk stelsel naar Amerikaans recht aangezien zij op dat moment (en nog steeds) allebei de Amerikaanse nationaliteit bezaten en geen huwelijksovereenkomst gesloten hebben. Op grond van het Amerikaanse recht menen zij dat het recht van hun ‘matrimonial domicile’ het toepasselijke huwelijksvermogensrecht is, met name het recht van […]. De ‘matrimonial domicile’ is de staat waar de echtgenoten verblijven ten tijde van het huwelijk. Het stelsel waaronder zij gehuwd zijn, is vergelijkbaar met het stelsel van scheiding van goederen naar Belgisch recht. […] wordt immers een ‘seperate property state’ genoemd.

6. De echtgenoten hebben geen gemeenschappelijke kinderen. De heer X heeft één zoon uit een vorige relatie.

7. De heren X-Y woonden oorspronkelijk in de Verenigde Staten van Amerika […]. Vanaf xx.xx.2012 (wat betreft de heer X) en xx.xx.2013 (wat betreft de heer Y) tot en met xx.xx.2020 waren zij woonachtig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sinds xx.xx.2020 heeft het echtpaar haar verblijfplaats in het Vlaams Gewest. Hoewel de echtgenoten hun fiscale woonplaats momenteel nog geen vijf jaar in het Vlaamse Gewest hebben, kiezen zij ervoor om deze aanvraag toch bij uw Dienst in te dienen met het oog op zekerheid naar de toekomst toe. Het is immers hun verwachting dat zij bij het overlijden van één hen hun fiscale verblijfplaats hebben in het Vlaamse Gewest.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

8. Op xx.xx.2020 hebben de echtgenoten een kanscontract afgesloten met betrekking tot bepaalde roerende goederen, die exclusief tot hun respectieve eigen vermogens toebehoren, alsook een beding van aanwas met betrekking tot een bepaald roerend goed, dat hen in onverdeeldheid toebehoort.

9. Voor wat betreft de betrokken exclusieve goederen hebben de echtgenoten een kanscontract afgesloten (bijlage 1 bij de aanvraag). Het gaat om volgende goederen:

  • Aandelen van de commanditaire vennootschap op aandelen ‘[…]’ (ingeschreven in de Kruispuntbank der Ondernemingen onder het nummer […]);
  • Een rekening bij […] met nummer […] (pensioensparen);
  • Een pensioenplan via […];
  • Verzameling boeken, antiek en kunst.

10. Voor wat betreft de betrokken onverdeeldheid tussen hen hebben zij een beding van aanwas afgesloten (bijlage 2 bij de aanvraag). Het gaat om een vordering in rekening-courant op naam van de heren X-Y op de commanditaire vennootschap op aandelen ‘[…]’ (ingeschreven in de Kruispuntbank der Ondernemingen onder het nummer […]).

III. Motivering van de aanvraag

11. Het kanscontract en beding van aanwas zijn ten bijzondere en ten bezwarende titel

De echtgenoten zijn van mening dat zij overeenkomsten ten bijzondere en ten bezwarende titel hebben ondertekend in de vorm van een kanscontract en een beding van aanwas. Zij motiveren hierna waarom dat zo is. Om die reden vragen zij – samengevat – enerzijds dat het kanscontract en het beding van aanwas geen aanleiding geven tot de heffing van schenkbelasting (indien de overeenkomsten zouden worden geregistreerd in België). Anderzijds vragen zij de bevestiging dat er bij de uitwerking van deze overeenkomsten geen erfbelasting verschuldigd is.

11.1. Principe

Kanscontracten en dus ook bedingen van aanwas (die een specifiek type van kanscontracten zijn) zijn wederkerige overeenkomsten waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (artikel 1964 oud Burgerlijk Wetboek). De onzekere gebeurtenis is in dit geval niet het overlijden op zich (een overlijden is een zekere gebeurtenis), maar wel de volgorde van het overlijden. Elke echtgenoot kan de langstlevende van hen beiden zijn. De kans op winst bestaat in de verkrijging van de eigen goederen (of het aandeel) van de andere echtgenoot (in onverdeeld goed). Het verlies is bijgevolg het overlijden als eerste van beide partijen, waarbij men zijn eigen goederen (of eigen aandeel in het onverdeeld goed) moet afstaan aan de langstlevende.

11.2. Ten bezwarende titel

Het kanscontract en het beding van aanwas zijn overeenkomsten ten bezwarende titel. Het bezwarend karakter vereist dat de kansen van beide partijen evenwichtig zijn (Standpunt nr. 17044 dd. 8 januari 2018).

In casu zijn de kansen tussen beide echtgenoten evenwichtig:

• Beide echtgenoten hebben een gelijke overlevingskans, wat aangetoond wordt door hun huidige leeftijd (62 jaar en 64 jaar) en levensverwachting (83,04 jaar en 83,46 jaar). De echtgenoten zijn nog ver verwijderd van hun respectieve levensverwachting, waardoor het in casu gerechtvaardigd is te verdedigen dat hun levensverwachting gelijkaardig is. De leeftijd van de echtgenoten laat immers niet toe te voorspellen wie van hen het meeste kans heeft om de langstlevende te zijn, mede gelet op de onzekerheden van het leven. Daarnaast verkeren de echtgenoten in eenzelfde goede gezondheidstoestand, hetgeen ook kan gestaafd worden aan de hand van medische attesten.

• De inleg van beide echtgenoten was op het moment van het afsluiten van het kanscontract gelijkwaardig, hetgeen gestaafd wordt met waarderingsverslagen of andere documenten waaruit de waardering blijkt. In de inleg van beide echtgenoten op het moment van het afsluiten van het kanscontract niet gelijkwaardig zou worden geacht, hetgeen volgens de echtgenoten niet het geval is, komen de echtgenoten overeen het voorwerp van het kanscontract te beperken tot roerende goederen die dezelfde waarde hebben. Het goed dat het voorwerp is van het beding van aanwas, behoort ieder van de echtgenoten toe voor de onverdeelde helft, zodat de inleg daarvoor ook gelijkwaardig is.

Het bezwarend karakter en dus het evenwicht van de overeenkomsten was bijgevolg aanwezig op het moment van het afsluiten ervan.

11.3. Ten bijzondere titel

Zowel het kanscontract als het beding van aanwas zijn in casu ten bijzondere titel afgesloten, daar de overeenkomsten betrekking hebben op goederen die er nauwkeurig in worden omschreven.

De echtgenoten anticiperen expliciet op een situatie waarbij goederen in de plaats zouden treden van de goederen waarover zij het kanscontract of beding van aanwas hebben gesloten. De echtgenoten komen immers overeen dat de in de plaats getreden goederen automatisch ook tot het kanscontract of beding van aanwas behoren ingevolge zaakvervanging. De echtgenoten komen tevens overeen dat zaakvervanging schriftelijk zal worden bevestigd, behoudens bij een feitelijke universaliteit, zoals de boeken-, antiek- en kunstverzameling.

11.4. Zowel onverdeelde als niet-onverdeelde goederen

Het is mogelijk om een kanscontract af te sluiten voor niet-onverdeelde goederen. Dezelfde regels moeten voor het kanscontract gevolgd worden als degene die gelden voor een beding van aanwas (Standpunt nr. 17044 dd. 8 januari 2018).

11.5. Geen erfovereenkomst

Krachtens artikel 1100/1 §4 oud BW zijn overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt. Dergelijke overeenkomsten zijn toegelaten, zelfs als ze de toekomstige nalatenschap van een partij betreffen en zelfs als die partij zich het recht voorbehoudt om tijdens zijn leven over het voorwerp van die overeenkomst of dat beding te beschikken (wat hier evenwel niet het geval is, daar uitdrukkelijk een vervreemdingsverbod werd opgenomen). Dergelijke (erf)overeenkomsten of bedingen moeten niet voldoen aan de formaliteiten van erfovereenkomsten zoals bepaald in artikel 1100/5 oud BW en dienen dus ook niet opgenomen te worden in een notariële akte.

11.6. Vaste datum

De handtekeningen van de echtgenoten werden gelegaliseerd door een notaris. De legalisatie van de handtekening is niet vermeld in artikel 8.22 Burgerlijk Wetboek, zodat de legalisatie geen vaste dagtekening verleent aan de ondertekende overeenkomsten.

Uw Dienst aanvaardt echter – net zoals de federale administratie – dat het bestaan en de oprechtheid van de overeenkomsten kunnen worden aangetoond door alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed (Antwoord van Bart Tommelein vraag nr. 262 van 26 april 2017 van Chris Janssens).

12. De voorgenomen verrichtingen maken geen fiscaal misbruik uit

Het kanscontract en het beding van aanwas maken geen fiscaal misbruik uit in de zin van artikel 3.17.0.0.2. VCF. Zij frustreren geen enkele fiscale bepalingen. En als dat toch het geval zou zijn, quod non, dan zijn er niet-fiscale motieven die voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

De echtgenoten willen zichzelf beschermen voor het geval zij de langstlevende echtgenoot zijn. Zij wensen meer bepaald de nodige maatregelen te nemen ter garantie van de levenskwaliteit en levensstandaard van de langstlevende, onder aan flexibiliteit in te boeten.

Daartoe sloten de heren X-Y een kanscontract af met betrekking tot bepaalde roerende goederen die exclusief tot hun respectieve eigen vermogens behoren. Tevens sloten zij een beding van aanwas af met betrekking tot een roerend goed dat tussen hen in onverdeeldheid wordt aangehouden.

12.1. Wettelijke devolutie en reserve van kinderen

De heren X-Y zijn de exclusieve dan wel de onverdeelde eigenaars van hun roerende goederen.

Dit heeft tot gevolg dat bij het overlijden van één van beide echtgenoten artikel 745bis, §1, oud BW toepassing vindt. Dit artikel bepaalt dat:

  • indien één van de echtgenoten overlijdt en deze echtgenoot afstammelingen nalaat, aan de langstlevende slechts het vruchtgebruik van de nalatenschap toekomt.
  • indien één van de echtgenoten enkel bloedverwanten in de opgaande lijn of broeders, zusters of afstammelingen van dezen achterlaat, aan de langstlevende slechts:
    • de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is, en
    • het vruchtgebruik van de overige goederen van diens eigen vermogen.

De heren X-Y vinden een dergelijk erfrecht voor de langstlevende echtgenoot te beperkt en wensen een bijkomende bescherming in te bouwen, die bovendien onherroepbaar en reservebestendig is. Zij wensen er met name uitdrukkelijk voor te zorgen dat de langstlevende onder hen altijd aanspraak maakt op de volle eigendom van de roerende goederen die voorwerp uitmaken van het kanscontract en het beding van aanwas.

De echtgenoten hebben om die reden een kanscontract en een beding van aanwas afgesloten opdat de betrokken goederen geen deel uitmaken van de nalatenschap en zodoende niet onderworpen worden aan de regels van de wettelijke devolutie en de reservataire rechten van de zoon van de heer X.

12.2. Zekerheid voor zichzelf als de langstlevende echtgenoot

De heren X-Y verkozen een kanscontract en een beding van aanwas met de nodige beschermingsmodaliteiten boven een schenking of testament, omwille van het precair karakter van deze technieken naar Belgisch recht. Hoewel de echtgenoten gehuwd zijn onder het Amerikaanse huwelijksvermogensrecht (zie hoger), vindt hier immers het Belgische recht toepassing daar zij hun gewone verblijfplaats momenteel in België hebben (artikel 48 WIPR). Door de eenzijdige ad nutum herroepbaarheid van zowel testamenten (artikel 895 oud Burgerlijk Wetboek) als van schenkingen tussen echtgenoten (artikel 1096 oud Burgerlijk Wetboek), bieden zij de langstlevende echtgenoot geen enkele zekerheid tot bescherming.

Bovendien biedt een testament noch een schenking de garantie dat deze niet zullen worden aangevochten door het kind van de heer X wegens schending van zijn reserve.

12.3. Eigen bestuur en bescherming in natura van de echtgenoten

Ook een bescherming via het huwelijkscontract biedt de echtgenoten niet de gewenste uitkomst. Zij willen elkaar immers een bescherming in natura verschaffen (het recht op goederen zelf), terwijl bijvoorbeeld een finaal verrekenbeding slechts een verbintenisrechtelijke vordering doet ontstaan tussen de echtgenoten. Ook een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) beschouwen zij als suboptimaal, nu in de interne verhouding tussen echtgenoten met betrekking tot dit TIGV de regels uit het wettelijk stelsel naar analogie van toepassing zijn (bijvoorbeeld inzake de bestuursregeling waarvoor ten aanzien van het gemeenschappelijk vermogen het principe van het concurrentieel bestuur geldt (artikel 1416 oud BW), hetgeen zij net wensen te vermijden. Bovendien aanvaardt een deel van de rechtsleer niet dat het TIGV in de externe verhouding ‘schuldeiserproof’ is, zodat in die opvatting afbreuk zou worden gedaan aan de kenmerken van een scheidingsstelsel waarvan de echtgenoten niet willen afwijken.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

13. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

14. Het afgesloten kanscontract en het afgesloten beding van aanwas zullen uitwerking krijgen bij het overlijden van één van de partijen. De aanvraag tot voorafgaande beslissing is bijgevolg ontvankelijk.

15. De onderhavige beslissing kan slechts worden ingeroepen indien bij het overlijden van één van de echtgenoten deze echtgeno(o)t(e) zijn/haar fiscale woonplaats in de vijf jaar die het overlijden voorafgaan zijn/haar fiscale woonplaats het langst in het Vlaamse Gewest hadden gevestigd.

16. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3° VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt, m.n. artt 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, 2.8.1.0.1, 2.8.4.1.1, §2 en 3.17.0.0.2 VCF:

  • Artikel 2.7.1.0.3 VCF dat luidt als volgt:

“Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd:

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.”

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

“§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van drie jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

“Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2 VCF dat luidt als volgt:

Ҥ 2. Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :
1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;
2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

- Artikel 3.17.0.0.2 VCF:

“Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :
1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;
2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”

17. De echtgenoten verklaren dat zij met betrekking tot de vermelde niet-onverdeelde roerende goederen een kanscontract hebben afgesloten en met betrekking tot het vermelde onverdeeld roerend goed een beding van aanwas.

Wanneer het om een kanscontract (ten bezwarende en bijzondere titel) gaat, dan valt dit contract onder dezelfde fiscale regeling als een beding van aanwas, waarvoor onderstaande redenering kan worden gevolgd.

18. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen in een kanscontract/beding van aanwas niet zijn onderworpen aan de erfbelasting of schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract, beperkt is via een beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

19. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

20. De afgesloten overeenkomsten zijn in casu onder bijzondere titel aangezien ze enerzijds betrekking op op de niet-onverdeelde roerende goederen en anderzijds op het onverdeelde roerend goed die allen specifiek in de overeenkomsten werden omschreven. Een effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat de overeenkomst betrekking heeft op de effectenportefeuille(s) in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat de overeenkomst onder bijzondere titel moeten zijn.

21. Zaakvervanging is mogelijk binnen dergelijke contracten. Het vervanggoed volgt dan dezelfde regels/bestemming als het goed dat het vervangt. Hetzelfde geldt voor meerwaarden.

In beide gevallen gelden volgende (bijkomende) voorwaarden:

  • er moet in de akte conventionele zaakvervanging voorzien worden;
  • als er zaakvervanging is, moet dit nog bevestigd worden op het moment van de verwerving van het nieuwe zaakvervangende goed.

Wat de effectenportefeuille(s) betreft heeft de aanvaarding van de kwalificatie als feitelijke universaliteit tot gevolg dat er van rechtswege zaakvervanging optreedt. De contracten zullen dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille(s) zoals deze zijn samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de echtgenoten, ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbeleggingen.

22. De overeenkomsten worden aanzien als kanscontracten ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

23. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van de contracten etc...

24. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van de contracten. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contracten blijkt dat bij het afsluiten van het contracten niet aan deze voorwaarde was voldaan.

25. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De partijen hebben een leeftijd van respectievelijk 62 jaar en 64 jaar en zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren.

26. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van de contracten, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

27. Uit de gegevens vermeld in de (bijlagen bij de) aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers op het ogenblik van het afsluiten van de contracten gelijkwaardig was.

28. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing, kan worden besloten dat het in casu om een kanscontract/beding van aanwas ten bezwarende titel gaat.

Enkel indien zou blijken dat de voorstelling van de feiten onjuist of onvolledig was, zal deze kwalificatie herzien worden, rekening houdende met de werkelijke feitelijke situatie.

29. Indien de kanscontracten zijn gesloten vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.

Het kanscontract/beding van aanwas maakt geen fiscaal misbruik uit indien er ook niet-fiscale motieven aan ten grondslag liggen. Herkwalificatie is mogelijk indien de belastingplichtige niet kan aantonen dat de geviseerde verrichting(en) ook niet-fiscale doelstellingen hebben, en dat deze niet-fiscale doelstellingen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

30. Het afgesloten kanscontract/beding van aanwas maakt geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF aangezien de vermelde niet-fiscale motieven (zie punt 12.2 en 12.3) die aan de contracten ten grondslag liggen voldoende opwegen tegen de fiscale motieven.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.